Oorspronkelijke tekst (Engels): NLR Sidecar, 2 juli 2022
door Wolfgang Streeck
Wolfgang Streeck is een Duitse socioloog, gespecialiseerd in economische sociologie. Hij is directeur emeritus van het Max Planck Instituut voor Sociale Wetenschappen in Keulen. Sinds ca. 2013 doet hij ook opgeld als publieksintellectueel, met een boek en een serie artikelen over de gevolgen van de kredietcrisis, de eurocrisis en het fundamentele conflict tussen kapitalisme en democratie.
In 2021, het jaar voorafgaand aan de invasie van Oekraïne, gaf Rusland het equivalent van 65,9 miljard dollar uit aan zijn strijdkrachten, wat neerkomt op 4,1 procent van zijn bbp. Duitsland, met een bevolking van iets meer dan de helft van die van Rusland, gaf 56,0 miljard dollar uit, ofwel 1,3 procent van zijn bbp. De respectieve cijfers waren 68,4 miljard dollar (2,2 procent) voor het Verenigd Koninkrijk, 56,6 miljard dollar (1,9 procent) voor Frankrijk en 32,0 miljard dollar (1,5 procent) voor Italië. Samen gaven de vier grootste EU-lidstaten meer dan drie keer zoveel uit dan Rusland. De militaire uitgaven van de Verenigde Staten, goed voor 38 procent van het wereldtotaal, overtroffen de Russische uitgaven met een factor twaalf, en samen met de vier grote Europese NAVO-landen met een factor vijftien.
Cijfers over militaire uitgaven zijn minder betrouwbaar dan die over bijvoorbeeld gemiddelde temperaturen. Maar als de gegevens van het meest gerenommeerde onderzoeksinstituut op dit gebied ook maar voor de helft kloppen, rijst bij de Russische invasie de vraag waarom een duidelijk inferieure mogendheid de confrontatie met een veel sterker blok heeft gewaagd. Dat Rusland aanviel vanuit een positie van zwakte blijkt ook uit het feit dat zijn invasiemacht van naar schatting 190.000 man in februari 2022 volgens militaire deskundigen veel te klein was; men lijkt het erover eens te zijn dat die minstens twee keer zo groot had moeten zijn om het veronderstelde doel te verwezenlijken, de verovering van Oekraïne – een land met veertig miljoen inwoners en een landoppervlakte die bijna twee keer zo groot is als die van Duitsland. En hoewel het defensiebudget van Oekraïne in 2021 nog geen zes miljard dollar bedroeg (ofwel 3,2 procent van het bbp van een van de armste landen van Europa), onderging het een indrukwekkende stijging van 142 procent sinds 2012, veruit het hoogste groeipercentage onder de veertig landen die de wereld leiden qua militaire uitgaven. Het is niet echt een geheim dat de stijging vooral te danken is aan omvangrijke Amerikaanse militaire hulp, gericht op de ʻinteroperabiliteitʼ van het Oekraïense en Amerikaanse leger. (Volgens NAVO-bronnen is deze interoperabiliteit in 2020 bereikt.) Hierdoor werd Oekraïne de facto, zij het niet officieel, lid van de NAVO.
Ongeacht het feit dat de Russische invasie plaatsvond vanuit een positie van dramatische militaire inferioriteit (hoewel de VS en de NAVO voortdurend openbare verzekeringen gaven, die tot op de dag van vandaag bijna elke week zijn vernieuwd, dat zij nooit troepen zouden sturen om de Oekraïners op het slagveld te helpen), stond Duitsland vanaf de eerste dag van de oorlog onder aanhoudende politieke en morele druk van de VS om zijn militaire uitgaven te verhogen, teneinde eindelijk te voldoen aan de aloude doelstelling van de NAVO dat de lidstaten twee procent van hun bbp moeten besteden aan wat ʻdefensieʼ wordt genoemd. Al eind jaren negentig hadden de Verenigde Staten er bij de Europese NAVO-lidstaten op aangedrongen meer uit te geven aan hun strijdkrachten, zoals de VS toen ook zelf begonnen te doen. Op de NAVO-top van 2002 in Praag werd de doelstelling van twee procent van het bbp voor defensie-uitgaven voor het eerst besproken, tegen de achtergrond van 9/11, de ontluikende ʻWar on Terror,ʼ de op handen zijnde invasie van Irak, de uitbreiding van het NAVO-mandaat tot operaties buiten het kerngebied, en het besluit om het NAVO-lidmaatschap uit te breiden tot Oost-Europa, te beginnen met de ʻVisegrádʼ-staten Polen, Hongarije en Tsjechië. Dat besluit maakte een einde aan eerdere gesprekken over een ʻgemeenschappelijk Europees huisʼ (Gorbatsjov) of een ʻPartnerschap voor de vredeʼ (Bill Clinton), waaraan ook Rusland deelnam, en betekende een terugkeer naar de grens uit de Koude Oorlog tussen West- en Oost-Europa, inmiddels feitelijk gereduceerd tot alleen Rusland.
De doelstelling van twee procent werd formeel aangenomen op de NAVO-top van 2006 in Riga. In 2008 slaagden Merkel en Sarkozy er op het laatste moment in een formele uitnodiging aan Oekraïne en Georgië om toe te treden tot de NAVO – de voorgestelde derde en laatste stap van de NAVO-uitbreiding in Oost-Europa – te blokkeren. In 2014 werd, na de Maidan-revolutie in Oekraïne en de daaropvolgende annexatie van de Krim door Rusland, het streven naar de doelstelling van twee procent hernieuwd. Hoewel het formeel voor alle NAVO-leden in dezelfde mate gold, was dit streven vooral gericht op Duitsland, het enige land waar een relatieve verhoging van de militaire uitgaven vanwege zijn omvang een aanzienlijke absolute toename van de militaire kracht van de NAVO zou opleveren. Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk gaven al enige tijd twee procent of daaromtrent uit aan defensie: het Verenigd Koninkrijk 2,49 procent en Frankrijk 2,10 procent in 2002, 2,48 procent en 1,90 procent in 2008, en 2,17 procent en 1,86 procent in 2014. Ter vergelijking: Duitsland gaf slechts 1,33 procent uit in 2002, 1,21 procent in 2008, en 1,15 procent van 2014 tot 2018, waarna een bescheiden stijging begon tot 1,34 procent in 2021.
Er schijnen verschillende redenen te zijn geweest waarom de vier opeenvolgende regeringen Merkel, van 2005 tot 2021, zich niet konden of wilden houden aan de tweeprocentsnorm. Vaak worden de al te formalistische aanbestedingsbureaucratie en het vermeende diepgewortelde pacifisme van het Duitse electoraat als gevolg van de nederlagen in twee wereldoorlogen genoemd. Sinds het begin van de oorlog in Oekraïne wordt ook beweerd dat Merkel de beloften van Poetin geloofde om te respecteren wat het Westen beschouwt als het internationaal recht – dat, terwijl het de VS en hun ʻcoalitie van bereidwilligen,ʼ inclusief Oekraïne, toestond om Irak binnen te vallen, vermoedelijk Rusland verbood om Oekraïne binnen te vallen. Of Poetin ooit dergelijke beloften heeft gedaan, moet worden overgelaten aan toekomstig historisch onderzoek; gezien zijn sinds 2002 onvermoeibaar herhaalde publieke waarschuwingen tegen de toetreding van Oekraïne en Georgië tot de NAVO, lijkt dit twijfelachtig.
Drie andere factoren zijn misschien belangrijker: dat Duitsland geen kernwapens heeft, die in het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk een groot deel van de militaire uitgaven opslorpen, zodat de Duitse conventionele strijdkrachten, ondanks een lager algeheel defensiebudget, ongeveer gelijk zouden kunnen zijn aan die van Groot-Brittannië en Frankrijk; dat alle Duitse strijdkrachten, in tegenstelling tot die van andere landen, zonder uitzondering in de NAVO zijn geïntegreerd, wat betekent dat elke verhoging van de defensie-uitgaven vooral de VS ten goede zou komen; en dat het naoorlogse Duitsland, in samenhang hiermee, geen militaire doctrine heeft, zelfs geen generale staf om uit te zoeken waarvoor het zijn leger überhaupt nodig heeft. Toen Duitsland na de invasie van Oekraïne op zoek ging naar een verklaring voor de vermeende verwaarlozing van de Bundeswehr in de afgelopen twee decennia, bleek uit een journalistiek onderzoek in de Süddeutsche Zeitung dat het aankoopbeleid lange tijd had geschipperd tussen territoriale verdediging in Duitsland en Europa (Landes- und Bündnisverteidigung) en missies buiten het kerngebied, zoals in Afghanistan en Mali, uit beleefdheid jegens de VS en Frankrijk, waarvoor heel ander materieel nodig was en die duurder bleken dan verwacht.
Niettemin onderschreef de doorsnee Duitse en internationale publieke opinie maar al te graag de bewering dat Rusland Oekraïne niet zou zijn binnengevallen als Duitsland zijn NAVO-verplichtingen zou zijn nagekomen. Daaruit volgde dat Duitsland dringend tot inkeer moest komen, ook om te voorkomen dat Rusland nog andere Europese landen zou aanvallen: niet alleen Polen en de Baltische staten, maar ook Finland en Zweden. (Het feit dat Rusland niet eens Kiev kon veroveren, een paar kilometer van de Russische grens, kwam in het mainstream-‘discours’ nooit ter sprake. Evenmin werd overwogen dat als ‘Poetin’ inderdaad gek genoeg was om te proberen Finland te veroveren, hij misschien ook gek genoeg zou zijn om kernwapens te gebruiken).
Deze lijn, afkomstig van de media en de NAVO, werd niet alleen overgenomen door de oppositie in de Bondsdag (Merkels CDU/CSU), maar ook door elementen binnen de regeringscoalitie. De ‘defensie-expert’ van de liberale FDP is een parlementslid uit Düsseldorf, de vestigingsplaats van Rheinmetall, de op één na grootste Duitse wapenproducent na Airbus. En de Groenen doen hard hun best om zich te ontdoen van het peacenik-imago uit hun beginjaren. Drie dagen na de Russische invasie, op 27 februari, riep Scholz een speciale Bondsdag-zitting bijeen waarin hij namens Duitsland schuld bekende voor het verwaarlozen van de verplichtingen jegens de NAVO en het Westen. De invasie is volgens Scholz een Zeitenwende – een historisch keerpunt – waarna niets meer hetzelfde zal zijn. Dit vereist dat Duitsland zijn leger opwaardeert in overeenstemming met de verwachtingen van zijn bondgenoten, vooral door eindelijk zijn belofte na te komen om zijn defensie-uitgaven te verhogen naar twee procent van het bbp, en nóg meer als de Duitse economie weer begint te groeien.
Daartoe kondigde Scholz een buitengewone begrotingsmanoeuvre aan: de oprichting van een speciaal fonds, een Sondervermögen, van honderd miljard euro, uitsluitend bestemd voor militaire uitgaven, volledig met schulden gefinancierd en – een Duitse specialiteit – in de grondwet opgenomen. Tijdens de jaren van de pandemie had Duitsland een (althans voor Duitse begrippen) ongekende staatsschuld opgebouwd, die hoger was dan de in 2011 ingestelde grondwettelijke ‘schuldrem’ toestaat. Om de schuldrem te omzeilen werd het speciale fonds buiten de reguliere begroting om opgericht via een grondwetswijziging, waarvoor een supermeerderheid vereist was, alleen mogelijk met instemming van de oppositie. (De Duitse grondwet wordt elk jaar langer en langer dankzij dit soort amendementen). Om de CDU/CSU aan boord te krijgen, moest Scholz de Groenen ompraten over de eis van hun leden om het begrip ‘defensie’ zó te definiëren dat ook vredesmissies en ontwikkelingshulp hieronder zouden vallen. Aangezien de leiders van de Groenen al waren veranderd in fervente aanhangers van militaire macht als instrument ter bevordering van de algemene menselijke bloei, duurde dit niet lang. Moeilijker was het om de CDU/CSU binnen te halen, omdat deze partij erop stond dat het extra geld uitsluitend zou worden besteed aan militaire hardware, in plaats van aan modieuze producten zoals cyberbeveiligingsinfrastructuur.
Het is niet helemaal duidelijk hoe het speciale fonds zich zal verhouden tot de reguliere defensiebegroting, met name de tweeprocents-doelstelling. Het plan lijkt te zijn dat het fonds over meerdere jaren wordt uitgegeven, waarbij de reguliere uitgaven elk jaar worden aangevuld tot een totaal van twee procent, terwijl de reguliere uitgaven zelf geleidelijk worden verhoogd, zodat wanneer het speciale fonds is uitgeput, de twee procent voorgoed zal zijn bereikt. In zijn toespraak van 27 februari ging Scholz zo ver dat hij beloofde dat Duitsland ʻjaarlijks zelfs meer dan twee procent van zijn bbp in defensie zou investerenʼ – een overdrijving die vervolgens uit regeringsdocumenten verdween. Ondertussen werd besloten dat ongeveer veertig miljard euro naar de luchtmacht zou gaan, negentien miljard naar de marine en zeventien miljard naar het leger; 21 miljard zou worden besteed aan wat wordt genoemd ‘commandocapaciteit en digitalisering,’ van satellieten tot digitale radio’s voor de troepen.
Het uitgeven van honderd miljard euro is verre van eenvoudig. Het bedrag komt overeen met ongeveer de helft van het bedrag dat Italië zal ontvangen in het kader van het coronaherstelfonds van de EU, en zal officieel over een periode van zeven jaar worden uitgegeven. Het eerste item op de boodschappenlijst bestaat uit vijfendertig Lockheed Martin F-35 stealth jachtbommenwerpers, een speciale wens van de Groene minister van Buitenlandse Zaken, die de SPD tijdens de coalitiebesprekingen dwong de aankoop ervan tot topprioriteit van de nieuwe regering te maken. De F-35 is door de Amerikaanse luchtmacht gemachtigd om Amerikaanse kernbommen te vervoeren in het kader van de zogenaamde ‘nucleaire participatie’-regeling tussen de VS en Duitsland, iets wat het Duitse leger na aan het hart ligt, ook al is de selectie van doelen natuurlijk strikt voorbehouden aan de VS. Het vliegtuig, dat de Tornado-jachtbommenwerper moet vervangen, is het belangrijkste gevechtsvliegtuig van de VS, die er in april 2022 wereldwijd 790 in bedrijf hadden en van plan zijn hun vloot uit te breiden tot 2.456 in 2040. Eén toestel zou honderd miljoen euro kosten, maar deze prijs zal zeker stijgen, tot misschien wel 150 miljoen, tegen de tijd dat ze over drie of vier jaar worden geleverd. Er schijnt besloten te zijn dat de Luftwaffe daarnaast ongeveer zestig Chinook CH47 transporthelikopters krijgt, die op zijn vroegst over vier tot vijf jaar beschikbaar zullen zijn, voor een bedrag van ongeveer vijf miljard euro. Ook 140 bewapende Israëlische Heron TP drones staan op het boodschappenlijstje.
De komende jaren zullen de wapenindustrieën van Europa en de VS in een ongebreidelde worsteling verwikkeld raken, omdat ze graag willen profiteren van de Duitse geldsmijterij. Frankrijk zal het speciale fonds beschouwen als een nieuwe kans voor een door Frankrijk geleid industrieel beleid voor de Europese ‘defensie’-industrie, waarbij Franse en Duitse producenten worden samengevoegd tot mondiale spelers die sterk genoeg zijn om met hun Amerikaanse tegenhangers te concurreren – wederom tevergeefs natuurlijk. Om de Fransen tevreden te houden, zal Duitsland een deel van het geld besteden aan de nieuwe ECR (Electronic Combat Role)-versie van de Eurofighter, en waarschijnlijk een nog groter deel aan het FCAS (Future Combat Air System), een Frans sciencefictionproject dat satellieten, drones en jachtbommenwerpers combineert. Niets van dit alles zal van nut zijn in de oorlog in Oekraïne, die op de een of andere manier beëindigd zal zijn tegen de tijd dat het nieuwe materieel operationeel wordt. Dit is echter niet gezegd tegen het Duitse publiek, dat er als vanzelfsprekend van uitgaat dat de honderd miljard zal helpen een einde te maken aan het lijden van het Oekraïense volk onder de wreedheden van het Russische leger. In feite krijg je soms de indruk dat het fonds fungeert als een rookgordijn waarachter de Duitse regering een merkwaardige terughoudendheid verbergt met betrekking tot de levering van zware wapens aan Oekraïne, ondanks de hevige druk van de Oekraïense ambassadeur – die in Duitsland een morele autoriteit is geworden door zijn gastland bijna dagelijks op Twitter te beschuldigen van een gebrek aan moraal en ʻEuropese waardenʼ – evenals de Duitse en internationale media en natuurlijk de CDU/CSU-oppositie.
De levering van wapens aan Oekraïne is echter veel meer dan een louter technische aangelegenheid en heeft belangrijke strategische implicaties. Een daarvan heeft betrekking op de vraag hoe en wanneer een derde land een combatant wordt: een bondgenoot van de ene partij die op grond van het internationaal recht door de andere partij als vijand mag worden aangevallen. Blijkbaar is er een drempel, die niet gemakkelijk te bepalen is, waar steun van buiten het slagveld overgaat in deelname op het slagveld. Degenen die verantwoordelijk zijn voor het produceren van Duitse publieke instemming doen alsof er geen dergelijke grens is, en impliceren dat Duitsland Oekraïne alles mag geven wat het eist zonder een legaal Russisch doelwit te worden. (Natuurlijk geeft wat ʻPoetinʼ wordt genoemd volgens dezelfde bronnen geen moer om het internationaal recht). Dat dit misschien niet zo is, is wellicht een van de redenen waarom de regering-Scholz trager dan andere regeringen was in het toezeggen van zware wapens aan Oekraïne en, toen ze eenmaal toegezegd waren, in het daadwerkelijk leveren ervan. Van alle betrokken NAVO-machten ligt Duitsland immers het dichtst bij het oorlogstoneel en bij Rusland zelf. Het land heeft ook geen nucleaire verdediging, en het transport van tanks en zware artillerie naar Oekraïne over land kan door ʻPoetinʼ makkelijk worden onderschept voordat het zijn bestemming bereikt.
Terwijl de Duitse volkenrechtelijke gemeenschap zwijgt over dit onderwerp, dat volledig wordt gemeden door mainstream-journalisten, kon de FAZ het op 18 mei in een moment van waarheid niet laten een ingezonden brief te publiceren van een van Duitslands meest vooraanstaande volkenrechtelijke experts, Jochen Abraham Frowein. Frowein, een oer-conservatief, merkte laconiek op dat Duitsland door het leveren van wapens aan Oekraïne mogelijk ‘partij wordt in een gewapend conflict,’ ongeacht of Rusland artikel 2 van het VN-Handvest heeft geschonden, dat aanvalsoorlogen verbiedt. Volgens Frowein hield dit in dat ‘Duitse strijdkrachten, inclusief hun posities op Duits grondgebied, door Rusland zouden kunnen worden aangevallen.’ Verwijzend naar wat de anti-Scholz-fronde beschouwt als een moreel delinquente onwil om een aangevallen land te hulp te komen, concludeerde Frowein dat ‘de voorzichtigheid van de federale regering over haar status als partij’ – d.w.z. als partij in de oorlog – ‘volkomen gerechtvaardigd’ is.
De Oekraïense eisen op het gebied van militaire hardware zijn verre van bescheiden. Een adviseur van president Zelensky liet half juni weten dat het land, om de oorlog te ‘winnen,’ minstens duizend 155-millimeter houwitsers, driehonderd meervoudige raketwerpers, vijfhonderd tanks, tweeduizend pantservoertuigen en duizend drones nodig had. Vergelijk dit eens met de zeven houwitsers die Duitsland in samenwerking met Nederland leverde en de vier raketwerpers die Duitsland twee weken later aan Oekraïne leverde. De VS, die militaire bases hebben in 85 van de tweehonderd landen in de wereld (tegen acht Russische bases in landen die aan Rusland grenzen en één basis in Syrië), zouden Oekraïne natuurlijk geheel zelfstandig kunnen voorzien van de enorme hoeveelheden materiaal waar het om heeft gevraagd, nu zij de groei van de Oekraïense militaire uitgaven sinds 2014 al hebben gesteund. (Onlangs heeft de regering-Biden het Congres zover gekregen om nog eens veertig miljard dollar te reserveren voor militaire hulp aan Oekraïne). Dat er niettemin pogingen worden ondernomen om andere landen binnen en buiten de NAVO – ongeveer veertig in totaal, waaronder zelfs zeer kleine – ertoe te bewegen ook bij te dragen, lijkt vooral politieke doelen te dienen, met name het demonstreren van de eenheid van een herrezen ‘Westen’ onder Amerikaans leiderschap. Zoals bij de moord op Julius Caesar, toen elke samenzweerder zijn mes in het slachtoffer moest steken (‘Et tu, Brute?’), zal dit dienen om de verantwoordelijkheid te verdelen, zodat niemand later betrokkenheid kan ontkennen en, als het zover komt, veilig kan blijven voor Russische tegenaanvallen. Grootschalige wapenleveranties, waardoor een land een quasi-combatant wordt, zouden tevens kunnen verijdelen dat dat land later gaat bemiddelen tussen de strijdende partijen. Vanuit Amerikaans perspectief zou dit vooral welkom zijn ten aanzien van Duitsland en Frankrijk.
Een ander strategisch aspect van de bewapening van Oekraïne betreft de Oekraïense oorlogsdoelen en de mate waarin Oekraïneʼs bondgenoten daar iets over te zeggen hebben. Hoe meer wapens Oekraïne krijgt, des te ambitieuzer de politieke doelstellingen van het land kunnen worden. Onder invloed van extreem rechts binnen de Oekraïense nationalistische beweging, die net als de Oekraïense ambassadeur in Duitsland de antisemitische terrorist Stepan Bandera als een nationale held beschouwt, heeft de huidige Oekraïense regering zich afgekeerd van zowel de Minsk-protocollen van 2014 en 2015 als van de regeling die werd beoogd in het kader van het zogenaamde ʻNormandy Formatʼ – een in 2014 opgerichte groepering om het Donbas-conflict op te lossen, waarbij Oekraïne, Rusland, Duitsland en Frankrijk betrokken waren. (De VS bleven buiten beide processen.) De voorwaarden van de Normandische regeling omvatten Oekraïense neutraliteit, regionale autonomie voor de Russischtalige provincies van Oekraïne – met name de Donbas – en toekomstige onderhandelingen over de status van het Krim-schiereiland.
Tot de verklaarde oorlogsdoelstellingen van Oekraïne behoren momenteel het terugdrijven van alle Russische troepen naar Rusland, de onvoorwaardelijke teruggave van de Krim aan Oekraïne, het terugbrengen van de afgescheiden provincies onder het centrale gezag van Kiev, en het Oekraïense lidmaatschap, zo niet van de NAVO, dan toch van de EU. De NAVO en de EU hebben publiekelijk toegezegd het aan de Oekraïners over te zullen laten om te beslissen waarnaar zij streven, wanneer zij willen onderhandelen en wat zij overeenkomen. Tot vreugde van de Oekraïense regering hebben ook de VS en andere westerse landen, waaronder het Verenigd Koninkrijk, aangegeven dat voor hen het doel van de oorlog een ʻoverwinningʼ op Rusland is die het leger en de economie van dat land ʻbeslissend verzwakt,ʼ terwijl Poetin voor een internationaal strafhof moet worden gebracht. (Scholz zegt hierover dat Rusland de oorlog niet mag winnen en dat Oekraïne niet mag verliezen, in plaats van dat Oekraïne moet winnen en Rusland moet verliezen). Het is tegen deze achtergrond dat de toegang van Oekraïne tot geavanceerde militaire apparatuur van belang is, omdat dit van invloed is op de vraag of Oekraïne, dat in zijn eentje vecht, zonder Amerikaanse en NAVO-troepen aan zijn zijde, in staat zou zijn een oorlog te doorstaan die mogelijk verscheidene jaren zou kunnen duren, met een kans, hoe gering ook, om die op de een of andere manier te ʻwinnen.ʼ Daartoe zou de Oekraïense regering haar burgers moeten vragen enorme verliezen aan mensenlevens en welvaart te accepteren ten bate van maximalistische nationale doelstellingen, in een conflict dat neerkomt op een proxy-oorlog namens het ʻWesten,ʼ gericht op de uitschakeling van Rusland als onafhankelijke economische en politieke macht.
Door te bepalen welke en hoeveel wapens zij aan Oekraïne leveren, hopen de bondgenoten kennelijk de doelstellingen, de duur en de uitkomst van de oorlog te kunnen beïnvloeden, door de krachtsverhoudingen op het slagveld aan te passen aan de uitkomst die zij het meest wenselijk achten. Voor de VS garandeert het bewapenen van Oekraïne dat de stemming in Oekraïne niet omslaat naar ʻdefaitistischeʼ steun voor een Minsk-achtige regeling. Maar deze strategie is wellicht niet in het belang van Duitsland of Frankrijk, niet in het minst omdat het risico dat Rusland aan de noodrem trekt en zijn nucleaire capaciteit gebruikt, in de loop der tijd zou kunnen toenemen. Voor Europa zou de nuclearisering van de Oekraïense oorlog een catastrofe zijn, terwijl de VS er niet of nauwelijks last van zouden hebben. Met name Duitsland is minder geïnteresseerd dan de VS in een lange oorlog die wordt uitgevochten met gratis geleverd westers materieel. Voor Scholz kunnen trage wapenleveranties neerkomen op een poging, zij het een zwakke, om de Oekraïense regering ertoe te bewegen een regeling te overwegen zonder dat Poetin hoeft te worden uitgeleverd aan Den Haag, mits een Normandië-achtige deal nog mogelijk is. (Pogingen om de Oekraïense oorlogsdoelen te beïnvloeden door een land dat door nucleaire fall-out wordt bedreigd, zouden tot uiting kunnen worden gebracht in een slogan als ʻGeen vernietiging zonder vertegenwoordigingʼ). De situatie is wellicht vergelijkbaar in Frankrijk en Italië, terwijl het Verenigd Koninkrijk, dat verder van het oorlogstoneel verwijderd is, zoals altijd de gelederen heeft gesloten met de VS.
Hoe zit het nu met de Zeitenwende? Hoe omvangrijk het ook lijkt, het speciale Duitse fonds van honderd miljard euro weerspiegelt slechts een langdurige trend in de wereldpolitiek na het einde van het ʻvredesdividendʼ van 1990 en de Nieuwe Wereldorde van de oudere Bush. De mondiale militaire uitgaven, gerekend in dollars van 2020, begonnen in 1989 te dalen en bereikten tien jaar later een dieptepunt op een niveau dat tweederde bedroeg van dat van 1988. Vanaf dat moment – de echte Zeitenwende – zijn ze gestaag gestegen, om in 2007 terug te keren op het niveau van 1988; ze bleven stijgen tot 2010 en nog verder na 2015, tot een recordniveau in 2020-ʼ21: een derde boven dat van 1988, het laatste jaar van de Koude Oorlog.
De drijvende krachten hierachter waren de VS en China. Tussen 1990 en 2001 waren de militaire uitgaven van de VS met een kwart gedaald; in 2002 begonnen ze snel te stijgen, met bijna twee derde in de negen jaar tot 2010. In 2016 waren de Amerikaanse militaire uitgaven weer gedaald naar het niveau van 2004, om van 2017 tot 2021 weer met 11,3 procent te stijgen. Tegelijkertijd ontmantelden de VS stap voor stap de Amerikaans-Russische wapenbeheersingsarchitectuur. In 2002 hebben zij zich formeel teruggetrokken uit het ABM (Anti-Ballistic Missile)-verdrag uit 1972, dat de anti-ballistische raketafweersystemen beperkte; in 2009 hebben zij het verdrag inzake de beperking van strategische wapens (START I) laten verstrijken; in 2000 hebben zij door hun terugtrekking uit het ABM-verdrag de bekrachtiging van het in 1993 overeengekomen START II-verdrag verhinderd; later weigerden zij te onderhandelen over een START III-verdrag inzake de beperking van kernkoppen; en in 2019 trokken zij zich, opnieuw eenzijdig, terug uit het Intermediate-Range Nuclear Forces (INF)-verdrag, zodat ze konden beginnen met het plaatsen van raketafweersystemen in Europese landen als Roemenië, Polen en Tsjechië. Terwijl dit zogenaamd was om Europa te beschermen tegen Iraanse kernraketten, annuleerden de VS in 2018 ook de nucleaire non-proliferatieovereenkomst die in 2015 met Iran was gesloten en waarover samen met de grote Europese mogendheden was onderhandeld.
Terwijl het Amerikaanse vertrek uit ABM, START en INF vooral Rusland aanging, was en wordt China steeds meer de tweede belangrijke speler in de wereldwijde opbouw van vernietigingsmiddelen na het einde van het einde van de geschiedenis. Tot eind jaren negentig waren de Chinese militaire uitgaven bijna verwaarloosbaar, niet meer dan acht procent van het Amerikaanse equivalent. Daarna namen ze toe en groeiden ze van jaar tot jaar sneller – zelfs nog sneller dan de snel groeiende uitgaven van de VS. In 2005 waren ze gestegen tot tien procent, vijf jaar later tot vijftien procent; in 2015 bedroegen ze zelfs 29 procent, en in 2021 35 procent. Ter vergelijking: de Russische militaire uitgaven lijken te verwaarlozen. In 1998, een jaar voordat Amerikaʼs favoriet, Jeltsin, Vladimir Poetin een land in totale wanorde overhandigde, was het Russische militaire budget gedaald tot 3,1 procent van dat van de VS. Ondanks enorme inspanningen na 2004, toen te voorzien was dat Poetins oorspronkelijke Europese project ʻvan Lissabon tot Vladivostokʼ zou mislukken, steeg de relatieve omvang van de Russische militaire uitgaven tot niet meer dan 10,7 procent in 2016, om in 2021 weer te dalen naar 8,2 procent. Verwijzend naar de Griekse historicus Thucydides en zijn analyse van het ontstaan van de Peloponnesische Oorlog (431-404 voor Christus), hebben westerse militaire strategen het over een Thucydidesiaans moment als een dominante macht zich gedwongen voelt oorlog te voeren tegen een opkomende macht om te voorkomen dat deze een drempel overschrijdt waarboven zij niet meer veilig kan worden verslagen. Zoʼn moment lijkt voor de VS en China om de hoek te liggen, zoals dat in 2021 misschien het geval was voor Rusland, toen het de bewapening van Oekraïne door de Verenigde Staten gadesloeg. (Merk op dat Athene op de harde manier moest leren dat het het magische moment had gemist en Sparta te laat aanviel).
Hoe vreselijk hij ook is voor het Oekraïense volk, de oorlog in Oekraïne is niet meer dan een bijzaak in een veel groter verhaal: dat van een naderende oorlog tussen een aftakelende en een opkomende wereldmacht. Een functie die de Oekraïense oorlog in dit verband vervult, is de consolidatie van de greep van de VS op hun Europese bondgenoten, die nodig zijn als ruggensteun voor de Amerikaanse ‘draai naar Azië’ (Obama) – naar wat vroeger de Zuid-Chinese Zee was en nu door de loyale westerse mediacratie de Indo-Pacific wordt genoemd. De taak voor Europa in dit verband is te voorkomen dat Rusland profiteert van het feit dat de VS hun gewapende aandacht op andere delen van de wereld richten – en, indien nodig, zich bij de VS aan te sluiten op hun Aziatische expeditie (iets waarop het Verenigd Koninkrijk zich momenteel actief voorbereidt). Er is geen garantie dat er onderweg geen nucleaire explosies zullen plaatsvinden, niet in de laatste plaats in West-Europa. Voor de landen daar zal de steeds dringender vraag zijn of zij méér willen zijn dan een Amerikaans hulpje dat Rusland moet controleren en moet helpen in de komende strijd met China – een vraag die Scholz, Macron en anderen moeten beantwoorden voordat het te laat is.
Vertaling: Menno Grootveld