Oorspronkelijke tekst (Engels): International Journal of Socialist Renewal, 12 maart 2020
door Mike Davis
Mike Davis is de auteur van het boek The Monster at Our Door uit 2005, dat in Nederland als Vogelgriep – Achtergronden van de dreigende pandemie is verschenen bij Mets & Schilt. In dit artikel gaat hij vooral in op de situatie in de VS.
COVID-19 is eindelijk het monster dat bij ons voor de deur staat. Onderzoekers werken dag en nacht om het virus karakteriseren, maar ze worden geconfronteerd met drie grote problemen.
In de eerste plaats heeft het aanhoudende tekort aan testkits alle hoop op indamming in rook doen opgaan. Bovendien kunnen er nu geen nauwkeurige inschattingen van belangrijke parameters worden gemaakt, zoals de reproductiesnelheid van het virus, de omvang van de geïnfecteerde populatie en het aantal goedaardige besmettingen. Het resultaat is een chaos van getallen.
In andere landen zijn echter betrouwbaardere gegevens voorhanden over de impact van het virus op bepaalde bevolkingsgroepen. En die zijn heel verontrustend. Italië en Groot-Brittannië melden bijvoorbeeld een sterftecijfer dat relatief veel hoger is onder 65-plussers. De ʻcoronagriepʼ die Trump aanvankelijk bagatelliseerde, is een ongekend gevaar voor oudere bevolkingsgroepen, met een dodental dat mogelijk in de miljoenen zal lopen.
In de tweede plaats muteert dit virus, net als het jaarlijkse griepvirus, op zijn reis door populaties met een verschillende leeftijdssamenstelling en verworven immuniteit. De variëteit waar de Amerikanen mee te maken hebben verschilt waarschijnlijk al enigszins van die van de oorspronkelijke uitbraak in Wuhan. Verdere mutaties kunnen onbetekenend zijn, maar kunnen ook tot veranderingen leiden in de distributie van ernstige ziekteverschijnselen, zoals longontstekingen met dodelijk afloop, die veel vaker voorkomen bij ouderen dan bij babyʼs en kleine kinderen.
In de derde plaats kan, zelfs als het virus stabiel blijft en het weinig muteert, het effect ervan op leeftijdsgroepen onder de 65 jaar radicaal anders zijn in arme landen en in een context van grote armoede. Denk aan de wereldwijde ervaringen met de Spaanse griep van 1918-ʼ19, die naar schatting 1 tot 2 procent van de mensheid heeft gedood. In tegenstelling tot het coronavirus was die griep het dodelijkst voor jongvolwassenen, en dit wordt vaak verklaard uit hun relatief sterkere immuunsysteem, dat overreageerde op de besmetting door dodelijke ʻcytokine-stormenʼ tegen de longcellen te ontketenen. Het oorspronkelijke H1N1-virus nestelde zich in legerkampen en loopgraven op de slagvelden van de Eerste Wereldoorlog, waar het tienduizenden jonge soldaten het leven kostte. De ineenstorting van het grote Duitse lenteoffensief van 1918, en daarmee de uitkomst van de oorlog, wordt toegeschreven aan het feit dat de geallieerden, in tegenstelling tot hun vijand, hun zieke legers konden aanvullen met nieuw aangekomen Amerikaanse troepen.
Het wordt echter zelden gememoreerd dat 60 procent van de wereldwijde sterfte niet in het Westen maar in West-India plaatsvond, waar de graanexport naar Groot-Brittannië en de meedogenloze invorderingspraktijken samenvielen met een grote droogte. De daaruit voortvloeiende voedseltekorten dreven miljoenen arme mensen naar de rand van de hongerdood. Zij werden het slachtoffer van een sinistere synergie van ondervoeding, waardoor hun immuunreactie op de besmetting werd onderdrukt, en ongebreidelde bacteriële en virale longontstekingen. In het door de Britten bezette Iran hebben enkele jaren van droogte, cholera en voedseltekorten, gevolgd door een wijdverbreide malaria-uitbraak, de dood van naar schatting een vijfde van de bevolking tot gevolg gehad.
Deze geschiedenis – en vooral de onbekende gevolgen van de interacties tussen ondervoeding en infecties – zou ons moeten waarschuwen dat COVID-19 een zeer dodelijke weg kan inslaan in de sloppenwijken van Afrika en Zuid-Azië. Het gevaar voor de armen in de wereld is tot nu toe bijna volledig genegeerd door journalisten en westerse regeringen. Het enige gepubliceerde stuk dat ik heb gezien beweert dat – omdat de stedelijke bevolking van West-Afrika de jongste ter wereld is – de pandemie daar slechts een milde impact zou moeten hebben. In het licht van de ervaringen van 1918 is dit een dwaze extrapolatie. Niemand weet wat er de komende weken in Lagos, Nairobi, Karachi of Kolkata zal gaan gebeuren. De enige zekerheid is dat rijke landen en rijke klassen zich zullen richten op het redden van zichzelf, met uitsluiting van de internationale solidariteit en medische hulp. Muren in plaats van vaccins: kan er nog een kwaadaardiger sjabloon zijn voor de toekomst?
Over een jaar kijken we misschien met bewondering terug op de successen van China bij het indammen van de pandemie, maar met afschuw naar het falen van de VS. (Ik maak de heroïsche veronderstelling dat Chinaʼs berichtgeving over de snel afnemende transmissie van het virus min of meer accuraat is). Het onvermogen van onze instellingen om de Doos van Pandora gesloten te houden is natuurlijk geen verrassing. Sinds 2000 hebben we herhaaldelijk storingen gezien in de eerstelijnsgezondheidszorg.
Zo heeft het griepseizoen van 2018 de ziekenhuizen in de hele VS overweldigd, waardoor het schokkende tekort aan ziekenhuisbedden na twintig jaar van bezuinigingen op de ziekenhuiscapaciteit (de versie die in deze sector wordt toegepast van het ʻjust-in-timeʼ voorraadbeheer) aan het licht is gekomen. De sluiting van particuliere en charitatieve ziekenhuizen, en de tekorten in de verpleging, die eveneens door de logica van de markt zijn afgedwongen, hebben de gezondheidsdiensten in armere gemeenschappen en op het platteland verwoest, waardoor de lasten zijn verlegd naar de ondergefinancierde openbare ziekenhuizen en de voorzieningen voor veteranen. De IC-faciliteiten in dergelijke instellingen zijn nu al niet in staat om het hoofd te bieden aan de seizoensgebonden infecties, dus hoe moeten ze zo meteen omgaan met de dreigende overbelasting als gevolg van al die kritieke gevallen?
We zitten in het beginstadium van een medische Katrina. Ondanks de jarenlange waarschuwingen over vogelgriep en andere pandemieën, is de voorraad elementaire noodvoorzieningen als beademingsapparatuur niet voldoende om de verwachte stortvloed aan kritieke gevallen op te vangen. Militante vakbonden van verpleegkundigen in Californië en andere staten zorgen ervoor dat we allemaal de ernstige gevaren begrijpen die zijn ontstaan door ontoereikende voorraden van essentiële beschermende middelen, zoals N95-gezichtsmaskers. Nog kwetsbaarder, omdat ze onzichtbaar zijn, zijn de honderdduizenden laagbetaalde en overwerkte hulpverleners in de thuiszorg en de verpleegtehuizen.
Deze sector, die voor 2,5 miljoen bejaarde Amerikanen zorgt – van wie de meesten afhankelijk zijn van Medicare – is al lange tijd een nationaal schandaal. Volgens de New York Times sterven ieder jaar 380.000 patiënten van verpleeginrichtingen als gevolg van de verwaarlozing van de basisvoorschriften voor infectiebestrijding. Veel tehuizen – vooral in de zuidelijke staten van de VS – vinden het goedkoper om boetes te betalen voor overtredingen van deze voorschriften dan om extra personeel in te huren en hen een goede opleiding te geven. Zoals uit het voorbeeld van Seattle* blijkt zullen nu tientallen, misschien wel honderden andere verpleeginrichtingen coronavirus-hotspots worden; hun werknemers met een minimumloon zullen er rationeel voor kiezen om hun eigen families te beschermen door thuis te blijven. In zoʼn geval zou het systeem kunnen instorten en hoeven we niet te verwachten dat de Nationale Garde de bedpannen zal legen.
De uitbraak heeft onmiddellijk de grimmige kloof tussen de klassen in de gezondheidszorg blootgelegd: mensen met een goede ziektekostenverzekering die ook thuis kunnen werken of lesgeven zijn comfortabel geïsoleerd, mits ze zo voorzichting zijn om de voorzorgsmaatregelen op te volgen. Ambtenaren en georganiseerde werknemers met een fatsoenlijke ziektekostendekking zullen moeilijke keuzes moeten maken tussen inkomen en bescherming. Ondertussen zullen miljoenen laagbetaalde werknemers in de dienstensector, werknemers in de landbouw, onverzekerde deeltijdwerkers, werklozen en daklozen voor de wolven worden gegooid. Zelfs als Washington uiteindelijk het testfiasco weet op te lossen en voor voldoende testkits kan zorgen, zullen de onverzekerden nog steeds artsen of ziekenhuizen moeten betalen voor het uitvoeren van die tests. De medische rekeningen van gezinnen zullen zo hoog oplopen dat miljoenen werknemers hun baan en hun door de werkgever betaalde ziektekostenverzekering zullen verliezen. Is er een krachtiger en urgenter pleidooi mogelijk ten gunste van Medicare for All?**
Maar universele dekking is slechts een eerste stap. Het is op zijn zachtst gezegd teleurstellend dat noch Sanders, noch Warren tijdens de primary-debatten heeft benadrukt dat Big Pharma afstand heeft gedaan van onderzoek en ontwikkeling van nieuwe antibiotica en antivirale middelen. Van de 18 grootste farmaceutische bedrijven in de VS hebben er 15 dit terrein volledig verlaten. Hartmedicijnen, verslavende kalmerende middelen en behandelingen voor mannelijke impotentie zijn winstgevende producten, niet de verdedigingsmiddelen tegen ziekenhuisinfecties, nieuwe ziekten en de traditionele moordenaars uit de tropen. Een universeel vaccin tegen griep – dat wil zeggen: een vaccin dat zich richt op de onveranderlijke delen van de oppervlakte-eiwitten van het virus – is al tientallen jaren mogelijk, maar nooit een winstgevende prioriteit geweest.
Naarmate de antibiotica-revolutie wordt teruggedrongen zullen oude ziekten weer de kop opsteken, naast nieuwe infecties, en zullen ziekenhuizen knekelhuizen worden. Zelfs Trump kan zo nu en dan op opportunistische wijze tegen de absurde kosten van de medische zorg tekeer gaan, maar we hebben een gedurfdere visie nodig die de geneesmiddelenmonopolies probeert te doorbreken en zal voorzien in de publieke productie van levensreddende geneesmiddelen. (Vroeger was dit wél het geval: tijdens de Tweede Wereldoorlog schakelde het leger Jonas Salk en andere onderzoekers in om het eerste griepvaccin te ontwikkelen). Zoals ik vijftien jaar geleden schreef in mijn boek The Monster at Our Door – The Global Threat of Avian Flu: de toegang tot levensreddende medicijnen, waaronder vaccins, antibiotica en antivirale middelen, zou een mensenrecht moeten zijn dat universeel beschikbaar is, zonder kosten. Als de markten geen impulsen kunnen bieden om dergelijke geneesmiddelen goedkoop te produceren, zullen overheden en non-profitorganisaties de verantwoordelijkheid voor de productie en distributie ervan op zich moeten nemen. Het overleven van de armen moet ten allen tijde een hogere prioriteit krijgen dan de winst van Big Pharma.
De huidige pandemie onderstreept dit betoog: de kapitalistische mondialisering lijkt nu biologisch onhoudbaar te zijn, bij ontstentenis van een echte internationale volksgezondheidsinfrastructuur. Maar zoʼn infrastructuur zal nooit bestaan, totdat de volksbewegingen de macht van Big Pharma en de gezondheidszorg met winstoogmerk doorbreken.
vertaling Menno Grootveld
* Een verzorgingstehuis in Seattle was een van de eerste plekken in de VS waar het corona-virus uitbrak; inmiddels zijn 35 personen die daar woonden of werkten aan het virus overleden
** Medicare for All is het voorstel om Medicare, het sociale verzekeringsprogramma voor ouderen en personen met een beperking, uit te breiden tot een verplichte ziektekostenverzekering voor alle Amerikanen; dit is een van de belangrijkste punten in het verkiezingsprogramma van de Democratische presidentskandidaat Bernie Sanders