Oorspronkelijke tekst (Frans): Le Monde Diplomatique, 21 april 2020
door Frédéric Lordon
Frédéric Lordon is een Frans econoom en filosoof, en onderzoeksdirecteur aan het Centre européen de sociologie et de science politique in Parijs.
Na de near death experience een full death experience?
De door het ʻwhatever it takesʼ van Mario Draghi in 20121 op het nippertje geredde euro had in werkelijkheid alleen maar een beetje tijd gewonnen om zich te kunnen herstellen en de volgende klap te kunnen opvangen. Want het is wel zeker dat die gaat komen, in de vorm van een nieuwe gigantische financiële crisis. Financiële deregulering leidt immers altijd tot crises, met dezelfde regelmaat als die van de seizoenen, vooral omdat de fundamentele problemen van de kapitaalmarkten niet zijn opgelost. Want feitelijk zijn er geen zesendertig oplossingen om de problemen van de financiële markten op te lossen, er is er slechts één: ze moeten worden afgeschaft.
Maar er waren zulke machtige belangen mee gemoeid dat er alle naïviteit van de wereld voor nodig was om te kunnen denken dat er binnen het kader van de politieke instellingen van het neoliberalisme iets serieus tegen zou kunnen worden ondernomen. Obama schijnt een ogenblik te hebben gedacht dat hij kon onderhandelen en had, naar men zegt, de moguls van de financiële wereld in deze bewoordingen op de hoogte gebracht: ʻThe only thing between you and the pitchforks is my administration.ʼ Het feit dat Wall Street zijn campagne had gefinancierd en innig verstrengeld was met de Democraten bracht hem echter snel bij zijn positieven. De affaire eindigde met de Dodd-Frank Act: niet helemaal niets, maar ook niet heel veel, zoals de gebeurtenissen die nog zouden komen inmiddels hebben aangetoond.
Ondertussen stond Sarkozy in Europa in Toulon met zijn armpjes te zwaaien en wekte The Economist de indruk bang te zijn door zich af te vragen of dit het einde van het kapitalisme was, maar godzijdank – nee. Eind 2008, begin 2009 zagen we regeringen dingen goedkeuren die afwijken van het Europese liberale dogma. Er werd aangekondigd dat alles anders zou zijn en dat niets zo zou blijven als het was. Men dacht heel hard na en zou alles doen wat nodig was. Maar medio 2009, nadat de financiële en bancaire klap van de crisis was opgevangen, waren we weer terug bij af: alle ontstane tekorten kwamen voor rekening van het lopende boekjaar, verder niet. Voortaan was het parool: herstel van de ernst, onze kinderen niet opzadelen met schulden, noodzakelijke inspanningen (lees: bezuinigingen). Er ontstond een patroon dat Hegel noch Marx had kunnen voorzien: de eerste keer als klucht, de tweede keer (waar we nu in zitten) als een enorme klucht.
Van eendenvijver naar stormachtige zee
Maar er is een klein verschil: wat ons nu te wachten staat, is van een omvang die de post-subprime-golf reduceert tot een aangenaam kabbelend beekje. Nu is het moment aangebroken om te bedenken dat de euro is verworden tot een wrak in een eendenvijver, zoals binnenkort zal blijken. Tien jaar lang hebben de Europese instellingen nergens aan toegegeven – en het heeft geen zin meer om het te hebben over een ʻonconventioneelʼ monetair beleid, over de oprichting van het Europese stabiliteitspact EMS,2 of over een Potemkin-bankenunie; die hebben namelijk niets substantieels veranderd aan de regels van het economische beleid. Ook dat zullen we binnenkort zien. Hier komt nog bij dat het humanistische alter-Europa ook alles heeft lamgelegd door uitsluitend te willen debatteren over een andere mogelijke euro. Natuurlijk democratisch, maar zonder zich af te vragen hoe die transformatie van een pompoen in een gouden koets zich zou moeten voltrekken – ongetwijfeld is het voldoende om het te willen, maar dan wel heel sterk.
Zonder een begin te maken met een analyse van de politieke voorwaarden, en voorzien van alle zegeningen van een positieve humanistische houding, zijn we verzekerd van een volledige immobilisatie van het debat. De beweging DiEM25 van Yanis Varoufakis, die in 2015 na het bloedbad in Griekenland werd opgericht, vond het niet nodig om zich af te vragen hoe zij Duitsland aan haar ʻdemocratische euroʼ kon verbinden, terwijl Duitsland er alles aan deed om zich aan iedere vorm van democratische besluitvorming te onttrekken – en het najagen van deze hersenschim was alleen maar goed voor het verspillen van nog eens tien jaar. Ondertussen produceerden de sociaaldemocratische herzieners van de Europese verdragen een serie pamfletten zonder enige zeggingskracht.3 Zij waren druk bezig aan van alles te tornen, maar niet aan de kern van de ordo-liberale regels die aanleiding hadden gegeven tot het constitutionele bezuinigingsbeleid, dat de near death experience van 2010-2012 had veroorzaakt, en dat vroeg of laat zonder enige twijfel opnieuw zou gaan doen. Alle vragen die destijds werden gesteld over de houdbaarheid van de meest fundamentele en (logischerwijs) meest onwrikbare regels, over de gevolgen van een schok die even groot zou zijn als de klap van de subprime-crisis, al die vragen bleven onbeantwoord – alles wat buiten de Europees-democratische alternatieven viel. Dit is waar de weigering om lastige problemen te benoemen toe leidt: tot het jaar 2020, met vóór ons het Antwoord (we weten overigens niet meer of we verrast moeten zijn door de korte tijd die het nodig had om te arriveren).
Dus nu krijgen we de full death. Want we zien niet in wat Europa zou kunnen redden van wat in aantocht is, omdat Europa tijdens de miniatuurversie ervan (tussen 2009 en 2015) er al bijna aan was overleden. In werkelijkheid is de bom al gebarsten en zien we dezelfde bewonderenswaardige resultaten. Er wordt gezegd dat het ʻdeze keer anders is,ʼ want het komt niet door de markten, maar door een virus. Dus door een ʻexogene schokʼ – door onverklaarbare zaken van buiten de economie, die verder perfect zelfregulerend is. Een soort pech, bij wijze van spreken. Maar natuurlijk is het virus volstrekt niet exogeen: het is het product van de kapitalistische verwoesting van het milieu en heeft zijn perfecte verspreidingskanalen gevonden in onze waanzinnig geworden mondialisering. Essentieel is echter dat de ramp pas echt catastrofaal wordt in en door de motor van de financiële markten, de fora waar oordelen over schulden worden geveld – en waar deze oordelen bij zwaar weer meestal de vorm van een cataclysme krijgen.
Een muur van schulden (en hypotheses over het einde van de lockdown)
Welnu, schulden zullen er zeker zijn, zowel private als publieke. Eerst de private – ondanks de commentaren in de media, waarvoor blijkbaar alleen de staatsschulden tellen. De ineenstorting van de economie brengt bedrijven, vooral kleine, in situaties die variëren van zeer zorgwekkend tot ronduit rampzalig. In de Verenigde Staten is de Federal Reserve begonnen met een kolossaal liquiditeitsplan om bedrijven te beschermen tegen faillissementen: de banken verstrekken leningen die de centrale bank belooft te zullen opkopen. Maar voor hoe lang? ʻTot het herstel goed op gang is gekomen,ʼ zegt Jerome Powell, voorzitter van de Fed. Dus ongeveer zolang als nodig is. Hiermee geeft hij impliciet een hypothese over de duur van de crisis. Dus: ʻeen bepaalde tijd,ʼ waarvan we niet precies weten hoelang die zal duren, maar waaraan desondanks ongetwijfeld heel snel een einde zal komen. Oftewel: er zijn nu inderdaad mensen ziek, maar als ze binnenkort genezen zijn, kunnen ze weer aan het werk en zullen we ervoor zorgen dat ze gezond zullen blijven. Er is dus sprake van een gewelddadige maar tijdelijke crisis, een ʻschone crisisʼ; de maatregelen om deze moeilijke tijd door te komen zijn uitzonderlijk maar van voorbijgaande aard. En dan zal alles weer normaal zijn.
Of niet. Want het is helemaal niet zeker dat deze epidemiologische dynamiek zo keurig verloopt als het monetaire beleid graag zou willen. Ofwel het scenario van de ʻniet zo schoneʼ beëindiging van de lockdown: gedeeltelijk, selectief (bijvoorbeeld per regio), geleidelijk, overal omkeerbaar, met nieuwe, lokale lockdowns als het virus weer ergens opvlamt, of zelfs landelijk als zich in de herfst een tweede coronagolf aandient, en het virus mogelijk gemuteerd is zodat de opgebouwde immuniteit nutteloos is, enz. De ʻslechte tijd van voorbijgaande aardʼ is dan niet meer een moment maar bijna permanent – dat van een verlengde schok in het aanbod (en de vraag), een enigszins bizarre variatie op een ʻklapʼ: een ʻpermanente klapʼ (van wisselende intensiteit). De versoepeling van de lockdown kan ʻmaanden of misschien wel een jaarʼ duren, waarschuwt een Belgische epidemioloog. Nou, nou, nou.
Als u weet dat de INSEE (het Franse CBS) twee weken lockdown inschat op een daling van 1,5 procent van het bbp, berekent u dan eens tot welk verlies een lockdown zal leiden die ʻmisschien wel een jaarʼ zal duren.
Of toch maar niet. We gaan niets berekenen. Dat is veel te eng.
De INSEE heeft zelf een berekening gemaakt van acht weken lockdown. En die is al erg genoeg: een recessie van 6% (de Banque de France zegt 8%, vergeleken met de 2,2% van 2009 is dit de ergste recessie sinds 1945) en een begrotingstekort van 12% (7,5% in 2009). En dat ondanks het feit dat deze berekening uitgaat van een ʻschone crisisʼ en er geen garantie is dat het goed zal gaan of dat, mochten de acht weken niet zo goed verlopen, de productie weer normaal zal worden. Als het einde van de lockdown niet zo ʻschoonʼ is, of nog erger, als de lockdown voor onbepaalde tijd blijft bestaan, wellicht ʻmaanden en misschien wel een jaar,ʼ dan ontstaat er uiteraard een enigszins ander beeld.
In het ʻniet zo schoneʼ scenario zal de overheid in de breedste zin van het woord de economie bij elkaar proberen te houden (gedeeltelijke werkloosheid, uitstel van verschillende betalingsverplichtingen aan de staat, ʻopen barʼ-beleid bij de centrale bank) gedurende de hele tijd dat het ʻslechte momentʼ duurt, want juist als we niet uitsluiten dat dat moment met tussenpozen minder slecht wordt, zien we dat het … een bepaalde tijd zal gaan duren. Misschien duurt het wel even voordat het echt weer goed is. En dan is een bepaalde tijd, als het bijvoorbeeld een jaar wordt, veel te lang om continu de particuliere sector te steunen.
Voorlopig beleven de financiële markten, waaraan niets obsceens vreemd is, een geweldige tijd dankzij de door de Fed opgeworpen anti-faillissementsdam. Maar de dag waarop de Fed zal aankondigen dat de deze dam tijdelijk was en zich zal terugtrekken terwijl het tij blijft stijgen, zou de stemming gevoelig kunnen omslaan. De enorme omvang van al het cashgeld dat is omgezet in kortlopende schulden zal op rekening komen van de private banken, zonder dat zij kunnen onderhandelen over de laatste fase van deze reis: de overname ervan door de centrale bank. Dan begint het opmaken van de pijnlijke rekeningen, het registreren van de non-performing loans en van onbetrouwbare debiteuren. En het tellen van de banken die zullen omvallen, tenzij laatstgenoemden al anticiperend zelf economische subjecten gaan loskoppelen van de kredietbeademingsapparatuur en we daaraan het bloedbad zullen kunnen afmeten.
De ʻonveranderlijkeʼ Europese solidariteit
We noemen de Fed, maar het zou net zo goed de ECB kunnen zijn, die het nog niet nodig vindt om formeel een garantieboodschap af te kondigen. Het is trouwens niet zeker dat we daarop zullen uitkomen vóór de middelpuntvliedende krachten uit de doos komen, in een vorm die veel gewelddadiger is dan die van 2010-2015. De Engelse taal heeft daar het begrip to skyrocket voor. Binnenkort zal dat de term zijn voor alle tekorten en staatsschulden. De Engelse flipperkast kent de term: same player shoots again. Aangezien de eurocrisis een extra bal heeft gewonnen, kunnen we ook die gebruiken.
Net zoals in 2010 nodigt alles in Europa weer uit tot chaos. Vergis je niet in de uitspraken van Angela Merkel om de ʻgouden regelʼ op te schorten, of die van de Europese Commissie om de gebruikelijke criteria (3% en 60%) voorlopig niet al te nauw te nemen. Deze goede bedoelingen zullen maar even duren, minder lang dan ʻzolang als nodig is,ʼ en zullen ongetwijfeld net zo bekrompen zijn als in 2009; dit jaar mág het vanwege alle emoties, maar daarna zal het parool weer zo snel mogelijk luiden: Disziplin! Van Villeroy de Galhau bij de Banque de France tot Lagarde bij de ECB en Le Maire in Bercy: hun oproep tot inspanningen is erop gericht om ons daar nu al op voor te bereiden. De tweede keer zal dus komen als een enorme klucht. De financiële nood van Italië, Spanje en misschien ook Frankrijk belooft weer bodemloos te worden. Met daartegenover weer de onverzettelijkheid van de Europese instellingen onder de hegemonie van het Duitse blok.
De vergadering van de Raad Economische en Financiële Zaken (Ecofin) van 9 april zou zijn afgesloten met een applaus voor de eigen deelnemers – wat duidt op een mengeling van zelfgenoegzaamheid, die eigen is aan isolement, en een warrig besef dat men niet te veel moet rekenen op applaus van derden. De redenen voor dit applaus waren flinterdun. Het is waar dat het EMS heeft gezegd bereid te zijn 500 miljard euro ter beschikking te stellen, maar er is niets losgelaten over de essentie daarvan, te weten de voorwaarden, dat wil zeggen: de vereiste ʻaanpassingenʼ voor alle begunstigden van het fonds – dezelfde die tot de instorting van Griekenland hebben geleid. Same player shoots again, zeiden we al, maar deze keer inzake een land dat 16% van het bbp van de eurozone vertegenwoordigt4 (en niet 2%, zoals Griekenland …) en een schuld van 2.400 miljard euro heeft (en niet 400 miljard5). Er dan is er nog niets gezegd over Spanje (11,8%), Frankrijk (19,2%), en andere landen …
Intussen is het politieke landschap nog altijd even gunstig. In Italië is de publieke opinie op spectaculaire wijze gedraaid: aanvankelijk het meest pro-Europees, is het land nu ten prooi gevallen aan een gevoel van verlatenheid en walging. En dat is begrijpelijk, want de Europese blindheid is schrijnend geweest. De late verontschuldigingen van de voorzitter van de Europese Commissie, en de gemaakte bevlogenheid ervan – ʻwijstaan achterjullie,ʼ terwijl het omgekeerde werd bedoeld – hadden als enig effect dat de Italianen bevestigd werden in hun idee dat ze in de steek gelaten waren. En dit werd hen opnieuw verteld door de Ecofin-vergadering, luid applaudisserend voor zichzelf – maar dan in technischere termen: 1) we zullen jullie behandelen als Griekenland, 2) als het gaat om euro-obligaties of corona-obligaties kunnen jullie de pot op. Je moet je overigens afvragen of er reden tot klagen is met dit Europa, waarin zelfs de oplossingen die bedoeld zijn als redmiddel een venijnig kantje hebben: die euro-obligaties werden gepresenteerd als een onvoorwaardelijk instrument dat zou openstaan voor iedereen die ze nodig had. Maar natuurlijk komt ʻsolidariteitʼ nooit zonder ʻtegenprestatie.ʼ De corona-obligaties zouden hier waarschijnlijk ook niet aan zijn ontsnapt.
En aangezien Europa met zijn inerte instellingen tot niets anders in staat is dan tot tragische herhalingen, zien we soortgelijke personages alweer dezelfde taferelen opvoeren. Jeroen Dijsselbloem, de beul van de Grieken bij de Eurogroep, is opgevolgd door de al even meedogenloze Wopke Hoekstra, de huidige minister van Financiën van Nederland – aan hem danken we sinds eind maart de torpedering van het project van de corona-obligaties, vergezeld van een zware aanklacht tegen Italië, dat werd beticht van een wezenlijk budgettair onvermogen om de situatie het hoofd te bieden, en dat binnenkort wel eens een bezoekje van een onderzoekscommissie tegemoet zou kunnen zien, een van die broederlijke instrumenten waarvan de EU het geheim bewaart. En we kunnen het eeuwige antwoord al zien aankomen, het antwoord dat in het afgelopen decennium bijna tot de begrafenis van de euro heeft geleid en dat deze keer opnieuw zal doen: ʻWij gaan niet voor anderen betalen.ʼ Ieder voor zich – dat is het solidaire Europa. Nederlanders, Duitsers, Luxemburgers, Finnen enz.: wij betalen niet voor anderen.
Net als in 2010: de Duitse rots
En de Duitsers zijn daar beslist minder dan ooit toe bereid. Op het gebied van de gezondheidszorg lijkt Duitsland het beter te doen dan welk land dan ook, wat Frankrijk in verlegenheid brengt: voldoende ic-capaciteit, intensief testbeleid, relatief laag aantal sterfgevallen, snelle daling van de curve – we mogen niet vergeten dat Frankrijk nog tot eind juni op zijn mondkapjes moet wachten … Het einde van de Duitse lockdown is daarom al snel in zicht – evenals de hervatting van zijn economische activiteiten. De groeiverliezen, het begrotingstekort, de private en de publieke schulden zullen lager zijn dan die van andere landen, omdat Duitsland – niet zonder reden – meent beter georganiseerd te zijn. Dit is het soort prestatie dat weinig aanleiding geeft tot geduld voor de achterblijvers en nog minder tot financiële solidariteit. Ieder voor zich.
Er zullen geen euro-obligaties komen en ook geen corona-obligaties. Er zal geen solidariteit zijn. Er zullen wél kolossale nationale staatsschulden zijn, met enige bereidheid van de ECB om ze op te kopen, teneinde de ontploffing van de spreads6 voor de meest getroffen landen te beperken, niet zonder plafond deze keer, want de huidige crisis kent geen whatever it takes, ook al is er 2.400 miljard euro op weg naar Italië en 1.290 euro naar Spanje. Het whatever lijkt dus iets te worden dat we zullen moeten herzien. Om nog maar te zwijgen van het feit dat sommige landen in de bestuursraad zullen gaan denken dat de ECB een stofzuiger mag worden voor de slechte schulden van anderen. We zullen degenen ʻhelpenʼ die geholpen moeten worden, maar dan wel financieel, dat wil zeggen via de EMS-procedures, binnen de grenzen van de middelen … en dan vooral door middel van toezicht à la Griekenland.
Laten we de dingen bij de naam noemen: landen ter grootte van Italië of Spanje zien we niet zo gauw buigen voor deze behandeling, nog minder wanneer rationele oplossingen samengaan met verbittering. Gezien de enorme omvang van wat ons te wachten staat, zijn er slechts twee mogelijkheden: 1) directe steun van de centrale bank aan de schatkist – zoals Groot-Brittannië zojuist in beginsel heeft toegestaan (een monetaire beleidsrevolutie die onopgemerkt is gebleven); 2) massale kwijtschelding van schulden door de centrale bank, ten gunste van zowel de private als de publieke sector. Oftewel twee dingen die binnen de door Duitsland gedomineerde eurozone verboden zijn.
De nog verse les van 2009 leert ons dat de crisis van het Europese wanbeleid twee vormen kan aannemen. Een politieke: de tumultueuze uittreding van een mishandeld land dat onder druk van zijn bevolking inziet dat de verdediging van zijn vitale belangen niet langer verenigbaar is met het lidmaatschap van de eurozone. En een financiële: een catastrofe op de obligatiemarkten, als beleggers de hoge staatsschulden ʻonhoudbaarʼ achten en gaan beproeven wanneer de centrale bank zal ingrijpen om het groter worden van de spreads tegen te gaan (waardoor sprake zal zijn van een self-fullfilling prophecy7), of als beleggers ontwrichting beginnen te bespeuren via een X-exit, waarbij X staat voor een land dat zijn politieke breekpunt nadert, zoals Griekenland tussen 2011 en 2015 – en daarmee is al aangeven hoe deze twee vormen perfect kunnen samengaan tot een nog ergere combinatie.
Het is dus weer dezelfde rots waarop de euro aan diggelen wordt geslagen, de rots van de Duitse onverzettelijkheid bij het omgaan met de reacties op het monetaire beleid waar het land zijn hele geschiedenis bang voor is geweest. Laten we nogmaals zeggen dat een natie niet verantwoordelijk kan worden gesteld voor haar collectieve spoken, want iedereen heeft zo zijn eigen spoken. Maar ook dat het een krankzinnig project was om een gemeenschappelijke munt te creëren met een land dat door zulke nachtmerries wordt geteisterd.
Het is niet zo dat Europa, en daarbinnen Duitsland, sinds 2009 geen enkele beweging meer heeft gemaakt. Het opschorten van het begrotingsdogma aan het begin van deze crisis toont een snelle draai van de ECB met betrekking tot massale aankoopprogrammaʼs (ook al moest Lagarde er twee keer over nadenken, na een aanvankelijke weigering) en is niet niets. Maar wat zijn de realistische op de langere termijn? Op het gebied van de overheidsfinanciën zal de budgettaire tolerantie niet lang duren en zal de aanpassingsdruk snel toenemen. Op het monetaire vlak zal de kwestie van de kwijtschelding van schulden door de ECB – dat wil zeggen: hun (zeer) grootschalige monetarisering – nog beslissender zijn. Monetiseren – kwijtschelden. Schulden. De Duitse nachtmerrie bij uitstek. Maar er is geen andere uitweg dan deze monetaire strategie.
In 2012 had Duitsland op het laatste moment het ʻwhatever it takesʼ geslikt – en liet het Griekenland het honderdvoudige betalen. Bij iedere crisis wordt de hele onder Duitse invloed staande structuur op zijn rigiditeit getest. Er is een bijna miraculeuze beweging voor nodig om die niet te laten breken. Naarmate crises heviger worden, loopt de structuur altijd vertraging op bij de aanpassing en wordt hij op een steeds gevoeliger punt getest, waardoor er een steeds spectaculairder wonder nodig zal zijn. Op een dag komt de maximale belasting. Daar zijn we nu aangeland.
Om ervoor te zorgen dat de euro deze keer niet te gronde gaat, is er, afgezien van ʻwonderen,ʼ slechts één mogelijkheid: dat ook Duitsland gedwongen zal worden akkoord te gaan met de oplossing van de kwijtschelding van schulden. Het enige dat de euro kan redden is dat Duitsland zichzelf niet langer in staat acht de gigantische schok op te vangen binnen het kader van de eigen regels. En dat ook Duitsland zich straks in een situatie zal bevinden waarin het land zal moeten schipperen tussen het handhaven van de eigen principes en het vasthouden aan zijn essentiële belangen – het beperken van de economische en sociale ontwrichting. Wat Duitsland absoluut niet kan – onderhandelen over zijn principes met anderen – kan het land misschien wel met zichzelf doen. Dan, en alleen dan, zou de euro nog een laatste, ultieme kans hebben.
In werkelijkheid is de gebeurtenis die op het punt staat plaats te vinden zo enorm dat zij ambivalent is. We zijn weer aangeland bij de contingentie van de uitkomsten: ofwel het enorme geweld van deze crisis zal alles stukmaken en de euro naar de vuilnisbak van de geschiedenis verwijzen, of het Duitse dogma zal (net op tijd) exploderen zodat de rest behouden blijft.
Ondertussen wordt Varoufakis met een schok wakker. Hij zegt dat ʻEuropa het niet verdient om te overlevenʼ en kondigt in de Italiaanse pers aan dat ʻde Europese desintegratie is begonnen.ʼ Het is duidelijk dat hij het seculiere pad volgt – en misschien heeft hij deze keer wel gelijk.
Over de revolutie
In haar Essay over de revolutie bespreekt Hannah Arendt de merkwaardige paradox dat we de meest ʻconvulsieveʼ politieke gebeurtenissen als zodanig benoemen. ʻAls zodanig,ʼ dat was in de astronomie dus het woord waarmee de onveranderlijke rotatie der planeten werd aangeduid – het is heel merkwaardig dat het woord waarmee we in eerste instantie de eeuwige terugkeer van hetzelfde aanduidden nu de grote breuken in de geschiedenis benoemt. De reden is volgens Arendt dat het woord ʻrevolutieʼ in de 17e en 18e eeuw ook de connotatie had van een onoverwinnelijke fataliteit – het onweerstaanbare werk van krachten elders, waarvan het onuitwisbare gevolg alleen maar hoefde te worden vastgelegd. De tijdsgeest van toen dacht dus aan planeten, terwijl de hedendaagse mogelijk over meer beelden beschikt, bijvoorbeeld die van tsunamiʼs, ontstaan door een schok duizenden kilometers verderop, maar waarvan de frontlijn voorbestemd is om op te rukken op een manier waar niets tegenin te brengen is – hetzelfde beeld van een noodzaak die alleen maar werkelijkheid kan worden.
Het lot te slim af zijn of het tij keren is normaal gesproken een zaak van de politiek. Maar de Europese instellingen zijn zo georganiseerd dat ze geen echte vrijheid hebben – ook al zijn er soms lokaal en tijdelijk aanpassingen mogelijk. Zonder de minste bewegingsruimte, zonder de herpositionering op pijnpunten waar de macht als het ware ʻpsychischʼ niet in staat is compromissen te sluiten, en zonder enige flexibiliteit, zijn deze instellingen gedoemd de klap slechts te ondergaan en de spanningen te moeten dragen zonder ze te kunnen opvangen, in de hoop dat ze er niet onder zullen bezwijken. Maar er zijn grenzen aan wat een rigide structuur aankan. In 2010 waren die al bijna overschreden door een klap die destijds enorm werd geacht, maar die niet te vergelijken is met wat ons nu te wachten staat.
We bevinden ons ver van het epicentrum van de beving en voorlopig is er niets concreets zichtbaar. Alles is nog abstract en dus gevoelig voor ontkenning of minimalisering. Maar de onderzeese aardbeving heeft al plaatsgevonden, ze verspreidt haar golf, en de frontlinie van de tsunami is al op weg. Ze nadert ons, en niets lijkt haar te kunnen tegenhouden. Revolutie.
Vertaling: Jael Kraut
1Met deze drie woorden – whatever it takes – heeft Mario Draghi in 2012 de eurocrisis een halt toegeroepen: door aan te geven dat de ECB alles wat nodig was uit de kast zou halen om de liquiditeit van de Europese markten te waarborgen, en de speculaties over de uittreding van Griekenland en het uiteenvallen van de eurozone tegen te gaan.
2Het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM), een soort Europees Monetair Fonds, is in 2012 opgericht als instrument voor financiële bijstand en herstructurering van de staatsschulden van de lidstaten.
3Stéphanie Hennette, Thomas Piketty, Guillaume Sacriste et Antoine Vauchez, Pour un traité de démocratisation de l’Europe, Seuil, 2017 ; Changer l’Europe, c’est possible !, Seuil, 2019.
4Alle cijfers zijn van 2018, bron Insee, Eurostat.
5En nog geen 300 miljard aan het begin van de Griekse crisis.
6Een spread is het verschil tussen de rentetarieven van de diverse staten en een referentierente; in de eurozone is dat de Duitse rente. Dit is een doorslaggevende variabele, want als er vragen rijzen over de houdbaarheid van een staatsschuld, zal er al snel sprake zijn van speculatie en worden de obligaties verkocht, waardoor de rente stijgt (en de spread groter wordt), met als gevolg dat de schuldenlast toeneemt en de financiële situatie van het betrokken land verder verergert.
7Zie vorige voetnoot