Categorieën
Politiek

Om barbarij te voorkomen heeft Rusland behoefte aan écht socialisme

Oorspronkelijke tekst (Engels): Open Democracy, 21 december 2020

fotografie: Edinburgh World Writers’ Conference

door Kirill Kobrin

Kirill Kobrin is schrijver, historicus en journalist. Hij is redacteur van het Russische intellectuele tijdschrift Neprikosnovennyi Zapas, en is de auteur van 27 boeken en talrijke publicaties in de Russische, Britse, Letse, Litouwse en Duitse pers. Hij woont in Riga.

Dit jaar heeft Rusland een grondwettelijk referendum gehouden – een vreemde en zelfs overbodige exercitie in een land dat tegen het coronavirus strijdt –, maar een gebeurtenis die een mijlpaal is in de politieke en ideologische geschiedenis van het land. Het regime van Poetin, dat de afgelopen twintig jaar zorgvuldig is opgebouwd, heeft inmiddels zijn hoogtepunt qua macht en controle bereikt. Maar nu het Poetinisme op zijn top is, is het systeem ook op een punt aangekomen waarop geen terugkeer meer mogelijk is – noch sociaal, noch economisch, noch ideologisch.

Wat zal daarna komen? Hoe ziet een post-neoliberale toekomst voor Rusland na Poetin eruit? In het eerste van een serie van drie artikelen schetst schrijver Kirill Kobrin de contouren en problemen van deze toekomst. Deze serie is noch een oefening in futurologie, noch een ʻdeskundige risicoanalyse,ʼ maar eerder een poging om te wijzen op de mogelijkheden die dit nieuwe klimaat biedt.

In 1916 publiceerde Rosa Luxemburg het Junius Pamflet (aka De Crisis van deDuitse Sociaal-Democratie), dat onder meer de volgende passage bevat: ʻFriedrich Engels heeft ooit gezegd: “De burgerlijke samenleving staat op het kruispunt van een overgang naar het socialisme of een terugval in de barbarij.ʼ Hoewel Luxemburg deze treffende uitspraak aan Friedrich Engels toeschreef, werd zij gedaan door de Duitse socialist Karl Kautsky. Al eerder dan Kautsky had Engels echter opgemerkt dat het kapitalisme, als er geen vooruitgang zou worden geboekt in de richting van het socialisme, de wereld in echte barbarij zou storten. Engels noemde grote conflicten als een van zijn voorbeelden.

Zoʼn veertig jaar later brak de universele barbarij ook daadwerkelijk uit, eerst van 1914 tot 1918, en daarna van 1939 tot 1945. Maar vóór de Eerste Wereldoorlog, tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog, en ook na de Tweede Wereldoorlog, was er eveneens sprake van een overschot aan barbaarsheid – uiteenlopend van daadwerkelijke genocide, georkestreerd door de Belgen in koloniaal Congo, tot systemische rassendiscriminatie in de Verenigde Staten en Zuid-Afrika. Je kunt redetwisten over de term ʻbarbarij,ʼ die in de tijd van Engels alles betekende wat zich tussen de oudheid en het burgerlijke tijdperk (dat wil zeggen de Middeleeuwen) had afgespeeld. Maar los van de historische context hadden Engels, Kautsky en Luxemburg in ieder geval voor een deel gelijk.

De Sovjet-Unie zelf was geen achterblijver op het gebied van barbaarsheid. Ik zal hier niet al haar misdaden opnoemen: het volstaat om de Goelag en de massadeportaties van hele etnische groepen in herinnering te brengen. Maar ook in dit geval gaat het vooral om een kwestie van terminologie, maar dan wel om één die veel ernstiger van aard is. Wat is ʻsocialismeʼ? Is het Sovjet-socialisme (of het Chinese, Noord-Koreaanse of Cambodjaanse, of de mildste soort, het Joegoslavische) het enige socialisme dat mogelijk is, of zelfs maar de belangrijkste vorm van het socialisme?

We kennen het antwoord: nee, dat is het niet. Er bestaat een Europees sociaal-democratisch model: ook al verkeert het vandaag de dag in crisis, het is nog steeds vrij effectief. De coronavirus-pandemie van 2020 heeft de veerkracht van de verzorgingsstaat aangetoond: we hoeven de situatie in sommige Scandinavische landen en vooral in Duitsland alleen maar te vergelijken met de bijna totale ramp die zich in de VS en het Verenigd Koninkrijk heeft voltrokken. Dit laatstgenoemde land heeft de pandemie, ondanks zijn chaotisch opererende rechtse regering, dankzij het socialistische systeem van gratis medische zorg dat zeventig jaar geleden werd ingevoerd toch het hoofd weten te bieden.

De slogan ʻsocialisme of barbarijʼ heeft geleid tot de opkomst van de bekende Europese linkse groepering met dezelfde naam, die van 1948 tot 1967 heeft bestaan en verbonden was met de Situationisten. De slogan had ook invloed op de zogenaamde ʻrevolutieʼ van 1968. Uiteindelijk diende hij in 2001 als de titel van een boek van de Hongaars-Britse post-marxist István Mészáros, waarin de VS werd aangewezen als het land waar de beslissende strijd voor het socialisme en tegen de barbarij zich zou afspelen. Zoals we kunnen zien, is er de afgelopen twintig jaar in Amerika niets dergelijks gebeurd, eerder het tegenovergestelde. Hieronder zal ik betogen dat dit in Rusland wél zou kunnen gebeuren.

De gebruikswaarde van het Sovjet-socialisme

De houding van de Russische samenleving tegenover het socialisme is tweeledig. Aan de ene kant is het zo dat hoe verder het Sovjet-tijdperk weg ligt, des te sterker de nostalgie ernaar wordt. Sociologen en andere onpartijdige waarnemers hebben opgemerkt dat een dergelijke nostalgie veel voorkomt bij mensen die nog nooit hebben gehoord van het bestaan van Brezjnev of Tsjernenko, zelfs niet via populaire anekdotes uit de jaren zeventig en tachtig, omdat ze later zijn geboren, zijn opgegroeid in het post-Sovjet Rusland en de charmes van de Sovjettijd alleen via Sovjetfilms en discussies op sociale netwerken hebben meegekregen.

Twee dingen zijn hierbij het vermelden waard. In de eerste plaats is deze nostalgie naar het socialisme vaak volkomen materieel van aard, dat wil zeggen: in essentie burgerlijk; zij is gericht op dingen, zoals ʻechte worst zonder conserveringsmiddelen,ʼ Alyonka-chocoladerepen en ʻSovjet-champagne.ʼ Het is een merksentimentaliteit die perfect aansluit bij het neoliberale consumentisme.

Deze consumentistische nostalgie naar de Sovjet-Unie wordt ter discussie gesteld door degenen die wijzen op de werkelijke materiële levenservaringen onder het Sovjet-socialisme. Een tekort aan goederen, lange wachtrijen voor de winkels en het niet verkrijgbaar zijn van alles wat de hedendaagse materiële omgeving vormt, waren de realiteit van de ʻwaarheid over het socialisme.ʼ Het leven in de USSR was verarmd, ongemakkelijk (vooral vanuit het oogpunt van vandaag de dag) en ellendig. Uiteindelijk was het, zoals onlangs werd opgemerkt door een voormalige klasgenoot van Roscosmos-hoofd Dmitry Rogozin (die weer een andere vlaag van zoete nostalgie naar zijn grote vaderland had ondergaan), gewoonweg barbaars. (Denk maar aan de smerige hel van de openbare toiletten in de Sovjet-Unie). Socialisme is barbarij, en dan ook nog eens in materiële zin. Dus ondanks alle problemen die het autoritaire regime van Vladimir Poetin heeft veroorzaakt, is het uiteindelijk beter. Er is geen weg terug van het kapitalisme naar het socialisme – dat wil zeggen, van het kapitalisme naar de barbarij.

Daarom staat het socialisme – het idee en de praktijk van de sociale rechtvaardigheid – ondanks alle schijnbaar machtige Sovjet-heimwee niet op de politieke agenda in Rusland. Geen van de officieel geregistreerde en geïnstitutionaliseerde politieke partijen van het land (de echte, de valse, de façade-partijen en de ijdelheidspartijen) noemen de sociale rechtvaardigheid in hun programma. Ze hebben het alleen over het ʻwelzijnʼ van de burgers, zonder rekening te houden met hun klassenstatus, sociale afkomst of regionale affiliatie. Met andere woorden: de huidige sociaal-politieke structuur van Rusland – het neoliberalisme, in zijn corrupte staatskapitalistische vorm – wordt niet in twijfel getrokken.

Dit arrangement wordt gepresenteerd als iets natuurlijks, als een soort (tweede) natuur die louter een paar aanpassingen en verbeteringen vergt, maar meer niet. Hetzelfde standpunt wordt uitgedragen door de meest actieve en invloedrijke segmenten van de oppositie, van de beroepsliberalen in Moskou tot de populist Alexei Navalny. Het neoliberalisme en het staatskapitalisme moeten worden gereguleerd en ontdaan van corruptie (vooral van de vermeende belangrijkste bron ervan: Poetin en zijn entourage), maar verder intact worden gelaten. Dit is het onuitgesproken maar daadwerkelijke politieke programma dat de Russische oppositie vandaag de dag verenigt. En op dit punt is de oppositie het eens met haar belangrijkste vijand, het regime waar zij tegen strijdt.

Het belangrijkste punt op de Russische agenda is dus onvermijdelijk noch sociaal, noch sociaal-economisch, maar politiek van aard – namelijk de democratie. De Russische autoriteiten zijn antidemocratisch: iets wat zijzelf met tegenzin toegeven, door de ontmanteling van democratische instellingen en procedures (die na de ineenstorting van de USSR nog maar nauwelijks waren ontstaan) te verklaren in termen van de noodzaak om te mobiliseren tegen ʻexterne vijanden,ʼ of (en dit is het interessantere betoog) vanwege een algemene consensus ter ondersteuning van Poetin en zijn systeem. Deze ʻconsensusʼ wordt ook hier weer voorgesteld als iets vanzelfsprekends (een indruk die wordt vergemakkelijkt door de bijna volledige controle van de staat over de stembureaus en de opiniepeilingen), en vooral als iets dat voortkomt uit het volk zelf.

ʻHet volkʼ (narod), als een groep op zich, wordt gepresenteerd als één geheel, zowel organisch als ontologisch – niet onderverdeeld in klassen en sociale groepen –, en op die manier is ʻdemocratieʼ uiteraard de ʻwil van het volk.ʼ De oppositie (het breedste spectrum van ontevredenen) bekritiseert op haar beurt het regime wegens de vernietiging van de democratie en haar procedures en instellingen, in het bijzonder de verkiezingen. De democratie wordt opgevat als een niet-historische toestand, als een universeel systeem dat ʻin het Westenʼ is uitgevonden en dat de basis vormt voor de welvaart van de zogenoemde eerste wereld. Als de democratie eenmaal is gevestigd (of liever gezegd ʻhersteldʼ) zal alles in orde komen – in sociaal en economisch opzicht. De wil van het electoraat (hetzelfde onzichtbare ʻvolkʼ) moet worden uitgedrukt door middel van langdurige procedures; de op deze manier gevestigde macht zal rechtvaardig zijn. Nadat zij aanvankelijk de deur is uitgezet, kruipt de kwestie van de sociale rechtvaardigheid, van het socialisme als basis van de samenleving, weer door het raam naar binnen.

Hoe aantrekkelijk ook, dit standpunt is zwak en onder de huidige omstandigheden gedoemd te mislukken. De hedendaagse democratie maakt een diepe crisis door. Democratische verkiezingen hebben rechtse populisten – dat wil zeggen: vijanden van de echte democratie – aan de macht gebracht in de VS, Polen, Hongarije en het Verenigd Koninkrijk. De technologische vooruitgang via het internet en de sociale media heeft de cynische manipulatie van de publieke opinie mogelijk gemaakt, waardoor de keuzes van burgers bij verkiezingen op fatale wijze zijn beïnvloed. Klassieke (westerse) democratische instellingen hebben hun directe afhankelijkheid aangetoond van politieke en economische elites, die deze afhankelijkheid zelfs niet langer verborgen willen houden.

Ten slotte is het illusoire verband tussen ʻdemocratieʼ en economische welvaart en vooruitgang duidelijk geworden, zoals bijvoorbeeld blijkt uit ondemocratische en zich tegelijkertijd snel ontwikkelende landen als China en Singapore. Met andere woorden: de democratie, waarvoor de Russische oppositie (vooral in Moskou) heeft gestreden, lost geen echte problemen op, verbetert de levensstandaard niet en zorgt niet voor sociale rechtvaardigheid. Integendeel, het is een effectief wapen in handen van de heersende klassen. Er is geen sprake van een ʻdemocratie of barbarijʼ-dilemma. President Donald Trump, die eerder dit jaar opperde dat mensen huishoudchemicaliën moesten innemen tegen het coronavirus, werd gekozen door mensen die in het belangrijkste democratische land ter wereld wonen.

Democratie eerst!

Toch zijn socialisme en democratie (zij het versluierd en getransformeerd) objectief gezien twee van de belangrijkste onderwerpen op de huidige politieke agenda in Rusland.

Laten we beginnen met de democratie. In dit geval was het punt waarop Rusland niet meer terug kon het referendum van afgelopen zomer over grondwetswijzigingen, dat de democratie in Rusland op een puur retorisch, propagandistisch niveau de nekslag heeft gegeven. De onverschilligheid waarmee de procedures voor het uiten van de volkswil werden geschonden, het schaamteloze misbruik van het stemrecht om de grondwet van Rusland te veranderen, teneinde de macht van een handvol miljardairs in stand te houden, en de weigering om een coherente verklaring te geven voor de noodzaak om een referendum te houden temidden van een pandemie (waardoor de gezondheid en het leven van burgers in gevaar werd gebracht) hebben een einde gemaakt aan alle praatjes over de ʻdemocratisering van het systeem.ʼ Het zilveren randje is dat er al een ander gesprek over een ander soort democratie is begonnen – in de straten van Rusland.

De massale demonstraties die in juli in Chabarovsk begonnen, waarbij tienduizenden mensen protesteerden tegen het afzetten en de arrestatie van de door het volk gekozen gouverneur van de regio, hebben veel waarnemers in verwarring gebracht. Het is nauwelijks mogelijk de meeste betogers te omschrijven als ʻaanhangers van de democratie,ʼ zoals de Russische ʻdemocratische oppositieʼ claimt. Gouverneur Sergei Furgal, wiens arrestatie op grond van moordaanklachten tot de protesten heeft geleid, is een vooraanstaand lid geweest van de Russische Liberaal-Democratische Partij, een partij die het Verenigd Rusland van president Poetin doet lijken op een club van goedbedoelende liberalen. Furgal was lid van de Staatsdoema in de negen sleuteljaren van de geschiedenis van het land toen het Kremlin, geholpen en bijgestaan door het parlement, Rusland uiteindelijk heeft getransformeerd tot een autocratie in eigen land en een agressor in het buitenland.

Het lijkt erop dat de activiteiten waarmee Furgal zich vóór zijn verkiezing in Chabarovsk bezighield, niet objectief als ʻzuiverʼ kunnen worden aangemerkt (wat natuurlijk niet automatisch betekent dat hij betrokken was bij de misdaden waarvan het Kremlin hem nu beschuldigt). Met andere woorden: de rol van heldhaftige martelaar van de Russische democratie past hem niet zo goed. Toch zijn de protesten in Chabarovsk puur democratisch van aard geweest – niet vanwege de persoon voor wie de bewoners in actie kwamen, maar vanwege datgene wat hij voor hen vertegenwoordigt. De bevolking van Chabarovsk protesteert in feite tegen het gebrek aan democratie in hun regio.

Chabarovsk, in het Verre Oosten van Rusland, is een van de weinige regioʼs in het land die nog een eigen leider kan kiezen. De overwinning van Furgal was een uiterst zeldzame gebeurtenis: een kandidaat die niet door het Kremlin werd gesteund, won bij verkiezingen waarvan verondersteld werd dat ze gemanipuleerd werden. De inwoners stemden op Furgal, maar deze uitslag werd wreed en zonder waarschuwing belachelijk gemaakt. Dit houdt in dat ze niet beledigd zijn omdat ze ʻniet gehoordʼ werden; ze zijn verontwaardigd omdat de machthebbers gewoonweg niet naar hen willen luisteren. Omdat de mogelijkheid om gehoord te worden is verdwenen, is de theoretische mogelijkheid om kond te geven van het eigen bestaan eveneens in rook opgegaan, en dit was wat de mensen in Chabarovsk het meest vernederd heeft. Hetzelfde gebeurde (op kleinere schaal en om andere redenen) in Jekaterinburg in 2019. Ondanks de lokale verschillen en agendaʼs gaat het in zowel Chabarovsk als Jekaterinenburg om de onmogelijkheid om je mening te uiten, gehoord te worden en te laten zien dat je bestaat. En dat is een echte zaak van democratie.

De lijn tussen democratie en populisme is natuurlijk flinterdun. Trump heeft stemmen gekregen uit het ʻstille Amerika,ʼ van de zogenoemde ʻdeplorabelenʼ (Hillary Clintons term) wier mening door de progressieve stedelijke elites stelselmatig wordt genegeerd. Je kunt ten prooi vallen aan een belachelijk waanidee als je gelooft dat iemand die een MAGA-muts draagt een domkop is, bedrogen door populisten, terwijl een lid van de Black Lives Matter-beweging, die de afschaffing van de politie in zijn stad bepleit, een echte grassroots-democraat is. Vanuit een bepaald politiek perspectief bezien is de eerste persoon slecht en de tweede goed. Als we ze echter vanuit een sociaal-politiek perspectief bekijken zijn ze volkomen identiek. Ze eisen een plaats op in de publieke discussie en in de collectieve (democratische) besluitvorming. De vraag is wie hun eis in praktijk brengt en institutionaliseert, en hoe dat in zijn werk gaat. Op dit punt heeft het populisme een zekere kans om uit te monden in een democratie, zij het geen democratie in de zin van een abstracte, lege vorm en als vertegenwoordiging van een reeks procedures die door de oude heersende klasse (vandaag de dag is dat de neoliberale elite) wordt gevuld met haarzelf, haar geld, haar connecties en haar ideeën, maar een sociaal georiënteerde democratie.

Zo komt de kwestie van het socialisme opnieuw naar voren, te midden van de realiteit van het dagelijks leven en de politieke praktijk. Als we het over Rusland hebben, is wat op het spel staat geen nostalgisch, spookachtig, consumptief socialisme, maar het probleem van echte sociale rechtvaardigheid, of beter gezegd, het ontbreken daarvan.

Al meer dan twintig jaar hebben de heersende klassen en de autoriteiten in Rusland de ʻSovjet-nostalgieʼ misbruikt om deze kwestie te verdoezelen en te mystificeren, en dus is de keerzijde van deze Sovjet-nostalgie de verering van de ʻonzichtbare hand van de marktʼ en de ʻsamenleving van de onbeperkte mogelijkheden.ʼ In Rusland worden alle echte sociale eisen binnen deze twee ideologische gebieden verwerkt. Het praten over de verworvenheden van het Sovjet-socialisme verandert ogenblikkelijk in een betoog tegen de liberalen, terwijl een verhaal over de filmische schoonheid van de ʻAmerikaanse droomʼ wordt opgevat als een verwijt aan degenen die ontevreden zijn over de recente verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd. Samen met andere, in wezen neoliberale autoritaire en semi-autoritaire regimes heeft de Russische regering bewezen dat zij in het verleden een meester is geweest in het elkaar naar de strot laten vliegen van deze twee vijanden-en-bondgenoten-inéén (de ʻliberale westerlingenʼ en de ʻSovjet-patriottenʼ).

En toch heeft Rusland nu meer dan ooit behoefte aan socialisme. Niet het Sovjet-socialisme natuurlijk, noch het socialisme van Scandinavië, waar het ooit het belangrijkste instrument was voor de modernisering van arme samenlevingen en schamele economieën. (Begin twintigste eeuw waren Noorwegen en Finland bijvoorbeeld twee van de armste landen in Europa). Het gaat er niet om de (Sovjet-)verzorgingsstaat te herscheppen, maar om een nieuwe verzorgingsstaat te creëren, en die van onderaf op te bouwen, niet van bovenaf.

Het nieuwe democratische socialisme versus de barbarij

De behoefte aan socialisme kan alleen op lokaal niveau spontaan ontstaan, want daar wordt de behoefte aan sociale rechtvaardigheid – aan het opbouwen en onderhouden van een systeem – het meest acuut gevoeld. Deze behoefte en het specifieke soort sociale rechtvaardigheid dat nodig is, kunnen in diverse regioʼs van Rusland verschillen. Daarom moeten ze lokaal worden gearticuleerd, en wanneer dat gebeurt, moeten ze worden geformuleerd en geformaliseerd in een politieke agenda – eerst regionaal, en dan federaal. Pas in een bepaalde politieke fase van de nieuwe democratie kan het nieuwe socialisme in de openbare discussie worden gebracht, en kan uiteindelijk op zijn minst een gedeeltelijke consensus bereikt worden. Dan zouden ondernemers uit Chabarovsk, werknemers uit Norilsk en programmeurs uit Moskou het eens kunnen worden, hun vooruitzichten op waarde kunnen schatten en elkaar als medeburgers kunnen erkennen. In dit nieuwe Rusland zou een nieuw soort democratie aan een nieuw soort socialisme voorafgaan.

Maar waarom socialisme? Wat is daar zo belangrijk aan? Op dit punt keren we terug naar het ʻsocialisme of barbarijʼ-dilemma. In Rusland zijn er vandaag de dag twee fundamentele reeksen van sociaal-economische problemen. Hoewel ze met elkaar verwant zijn, staan ze nog steeds los van elkaar.

De eerste reeks problemen heeft alleen betrekking op de situatie in Rusland, zoals ik die hierboven heb geschetst. Maar er is ook een tweede, wereldwijde reeks problemen: het land wordt er nu al mee geconfronteerd, maar de belangrijkste uitdagingen liggen nog voor ons en de huidige regering van Rusland is er eenvoudigweg niet op voorbereid, omdat zij er diep van overtuigd is dat de mondiale agenda het land in het geheel niet aangaat. In de eerste plaats gaat het om wat wordt bedoeld met de term ʻklimaatverandering,ʼ met alle gevolgen van dien, en in de tweede plaats om de uitputting van de natuurlijke hulpbronnen. Ten slotte is er, hoewel het nog heel ver weg lijkt (ook al ligt het in feite om de hoek), de automatisering van productie en diensten, waardoor miljoenen mensen hun baan zullen kwijtraken; mensen die gevoed, gekleed, beschermd en vermaakt zullen moeten worden. Het laatstgenoemde probleem zou overigens wel eens het moeilijkste kunnen zijn: mensen die van werk verstoken blijven, kunnen een diepe psychologische crisis doormaken.

Als er geen oplossing komt voor de eerste en tweede reeks problemen, zal het land onvermijdelijk in de barbarij verzanden waarvoor Engels, Kautsky en Luxemburg hebben gewaarschuwd. Alleen zal dit geen ʻmiddeleeuwse barbarijʼ zijn, maar de barbarij van de dystopische post-apocalyptische Hollywoodfilms: een milieucatastrofe plus totale sociale versplintering. Alleen een sterke staat die zich baseert op een werkelijk democratische consensus kan dit voorkomen. Deze consensus moet voortvloeien uit het lokale grassroots-socialisme, geformuleerd in politieke termen en belichaamd in een nieuwe staatsstructuur (democratie). Deze staat moet onvermijdelijk een verzorgingsstaat zijn, dat wil zeggen: een staat waarin het behoud van een minimale sociale rechtvaardigheid prioriteit moet genieten.

George Orwell, een van de meest subtiele critici van de ʻbarbarij van het socialismeʼ (de Sovjet-versie), was een fervent voorstander van het democratisch socialisme, dat hij als het tegendeel van het totalitarisme beschouwde. Hij koesterde geen illusies over het Britse proletariaat of de Britse linkse intelligentsia. Toch was Orwell er zeker van dat democratisch socialisme mogelijk was. Voor hem was het geen illusie, maar de meest urgente, praktische noodzaak in een wereld die door de Tweede Wereldoorlog, de naoorlogse verwoesting en de Koude Oorlog was vertrapt. Dit was de belangrijkste boodschap van Orwell: het democratisch socialisme is de enige manier om barbarij te voorkomen. Nadat Rusland honderd jaar geleden zijn democratische revolutie met een socialistische revolutie heeft verwoest, heeft het land nu de kans om beide revoluties in één keer over te doen.

Uit het Russisch in het Engels vertaald door Thomas Campbell, en uit het Engels in het Nederlands door Menno Grootveld