Oorspronkelijke tekst (Engels): CounterPunch, 17 december 2023
door Julie Wark
Julie Wark is Australisch/Spaans staatsburger en woont al 27 jaar in Barcelona. Ze is vertaalster (Catalaans/Spaans naar Engels, literatuur, politiek en filosofie), langdurig mensenrechtenauteur/activiste en zit in de redactieraad van Sin Permiso.
Van Gaza tot het Mau Forest in Kenia
Vijftien jaar nadat de Amerikaanse regering de Marshalleilanden gebruikte om nieuwe atoomwapens te testen en te leren over de langetermijngevolgen van straling voor een menselijke bevolking (zoals Dennis OʼRourke op angstaanjagende wijze documenteert in zijn film Half Life: A Parable for the Nuclear Age), gaf Henry Kissinger zijn versie van de getallentheorie als het om genocide gaat. Negentigduizend mensen is niet genoeg. Volgens Walter Hickel, de minister van Binnenlandse Zaken, zei Kissinger tijdens een bijeenkomst met William Rogers, de minister van Buitenlandse Zaken, en twee andere functionarissen in 1969: ‘Er zijn daar maar negentigduizend mensen. Wie kan dat wat schelen?’ Hij bedoelde eigenlijk negentigduizend mensen met een donkere huidskleur. Inheemse mensen. Alleen maar die andere mensen. Stalin zei het op zijn eigen manier: ‘Eén enkele dood is een tragedie; een miljoen doden is een statistiek,’ en de subtekst is dat één van de onzen belangrijker is dan een miljoen van die anderen.
In de denkwijze van genocide-bedrijvers als Kissinger en Stalin overkomt genocide andere mensen (alsof dat iets is dat je in aparte hokjes kunt stoppen), met namen als Rohingya, Oeigoeren, Armeniërs, Yazidi’s, West-Papoea’s, Oost-Timorezen, Australische Aboriginals, Darfuri’s, Tutsi’s, Bosniërs, Bangladeshi, Herero’s, Maya’s, om er maar een paar te noemen. Dit patroon gaat terug tot de Dzungar-stam (1755), de Taíno (1492) en de Katharen (1209 – 1229), en tot inheemse volken met meestal onbekende namen. Volgens Raphael Lemkin, in zijn Axis Rule in Occupied Europe (1944) waarin hij het woord bedacht, is ‘genocide’ een imperiale relatie waarin het groepsleven van inheemse bevolkingsgroepen wordt vernietigd en het ene ‘nationale patroon’ wordt opgelegd aan het andere (p. 79).
Dit ‘nationale patroon’ was toen al behoorlijk mondiaal, in de vorm van het kapitalisme met zijn fundamenten van uitbuiting, onteigening en plundering van mensen en hun leefomgeving, allemaal uitgedost als beschaving en vooruitgang. Het einde van het kolonialisme betekende niet het einde van het systeem dat het voortbracht. Het op koloniën gebaseerde kapitalisme oude stijl, getransformeerd in mondiaal neoliberalisme en de soevereiniteit van de markt met zijn nieuwe geopolitiek, moest politieke vrijheid en echte zelfbeschikking ontzeggen aan de mensen van de voormalige koloniën, zodat iedereen kon worden onderworpen aan een internationale arbeidsverdeling en extractivisme. Maar niet alleen de voormalige koloniën werden overgenomen. Zoals Jessica Whyte opmerkt ‘heeft het neoliberalisme zich geïnternaliseerd in de [westerse] subjectiviteit.’ Margaret Thatcher begreep dit: ‘Er bestaat niet zoiets als de samenleving.’ Vakbonden, sociale steun en welzijnssystemen worden ondermijnd en de ‘samenleving’ bestaat uit algoritmische monaden die voor zichzelf handelen op één grote competitieve marktplaats. Als je geluk hebt en slaagt, kun je voor ongeveer twintig miljoen dollar met Elon Musk naar de maan vliegen of, voor iets minder geld, een volledig oplaadbare, massief gouden dildo van vijftienduizend dollar van Gwyneth Paltrow kopen (wie heeft er trouwens menselijke warmte nodig als de temperatuurveranderingen van dat ding je ‘NAAR DE MAAN’ kunnen sturen?). Als je een Yanomami bent, word je uit je voorouderlijk huis verjaagd of vermoord voor het goud dat in de modder van je land ligt. En dat allemaal om een rijk persoon te plezieren die denkt dat een dure dildo van massief goud een sexy bedpartner is.
Dit is waar genocide en ecocide, waar Palestijnen en de Ogiek van het Mau Forest in Kenia samenkomen, in lichtzinnig spilzieke producten zoals Elons ruimteraketten en Gwyneths dildo. Het kapitalisme heeft zijn krankzinnige einde bereikt en de genocide-bedrijvers die de weg hebben vrijgemaakt voor de vorderingen ervan tekenen het doodvonnis van hun eigen nakomelingen. Als genocide ooit een misdaad was tegen een deel van de mensheid (althans in fysieke, zo niet in morele termen), dan is ecocide, nu onlosmakelijk verbonden met genocide, een misdaad tegen de hele mensheid en tevens elke andere levensvorm op Aarde, zoals de huidige klimaatcatastrofe luid en duidelijk aankondigt.
Nu de lat van de wreedheidstolerantie zo hoog ligt, is genocide oké, zolang het maar een beetje kan worden toegedekt en netjes kan worden toegespitst op aparte groepen, degenen die er niet helemaal bijhoren. In het VN-Verdrag inzake de Preventie en Bestraffing van Genocide van december 1948 wordt genocide omschreven als ‘het voornemen om een nationale, etnische, raciale of religieuze groep als zodanig geheel of gedeeltelijk te vernietigen.’ Het moeilijke deel van het bewijzen dat het misdrijf genocide is gepleegd, was vroeger de kwestie van de ‘intentie’ (dolus specialis). Niet iedereen was zo openhartig als generaal Lothar von Trotha, die in 1904 zijn ‘uitroeiingsbevel’ tegen de Namaqua en Herero rechtvaardigde in termen van een ‘rassenoorlog,’ een collectieve straf voor mensen die zich verzetten tegen de rol van Duitsland in de algemene strijd om Afrika. Zelfs Indonesië, met zijn langzame genocide in West-Papoea, is voorzichtig met racisme in zijn openbare verklaringen, hoewel het onder insiders bijnamen als uitroeibare ‘ratten’ en ‘apen’ gebruikt als verwijzing naar de inheemse bevolking.
Bij de huidige aanval van Israël op Gaza wordt er weinig moeite gedaan om de intentie te verbergen. Israël gaat er juist prat op, omdat het gesteund wordt door zijn westerse bondgenoten die zeggen dat ze ‘vrede’ willen (lees: ongecompliceerde toegang tot de grondstoffen van het Midden-Oosten). Yoav Gallant, de Israëlische minister van Defensie, verklaarde op 9 oktober:
‘We leggen Gaza een volledig beleg op. Geen elektriciteit, geen voedsel, geen water, geen brandstof. Alles is afgesloten. We vechten tegen menselijke dieren en we zullen dienovereenkomstig handelen.’ Toen aan diplomaat Michal Maayan werd gevraagd waarom de Israëlische strijdkrachten op demonstranten schoten en ze doodden bij de grensovergangen van Gaza, antwoordde hij kalm: ‘Nou, we kunnen niet al deze mensen in de gevangenis stoppen.’ Werkwoorden als ‘uitroeien’ en ‘platgooien’ worden vrijelijk gebruikt in de sociale media. Netanyahu verwijst naar de Palestijnen als Amalek, de oude vijand van de Israëlieten die moest worden uitgeroeid. Zijn minister van Erfgoed ziet nucleaire bombardementen als een optie. Voormalig permanent vertegenwoordiger van Israël bij de VN, Dan Gillerman, zegt dat de Palestijnen ‘verschrikkelijke onmenselijke dieren’ zijn (alsof het oké is om dieren uit te roeien). Parlementslid Ariel Kallner zegt dat ‘de vijand tot een einde moet worden gebracht’ en zijn collega Zvi Sukkot, die Hamas ‘nazi’s’ noemt, zweert: ‘We zullen de nazi’s en hun helpers doden. Met minder dan dat nemen we geen genoegen.’
Sinds 1998 en de zaak The Prosecutor v. Jean Kambanda (Judgement and Sentence), ICTR 97-23-S, bij het Internationaal Tribunaal voor Rwanda (ICTR), wordt genocide vaak de ‘misdaad der misdaden’ genoemd. Maar de echte misdaad der misdaden is ecocide, waarbij uiteindelijk geen onderscheid wordt gemaakt tussen mensen of tussen soorten. De misselijkmakende klucht van COP28 is onlangs in Dubai opgevoerd met de niet-zo-verborgen agenda van het ontkennen van de bevindingen van de klimaatwetenschap en het pushen van nog meer oliedeals. De Braziliaanse delegatie van ruim tweeduizend mensen liet de wereld zien hoe het land ongelijkheid aanpakt en de regenwouden beschermt, terwijl de Braziliaanse minister van Energie, Alexandre Silveira, bij de opening aankondigde dat Brazilië van plan is zich nauwer aan te sluiten bij ’s werelds grootste oliekartel, de OPEC. Israël, dat slechts 28 functionarissen stuurde in plaats van de oorspronkelijk geplande duizend, deed aan ‘groene diplomatie’ terwijl het vrolijk doorging met zijn genocide en milieumoord in Gaza. Ecocide? Dat kun je beter verzwijgen, want in tegenstelling tot genocide raakt het iedereen, en burgers van liberale democratieën kunnen boos worden als ze last hebben van overstromingen en bosbranden, die zo lang mogelijk als natuurrampen zullen worden afgeschilderd. De COP-deelnemers en -regeringen slaan dus ‘groene’ taal uit. Zelfs BP – zijn dieselpompen althans – is groen.
Hier zijn een paar ecocidale feiten over Israëls aanval op Gaza die nauwelijks in de reguliere media aan bod zijn gekomen. Op 30 oktober verleende Israël twaalf licenties aan zes bedrijven, verdeeld over twee consortia, het ene bestaande uit Eni, Dana Petroleum en Ratio Energies, en het andere uit BP, State Oil Company of Azerbaijan Republic (SOCAR) en NewMed Energy, om in de Middellandse Zee naar gasreserves te zoeken die, inclusief olie, in 2019 op 524 miljard dollar werden geschat. The Times of Israel meldt dat ‘de winnende bedrijven zich hebben verbonden tot ongekende investeringen in aardgasexploratie in de komende drie jaar, in de hoop nieuwe aardgasreserves te ontdekken.’ Maar volgens een UNCTAD-rapport dat ook in 2019 werd gepubliceerd, zit er een kink in de kabel voor deze ongekende investering, want een deel van die rijkdom zou zich binnen de bezette Palestijnse gebieden bevinden, terwijl een groot deel van de rest buiten de nationale zeegrenzen ligt en volgens de wet met alle relevante partijen zou moeten worden gedeeld. In juni 2022 ondertekende de EU, op zoek naar een andere bron van gas sinds de invasie van Rusland in Oekraïne, een Memorandum of Understanding met Israël om gas te importeren uit het Leviathan-veld, terwijl de VS een samenwerkingsovereenkomst met Israël ondertekenden op het gebied van energie, waarin onder punt (8) staat dat ‘samenwerking tussen de Verenigde Staten en Israël op het gebied van energie en de ontwikkeling van natuurlijke hulpbronnen door Israël in het strategisch belang van de Verenigde Staten zijn,’ en onder punt (10) dat ‘de Verenigde Staten een rol kunnen spelen bij het assisteren van Israël bij regionale veiligheids- en beveiligingskwesties.’ En dat alles zonder enige aandacht voor het feit dat aardgas veel slechter voor het milieu is dan steenkool.
Ondertussen stellen de VS nu een coalitie van westerse regeringen voor om Gaza over te nemen zodra Israël zich heeft ontdaan van de twee miljoen inwoners. Een soortgelijk plan wordt geopperd voor de Westelijke Jordaanoever. Misschien heeft het allemaal iets te maken met het Ben Goerionkanaal, een Israëlisch project dat dateert uit de jaren zestig van de vorige eeuw, met als doel de Rode Zee met de Middellandse Zee te verbinden via het zuidelijke uiteinde van de Golf van Akaba. De oorspronkelijke route omzeilde de Gazastrook, waardoor het project langer en duurder werd. Het Suezkanaal, dat twaalf procent van de wereldhandel voor zijn rekening neemt, vormt natuurlijk al de verbinding tussen de Noord-Atlantische en de Indische Oceaan, maar is te onbetrouwbaar voor westerse behoeften. Egypte heeft na de stichting van Israël in 1948 en de Nakba meerdere malen de toegang tot het kanaal afgesloten, wat een grote ontwrichting van de wereldhandel en geopolitieke onzekerheid teweegbracht. En enorme vastgelopen schepen blokkeren het kanaal soms dagenlang, wat tien miljard dollar per dag kost. Nu de Gazastrook ‘platgegooid’ wordt, zijn er naar verluidt nieuwe plannen voor het Ben Goerion-kanaal, dit keer met de bedoeling om het midden door de Palestijnse enclave te leiden. De aanwezigheid van de Palestijnen was ooit een obstakel. Maar nu genocide en ecocide hun ware verwantschap laten zien, is het niet moeilijk te begrijpen waarom de westerse liberale democratieën en beide rivaliserende partijen in de VS onder één hoedje spelen rond de kwestie van het aan de kaak stellen van genocide, om te voorkomen dat er een kijkgat wordt geopend naar de nog grotere misdaad die wordt gepleegd om de levensstijl van rijke en machtige mensen in stand te houden.
De wreedheden van Israël in Palestina passen in het algemene patroon van vestigingskolonialisme en de gevolgen van ‘ecologisch geïnduceerde genocide,’ meestal officieel als een ‘humanitaire crisis’ bestempeld. Als genocide, gemotiveerd door extractivisme, leidt tot ecocide, dan leidt ecocide tot genocide wanneer bossen, land, vissen, dieren en gewassen worden vernietigd, in wat soms ‘counterinsurgency’-tactieken van uithongering en ontheemding worden genoemd. Crook, Short en South vatten de systemische kant van het verband tussen genocide en ecocide samen. ‘De kapitalistische manier om sociale (re)productie te organiseren is inherent anti-ecologisch en noodzakelijkerwijs eco-criminogeen. Sterker nog, in het tijdperk van de klimaatcrisis en het Antropoceen zal ecocide (zowel “natuurlijk” als “door de mens veroorzaakt”) een primaire drijfveer van genocide worden.’ Een systeem dat zich bezighoudt met het onttrekken van ‘gebruikswaarden’ aan de natuur, roeit andere systemen uit die de natuur en haar schepselen respecteren als thuis en als verwanten, in onopgemerkte genocides die mensen als Kissinger de aandacht niet waard achten.
Een van de kleine genociden die in de wereld plaatsvinden tegen mensen uit deze laatstgenoemde systemen, is die tegen de ongeveer dertigduizend Ogiek in het Keniaanse Mau Forest (zo’n vierduizend hectare groot en zich uitstrekkend over meerdere landen), die waarschijnlijk de laatste jagers en verzamelaars van Kenia zijn en voornamelijk overleven op wilde vruchten en wortels, wild en de traditionele bijenteelt. Omdat ze afhankelijk zijn van hun omgeving, zijn ze de beheerders, bewoners en bewakers van een woud dat hun thuis, hun cultuur, hun opleiding en hun identiteit is. De naam ‘Ogiek’ betekent letterlijk ‘verzorger van alle planten en wilde dieren,’ wat betekent dat het Mau Forest op zijn beurt afhankelijk is van de Ogiek om te overleven. Toch zijn de Ogiek, ooit toegewijde rentmeesters van 91.000 hectare land, sinds de koloniale tijd verdreven uit hun voorouderlijk domein, dat is verdeeld onder bondgenoten van de overheid, boeren en houtkapbedrijven. In naam van de dierenbescherming is het hen verboden om te jagen. Omdat de Ogiek hun traditionele levenswijze niet meer kunnen uitoefenen, worden ze in hun bestaan als volk bedreigd.
De Ogiek hebben een beroep gedaan op het internationaal recht inzake de rechten van inheemse volkeren en beweren dat de Keniaanse regering weigert hen te erkennen als een inheemse gemeenschap, om zo hun recht op gemeenschappelijk eigendom van hun traditionele land te kunnen ontkennen. Op dit moment, onder dekking van de afleidende verschrikkingen van Gaza, en samenvallend met het bezoek van de (‘groene’) Britse koning Charles III aan Kenia, is de Keniaanse regering bezig hen van hun land te verdrijven, wat een directe schending zou zijn van een uitspraak van het Afrikaanse Gerechtshof, zogenaamd om milieuredenen. Gewapende boswachters vernielen huizen met bijlen en hamers. Toch had het Hof de regering in juni 2022 opgedragen om de Ogiek collectieve landeigendomsrechten te geven in het Mau Forest, omdat zij duidelijk ‘eigenaar zijn van dit land.’ De Keniaanse wet is dus niet in overeenstemming met het internationaal recht inzake de rechten van inheemse volkeren. Maar de regering accepteert niet dat de Ogiek een inheems volk zijn, wat betekent dat ze ook geen rechten kunnen hebben. Ze erkent 42 stammen, maar jager-verzamelaars bestaan niet, dus in recente volkstellingen worden de Ogiek bij de (zeer verschillende) Maasai of Kelenjin opgeteld. De Ogiek zijn ‘anders,’ maar hun identiteit wordt hen ontzegd en ze genieten geen wettelijke bescherming.
De regering claimt het Mau Forest als een van haar belangrijkste (internationaal gefinancierde) ‘watertorens,’ maar de vernietiging van dit bos door houtkappers en boeren heeft geleid tot de ernstige uitputting van een vitaal waterwingebied. Een ‘watertoren’ wordt omschreven als ‘een topografische verhoging die voldoende afvloeiing naar een lager gelegen punt mogelijk maakt, hydrologie (voldoende bronnen, beken en riviernetwerken om grotere bekkens te voeden), geologie, geschikte bodems en voldoende vegetatie die genoeg opslag van zowel ondergronds als oppervlaktewater mogelijk maakt en een grote biodiversiteit herbergt.’
Alleen gaat het niet echt om deze ‘watertorens.’ Advocaten van de Ogiek hebben het feit aan de kaak gesteld dat de overheid jager-verzamelaars illegaal uitzet om te profiteren van koolstofkredieten, in naam van de bescherming van het milieu. Koolstofkredieten zijn handelswaar. De ‘eigenaar’ van het bos wordt betaald om vervuilers toe te staan koolstofdioxide en andere schadelijke gassen uit te stoten, door de uitstoot op te vangen via het koolstofabsorberend vermogen van de bomen. Dr. Justin Kenrick van het Forest Peopleʼs Programme stelt dat de regering probeert de volledige controle te verkrijgen over dit nieuwe lucratieve bezit. ‘Degenen die de controle hebben over de bossen van Afrika kunnen veel geld verdienen … En het Mau Forest is het grootste bos van Kenia. De Ogiek staan dus in de frontlinie van een valse klimaatoplossing die wordt gebruikt om voortdurende uitzettingen en emissies te rechtvaardigen.’ Dubai ligt hier ook op de loer, want de nieuwe wens van de Keniaanse regering om bossen te ‘behouden’ (op haar manier) valt samen met haar ‘gedenkwaardige overeenkomst’ van oktober vorig jaar met het in Dubai gevestigde bedrijf Blue Carbon (dat nu het bestaan van een dergelijk programma ontkent). Ondertussen krijgen de Ogiek de schuld van ‘inbreuken en illegale houtkap.’
Dit is niets nieuws. In koloniale tijden werden jager-verzamelaars routinematig hun hooglandsavannen uitgezet, die krioelden van de wilde dieren maar niet bewoond werden door mensen, zo werd althans beweerd. Hun bestaan werd dus ontkend. Ze waren al ‘dood’ voordat de genocide begon. Het koloniale beleid van gedwongen assimilatie van jager-verzamelaars in grotere stammen ging door na de onafhankelijkheid. De Ogiek werden voor het eerst verdreven door de Britse koloniale regering toen deze Kenia in 1920 bezette. Zij verhuisden naar andere delen van het bos en velen van hen werden zelfs boswachters voor de koloniale regering toen die er niet in slaagde hen uit te zetten. Ze bleven manieren vinden om het bos te beschermen.
Net als de West-Papoea’s – eveneens onderhevig aan een langzame, onder de pet gehouden, internationaal goedgeprate genocide, die een anti-ecocidale Green State Vision hebben ontwikkeld die angstvallig wordt genegeerd door de COP-toppen – heeft ook de Chepkitale-Ogiek Raad van Bestuur zijn groene visie, die bestaat uit niets minder dan 144 richtlijnen die tot doel hebben het milieu te beschermen en de co-existentie tussen mensen en wilde dieren te bevorderen. Het gaat hierin onder meer over het afbakenen van zones voor begrazing tijdens natte en droge seizoenen, met sommige gebieden die alleen gebruikt mogen worden met toestemming van de hele gemeenschap; over landgebieden die door de gemeenschap als geheel worden beschermd; over bijenteelt en honingoogst, waarbij de bescherming van bijen, bijenkorven en bomen wordt gegarandeerd, met speciale seizoenen voor het verzamelen van honing en een verbod op het omhakken van bomen waar bijen zwermen; over de bescherming van de ernstig bedreigde Afrikaanse bosolifanten die zich nu aan de Chepkitale-kant van Mount Elgon hebben gevestigd sinds ze uit hun natuurlijke habitat zijn verdreven door het Keniaanse ‘agroforestry’-systeem (commerciële bosbouw en houtkap); en over levensvatbare benaderingen van het landbeheer en -behoud in Kenia, dat gedomineerd wordt door beleid uit de koloniale tijd, inclusief het verdrijven van traditionele volkeren uit naam van landbehoud. Maar echt groene visies zijn een gruwel voor de BP-pompen en degenen die daar baat bij hebben.
Een van de meest verschrikkelijke video’s die ik heb gezien over de misdaden tegen de menselijkheid die in Gaza worden begaan, is die van een pasgeboren baby, zo jong dat hij nog een laagje vernix heeft. Zijn kleine kin trilt. De baby heeft granaatscherfwonden. Een baby, zo jong in zijn beschermende laagje vernix, met de wonden van een soldaat. We worden verondersteld dat in onze ‘subjectiviteiten’ te internaliseren en onze schouders op te halen over het feit dat, als deze monsterlijke misdaad kan worden begaan tegen een baby in Gaza, het ook met andere baby’s elders zal gebeuren. In het Mau Forest in Kenia zijn de Ogiek niet talrijk genoeg voor Henry Kissingers aandacht of Jozef Stalins statistieken. En ze zijn te talrijk voor de tragedie van Stalin, tenzij we de mensheid niet als kleine groepen beschouwen die door grotere groepen kunnen worden vernietigd, maar als één geheel. Dan is die tragedie echt, want dan wordt genocide zoiets als ‘soortzelfmoord.’ Friedrich Engels begreep dit lang geleden al in ‘Dialectiek van de Natuur’: ‘Laten we ons echter niet te veel beroemen op onze menselijke overwinningen op de natuur. Want voor elke overwinning neemt de natuur wraak op ons.’ (p. 183).
Vertaling: Menno Grootveld