Categorieën
Economie Politiek

Hoe de elite van Davos de controle in handen kreeg

Oorspronkelijke tekst (Engels): UnHerd, 16 januari 2023

fotografie: UnHerd

door Thomas Fazi

Thomas Fazi is columnist en vertaler bij UnHerd. Zijn laatste boek is The Covid Consensus, dat hij samen met Toby Green schreef. Dit boek komt binnenkort in Nederlandse vertaling uit bij Starfish Books.

Duizenden vertegenwoordigers van de mondiale elite verzamelen zich deze week in Davos voor hun belangrijkste jaarlijkse samenzijn: de bijeenkomst van het World Economic Forum (WEF). Naast staatshoofden uit de hele wereld zullen de CEO’s van Amazon, BlackRock, JPMorgan Chase, Pfizer en Moderna er zijn, evenals de voorzitter van de Europese Commissie, de directeur van het IMF, de secretaris-generaal van de NAVO, de hoofden van de FBI en MI6, de uitgever van The New York Times, en natuurlijk de beruchte gastheer van het evenement – oprichter en voorzitter van het WEF, Klaus Schwab. Tot wel vijfduizend soldaten zouden kunnen worden ingezet om hen te beschermen.

Gezien het bijna cartoonesk-elitaire karakter van deze jamboree lijkt het niet meer dan logisch dat de organisatie het onderwerp is geworden van allerlei complottheorieën over haar vermeende kwaadaardige bedoelingen en geheime agenda’s in verband met het idee van de ‘Great Reset.’ In werkelijkheid is er niets samenzweerderigs aan het WEF, voor zover samenzweringen geheimhouding impliceren. Integendeel, het WEF is – anders dan bijvoorbeeld de Bilderberg – heel open over zijn agenda: je kunt de livestream-sessies zelfs online volgen.

Het WEF, in 1971 opgericht door Schwab zelf, zet zich in ‘om de toestand in de wereld te verbeteren door publiek-private samenwerking,’ ook wel bekend als multistakeholder governance. Het idee is dat mondiale besluitvorming niet moet worden overgelaten aan regeringen en natiestaten – zoals in het naoorlogse multilateralistische raamwerk dat is vastgelegd in de Verenigde Naties – maar dat daarbij een hele reeks niet-gouvernementele belanghebbenden moet worden betrokken: maatschappelijke organisaties, academische deskundigen, mediapersoonlijkheden en, het belangrijkst van allemaal, multinationale ondernemingen. In zijn eigen woorden is het project van het WEF ‘het internationale systeem te herdefiniëren als een breder, veelzijdig systeem van wereldwijde samenwerking waarin intergouvernementele wettelijke kaders en instellingen zijn ingebed als een kern, maar niet als de enige en soms ook niet als de meest cruciale component.’

Hoewel dit vrij goedaardig mag klinken, vat het keurig de basisfilosofie van het mondialisme samen: beleid vrijwaren van democratische beïnvloeding en controle door het besluitvormingsproces te verplaatsen van het nationale en internationale niveau, waar burgers in theorie in staat zijn nog enige mate van invloed uit te oefenen, naar het supranationale niveau. Een zelfbenoemde groep van ongekozen, niet tot verantwoording verplichte ‘belanghebbenden’ – voornamelijk bedrijven – moeten de leiding krijgen over mondiale beslissingen die van alles raken, van energie en de voedselproductie tot de media en de volksgezondheid. De onderliggende ondemocratische filosofie is dezelfde als die ten grondslag ligt aan de filantro-kapitalistische benadering van mensen als Bill Gates, zelf lange tijd partner van het WEF: dat niet-gouvernementele sociale en zakelijke organisaties beter in staat zijn de wereldproblemen op te lossen dan regeringen en multilaterale instellingen.

Hoewel het WEF zijn agenda steeds meer heeft toegespitst op modieuze onderwerpen als milieubescherming en sociaal ondernemerschap, bestaat er weinig twijfel over welke belangen het geesteskind van Schwab feitelijk bevordert en kracht bijzet: het WEF wordt zelf grotendeels gefinancierd door zo’n duizend aangesloten bedrijven – doorgaans mondiale ondernemingen met een omzet van meerdere miljarden dollars, waaronder enkele van ’s werelds grootste bedrijven op het gebied van olie (Saudi Aramco, Shell, Chevron, BP), levensmiddelen (Unilever, The Coca-Cola Company, Nestlé), technologie (Facebook, Google, Amazon, Microsoft, Apple) en farmaceutica (AstraZeneca, Pfizer, Moderna). Ook de samenstelling van het bestuur van het WEF is veelzeggend: Laurence D. Fink, CEO van Blackrock, David M. Rubenstein, mede-bestuursvoorzitter van de Carlyle Group, en Mark Schneider, CEO van Nestlé. Je hoeft niet je toevlucht te nemen tot complottheorieën om te kunnen stellen dat de agenda van het WEF veeleer is afgestemd op de belangen van zijn financiers en bestuursleden – ’s werelds ultra-rijken en bedrijfselites – dan op de ‘verbetering van de toestand in de wereld,’ zoals de organisatie beweert.

Misschien wel het meest symbolische voorbeeld van de mondialistische push van het WEF is de controversiële strategische partnerschapsovereenkomst die de organisatie in 2019 met de VN sloot en die volgens velen de VN in de logica van de publiek-private samenwerking van het WEF heeft getrokken. Volgens een open brief, ondertekend door ruim vierhonderd maatschappelijke organisaties en veertig internationale netwerken, vertegenwoordigt deze overeenkomst een ‘verontrustende corporate capture van de VN, die de wereld gevaarlijk in de richting van een geprivatiseerd mondiaal bestuur heeft bewogen.’ De bepalingen van het strategisch partnerschap, merken zij op, ‘zorgen er in feite voor dat leiders uit het bedrijfsleven ‘fluisteradviseurs’ worden van de hoofden van de VN-afdelingen, waarbij zij hun privé-toegang tot deze mensen gebruiken om op de markt gebaseerde, winstgevende “oplossingen” voor mondiale problemen te bepleiten, terwijl echte oplossingen die zijn ingebed in het algemeen belang en transparante democratische procedures worden ondermijnd.’

Deze overname van de mondiale agenda door het transnationale bedrijfsleven, geholpen en bijgestaan door het WEF, werd vooral duidelijk tijdens de Covid-19-pandemie. Het mondiale gezondheidsbeleid en de ‘paraatheid voor epidemieën’ zijn al lang een aandachtspunt van het WEF. In 2017 werd in Davos de Coalition for Epidemic Preparedness Innovations (CEPI) gelanceerd – een initiatief gericht op het veiligstellen van vaccinvoorraden voor wereldwijde noodsituaties en pandemieën, gefinancierd door overheden en particuliere donoren, waaronder Gates. Vervolgens was het WEF in oktober 2019, slechts twee maanden vóór het officiële begin van de Covid-19-uitbraak in Wuhan, medesponsor van een oefening genaamd Event 201. Daarin werd ‘een uitbraak van een nieuw zoönotisch coronavirus’ gesimuleerd, ‘dat van vleermuizen op varkens op mensen wordt overgedragen en dat uiteindelijk efficiënt overdraagbaar wordt van mens op mens, hetgeen leidt tot een ernstige pandemie.’ In het geval van een pandemie, zo merkten de organisatoren op, zouden nationale regeringen, internationale organisaties en de particuliere sector voldoende middelen beschikbaar moeten stellen voor de productie en distributie van grote hoeveelheden vaccins via ‘krachtige vormen van publiek-private samenwerking.’

Toen de Covid-pandemie uitbrak, verkeerde het WEF dus in een goede positie om een centrale rol te spelen in de reactie op de pandemie. Tijdens de bijeenkomst in Davos op 21-24 januari 2020 – enkele weken nadat het nieuwe coronavirus in China was geïdentificeerd – stelde de CEPI met de CEO van Moderna, Stéphane Bancel, plannen op voor de ontwikkeling van een Covid-19-vaccin, in samenwerking met de National Institutes of Health (NIH) in de VS. Later dat jaar speelde de CEPI een rol bij de oprichting van Covid-19 Vaccines Global Access (Covax), in samenwerking met de WHO, en bij de financiering van verschillende Covid-vaccins.

Deze publiek-private en rond het bedrijfsleven opgezette coalities – allemaal met banden met het WEF en buiten het bereik van democratische verantwoording – speelden een cruciale rol in het bevorderen van een op vaccins gebaseerde en op winst gerichte reactie op de pandemie, en vervolgens in het uitoefenen van toezicht op de uitrol van vaccins. Met andere woorden: de pandemie liet een schril licht schijnen op de gevolgen van de decennialange mondialistische druk van het WEF. Nogmaals: het zou onjuist zijn dit als een complot te zien, aangezien het WEF altijd zeer openhartig is geweest over zijn doelstellingen. Dit is gewoon het onvermijdelijke resultaat van een ‘multistakeholder’-aanpak waarbij particuliere en ‘filantropische’ belangen een grotere stem krijgen in mondiale aangelegenheden dan de meeste regeringen.

Wat echter verontrustend is, is dat het WEF nu op een groot aantal andere gebieden, van energie tot voedsel en het wereldwijde surveillance-beleid, dezelfde door het bedrijfsleven van bovenaf gestuurde aanpak bepleit – met even dramatische gevolgen. Er is een reden dat regeringen vaak zo bereidwillig lijken mee te gaan in deze opzet, zelfs als er sprake is van brede maatschappelijke oppositie: de strategie van het WEF is in de loop der jaren niet alleen geweest om macht weg te sluizen van regeringen, maar ook om deze te infiltreren.

Het WEF heeft dit grotendeels bereikt via een programma dat bekend staat als het Young Global Leaders (YGL)-initiatief, gericht op het opleiden van toekomstige wereldleiders. Het initiatief, dat in 1992 van start ging (toen het nog Global Leaders for Tomorrow heette), heeft veel mondiaal georiënteerde staatshoofden, ministers en leiders van het bedrijfsleven voortgebracht. Tony Blair nam bijvoorbeeld deel aan het eerste evenement en Gordon Brown aan het tweede in 1993. De eerste deelnemersgroepen zaten feitelijk vol met toekomstige leiders, zoals Angela Merkel, Victor Orbán, Nicholas Sarkozy, Guy Verhofstadt en José Maria Aznar.

In 2017 gaf Schwab toe de Young Global Leaders te hebben gebruikt om ‘door te dringen in de gelederen’ van verschillende regeringen, en hij voegde eraan toe dat ‘ruim de helft’ van het kabinet van de Canadese premier Justin Trudeau aan het programma had deelgenomen. Meer recentelijk, na het voorstel van de Nederlandse premier Mark Rutte om de stikstofuitstoot drastisch te verminderen, in overeenstemming met door het WEF geïnspireerd ‘groen’ beleid, dat grote protesten in het land uitlokte, vestigden critici er de aandacht op dat, afgezien van het feit dat Rutte zelf nauwe banden heeft met het WEF, zijn minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in 2008 werd verkozen tot WEF Young Global Leader, terwijl zijn vicepremier en minister van Financiën Sigrid Kaag een bijdrage levert aan de agenda van het WEF. In december 2021 publiceerde de Nederlandse regering haar vroegere correspondentie met vertegenwoordigers van het World Economic Forum, waaruit een uitgebreide interactie tussen het WEF en de Nederlandse regering blijkt.

Elders was de voormalige Sri Lankaanse premier Ranil Wickremesinghe – die vorig jaar tot aftreden werd gedwongen na een volksopstand tegen zijn besluit om kunstmest en pesticiden te verbieden ten gunste van biologische, ‘klimaatvriendelijke’ alternatieven – ook een toegewijd lid en ‘Agenda Contributor’ van het WEF. In 2018 publiceerde hij een artikel op de website van de organisatie met de titel: ‘This is How I Will Make My Country Rich by 2025.’ (Na de protesten in Sri Lanka verwijderde het WEF het artikel snel van zijn website). Eens te meer lijkt het duidelijk dat de rol van het WEF bij het vormen en selecteren van leden van de mondiale politieke elite geen complot is, maar eerder een zeer openbaar beleid – waar Schwab ook nog eens graag over opschept.

Uiteindelijk valt niet te ontkennen dat het WEF een enorme macht bezit, die de heerschappij van de transnationale kapitalistische klasse heeft versterkt in een mate die nooit eerder in de geschiedenis is voorgekomen. Maar het is belangrijk te onderkennen dat deze macht slechts een uiting is van de macht van de ‘superklasse’ die het WEF vertegenwoordigt – een kleine groep die volgens onderzoekers niet meer dan zesduizend of zevenduizend mensen telt, ofwel 0,0001 procent van de wereldbevolking, maar die toch machtiger is dan enige andere sociale klasse die de wereld ooit heeft gekend. Samuel Huntington, aan wie de term ‘Davos-mens’ wordt toegeschreven, stelde dat leden van deze mondiale elite ‘weinig behoefte hebben aan nationale loyaliteit, nationale grenzen zien als obstakels die gelukkig aan het verdwijnen zijn, en nationale regeringen beschouwen als overblijfselen uit het verleden, waarvan de enige nuttige functie is dat zij de mondiale operaties van de elite vergemakkelijken.’ Het was slechts een kwestie van tijd voordat deze aspirant-kosmocraten een instrument zouden ontwikkelen om hun heerschappij over de lagere klassen te vervolmaken – en het WEF bleek daar een perfect middel voor.

Vertaling: Menno Grootveld

Één reactie op “Hoe de elite van Davos de controle in handen kreeg”

Een van de eerste dingen die de Europese Gemeenschap organiseerde na haar start was een uitwisseling van ambtenaren en medewerkers van diverse organisaties op kosten van de EG. Het was de manier om te zorgen dat er een Europese mens (sub-elite) ontstond met relaties in andere Europese landen, en waarbij de nationale animositeiten bleven gehandhaafd. Social engineering is een interessant verschijnsel.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *