Categorieën
Economie Politiek

De Koude Vrede

Oorspronkelijke tekst (Engels): Sidecar, 16 maart 2022

door Cédric Durand

Cédric Durand doceert Economie en Ontwikkelingstheorieën aan de universiteit van Parijs 13 en de EHESS. Hij werkt binnen de traditie van de marxistische en de Franse regulationistische politieke economie en is auteur van verschillende artikelen over de eurocrisis, de verwevenheid financialisering-mondialisering en de post-Sovjet-transformatie. Hij is lid van de redactieraad van het radicale online tijdschrift ContreTemps.

Petrovʼs Flu (2021), de nieuwste film van Kirill Serebrennikov, opent met een beeld van een overvolle forensenbus in Rusland. De sfeer is koortsig, bijna gewelddadig. De hoofdpersoon, in de greep van de koorts, krijgt een hoestbui en begeeft zich naar de achterkant van de bus. Vlak achter hem roept een andere passagier: ʻVroeger kregen we elk jaar gratis bonnen voor het sanatorium. Dat was goed voor de mensen. Maar Gorby heeft ons verraden, Jeltsin heeft alles verkwanseld, en vervolgens heeft Berezovski zich van hem ontdaan en deze kerels aangesteld. En wat nu?ʼ Hij concludeert dat ʻiedereen die momenteel aan de macht is, moet worden doodgeschoten.ʼ Op dat moment stapt de hoofdpersoon uit de bus en komt hij in een dagdroom terecht waarin hij zich bij een vuurpeloton voegt dat een groep oligarchen executeert.

Met ʻdeze kerelsʼ worden Poetin en zijn kliek bedoeld, terwijl ʻwat nu?ʼ een vraag is die zwaar weegt op het land dat zij hebben gecreëerd. Wat voor soort samenleving is het hedendaagse Rusland, en waar gaat die naartoe? Wat is de dynamiek van haar politieke economie? Waarom hebben Poetin en zijn trawanten een verwoestend conflict met een nauw verweven buurland ontketend? Drie decennia lang heerste er een koude vrede in de regio, waarbij Rusland en de rest van Europa samen zwommen in de ijzige wateren van de neoliberale mondialisering. In 2022 zijn we, na de inval in Oekraïne en de economische en financiële sancties van het Westen, een nieuw tijdperk binnengetreden, waarin de waanideeën die de transitie van Rusland naar een markteconomie bezielden, onmogelijk nog langer overeind gehouden kunnen worden.

Natuurlijk is de fantasie van de post-sovjetontwikkeling nooit in overeenstemming geweest met de realiteit. In 2014 stelde Branko Milanović een balans op van de transities naar het kapitalisme, met als conclusie: ʻVan slechts drie of hooguit vijf of zes landen kan worden gezegd dat ze op weg zijn om deel te gaan uitmaken van de rijke en (relatief) stabiele kapitalistische wereld. Veel landen raken achterop, en sommige raken zo ver achterop dat zij er gedurende verscheidene decennia niet in zullen slagen terug te keren naar het punt waarop zij zich bevonden toen de muur viel.ʼ Ondanks beloften van democratie en welvaart hebben de meeste mensen in de voormalige Sovjet-Unie geen van beide gekregen. Door zijn geografische omvang en zijn politiek-culturele centraliteit was Rusland de gordiaanse knoop van dit historische proces, dat de cruciale achtergrond vormt van de Oekraïne-crisis. Want naast het militaire tropisme van de ʻgrootmachtʼ-benadering zijn binnenlandse economische factoren minstens even essentieel als we de coördinaten van de huidige situatie in kaart willen brengen en de haastige oorlogszucht van het Russische leiderschap willen verklaren.

Periode I: 1991–1998

De Russische agressie maakt deel uit van een wanhopige en tragisch verkeerd berekende poging om het hoofd te bieden aan wat Trotski ʻde zweep van de externe noodzaakʼ heeft genoemd, dat wil zeggen: de verplichting om met andere staten te concurreren om een zekere mate van politieke autonomie te behouden. Het was diezelfde zweep die het Chinese leiderschap ertoe heeft gebracht begin jaren tachtig een gecontroleerde economische liberalisering door te voeren, die veertig jaar van een grotendeels succesvolle integratie in de wereldeconomie heeft bevorderd, en het regime in staat heeft gesteld zijn legitimiteit opnieuw op te bouwen en te consolideren. In Rusland heeft de zweep na het einde van de Koude Oorlog echter de staat zelf gebroken.

Zoals Janine Wedel documenteert in haar onmisbare Collision and Collusion: The Strange Case of Western Aid to Eastern Europe (2000), resulteerde de ondergang van de Sovjet-Unie in een diepgaande verzwakking van de binnenlandse elite van het land. Tijdens de eerste jaren van de transitie werd de autonomie van de staat zodanig geminimaliseerd dat de beleidsvorming feitelijk werd gedelegeerd aan Amerikaanse adviseurs onder leiding van Jeffrey Sachs, die toezicht hield op een kleine groep Russische hervormers, zoals Jegor Gaidar – de premier die de beslissende prijsliberalisering van het land lanceerde – en Anatoli Tsjoebais, de privatiseringstsaar en voormalige bondgenoot van Poetin. Hun shocktherapiehervormingen veroorzaakten industriële involutie en stijgende armoedecijfers, waardoor ze een nationale vernedering teweegbrachten en een diep wantrouwen jegens het Westen in de Russische culturele psyche prentten. Gezien deze traumatische ervaring is het populairste motto in Rusland nog steeds: ʻDe jaren negentig – nooit meer.ʼ

Vladimir Poetin heeft zijn regime op dit motto gebouwd. Een eenvoudige blik op de ontwikkeling van het bbp per hoofd van de bevolking leert ons waarom. De eerste jaren van de transitie werden gekenmerkt door een zware depressie die culmineerde in de financiële krach van augustus 1998. In plaats van de totale ineenstorting die Anders Åslund in Foreign Affairs beschreef, bevatte dit moment echter reeds de kiemen van een opleving. De roebel verloor vier vijfde van zijn nominale dollarwaarde; maar al in 1999, toen Poetin aan de macht kwam als gevolg van een nieuwe oorlog in Tsjetsjenië, begon de economie zich te herstellen.

Vóór de crash hadden de macro-economische voorschriften van de Washington-consensus een hardnekkige depressie teweeggebracht, aangezien het anti-inflatiebeleid en een stompzinnige verdediging van de wisselkoers de economie beroofden van de nodige monetaire circulatiemiddelen. De torenhoge rentetarieven en het feit dat de staat geen betrouwbare loonbetalingen meer verrichtte, leidden tot een veralgemening van de ruilhandel (die in 1998 ruim vijftig procent van de handel tussen ondernemingen vertegenwoordigde), endemische loonachterstanden en de uittocht van industriële ondernemingen uit de binnenlandse markt. Op afgelegen plaatsen was het gebruik van geld bijna volledig uit het dagelijks leven verdwenen. In de zomer van 1997 bracht ik een paar dagen door in het kleine dorpje Tsjernoroed, aan de westelijke oever van het Baikalmeer. De dorpelingen oogstten pijnboompitten en gebruikten die om de busreis naar het nabijgelegen eiland Olkhon te betalen, evenals onderdak en gedroogde vis, waarbij één vol glas noten een rekeneenheid vormde. De sociale, gezondheids- en misdaadsituatie was erbarmelijk. Een wijdverbreid gevoel van wanhoop kwam tot uiting in het hoge sterftecijfer.

Periode II: 1999–2008

Vergeleken met deze economische catastrofe was het begin van het Poetin-tijdperk een feest. Van 1999 tot 2008 waren de belangrijkste macro-economische indicatoren indrukwekkend. De ruilhandel liep snel terug en het bbp groeide met gemiddeld zeven procent per jaar. Nadat het tussen 1991 en 1998 bijna was gehalveerd, was het in 2007 weer volledig terug op het niveau van 1991 – iets wat Oekraïne nooit voor elkaar heeft gekregen. De investeringen veerden weer op, net als de reële lonen, met jaarlijkse stijgingen van tien procent of meer. Op het eerste gezicht leek een Russisch economisch wonder aannemelijk.

Deze benijdenswaardige economische prestatie werd mogelijk gemaakt door de stijgende grondstoffenprijzen, maar dat was niet de enige factor. Daarnaast profiteerde de Russische industrie van de stimulerende effecten van de devaluatie van de roebel in 2008. Het waardeverlies maakte lokaal geproduceerde goederen concurrerender, wat de invoersubstitutie vergemakkelijkte. Aangezien industriële ondernemingen volledig los stonden van de financiële sector, hadden zij geen last van de crash van 1998. Bovendien gaven grote bedrijven er, dankzij de erfenis van de corporatistische integratie in de Sovjet-Unie, in de jaren negentig de voorkeur aan om de loonbetalingen uit te stellen in plaats van hun personeel te ontslaan. Daardoor konden zij hun productie snel opvoeren toen de economie weer aantrok. De bezettingsgraad steeg van ongeveer vijftig procent vóór 1998 naar bijna zeventig procent twee jaar later. Dit droeg op zijn beurt bij tot productiviteitsgroei, waardoor een opwaartse spiraal ontstond.

Een andere factor was de bereidheid van de regering om exportmeevallers aan te grijpen om het overheidsingrijpen in de economie een nieuwe impuls te geven. De jaren 2004 en 2005 markeerden een duidelijke verschuiving in dit opzicht. Privatisering stond nog steeds op de agenda, maar ging in een veel trager tempo door. Ideologisch gezien ging de stroom in tegengestelde richting, met een grotere nadruk op staatseigendom. Bij presidentieel decreet van 4 augustus 2004 werd een lijst opgesteld van 1.064 ondernemingen die niet mochten worden geprivatiseerd en werd een aantal naamloze vennootschappen waarin het aandeel van de staat niet mocht worden verminderd, genoemd. De staatsactiviteiten werden uitgebreid door een pragmatische combinatie van administratieve hervormingen en marktmechanismen. Poetins belangrijkste doelwit was de energiesector, waar hij de staatscontrole over de prijzen wilde herstellen en potentiële rivalen, zoals de liberale oliemagnaat Michail Chodorkovski, uit de weg wilde ruimen. Ondertussen werden door een combinatie van nieuwe beleidsinstrumenten en prikkels voor Russische buitenlandse investeringen ondernemingen opgericht die konden concurreren op gebieden als metallurgie, luchtvaart, autoʼs, nanotechnologie, kernenergie en natuurlijk militaire uitrusting. Het was de bedoeling de middelen die door de uitvoer van natuurlijke hulpbronnen werden gegenereerd, te gebruiken om een grotendeels verouderde industriële basis te moderniseren en te diversifiëren, en zo de autonomie van de Russische economie in stand te houden.

Periode III: 2008–2022

In deze poging om de Russische productiemiddelen te herstructureren kon een ontwikkelingsvisie worden ontwaard. Strategische fouten bij het beheer van de intrede van het land op de wereldmarkten, samen met gespannen relaties tussen de politieke leiding en de kapitalistische klasse, verhinderden echter een goede uitvoering van dit sociale arrangement. De symptomen van dit falen werden duidelijk tijdens de financiële crisis van 2008 en in de moeizame groei in het daaropvolgende decennium. Zij traden voor het eerst aan de dag in de voortdurende afhankelijkheid van de uitvoer van grondstoffen – meestal koolwaterstoffen, maar ook basismetaalproducten en meer recentelijk granen. Extern maakte deze toenemende specialisatie de economie gevoelig voor schommelingen op de wereldmarkten. Intern betekende dit dat de beleidsvorming ging draaien rond de verdeling van een (vaak uitgemolken) overschot van deze industrieën.

Het falen van de Russische ontwikkeling blijkt ook uit de hoge mate van financialisering. Al in 2006 werd de kapitaalrekening van Rusland volledig geliberaliseerd. Die maatregel, samen met de toetreding tot de WTO in 2012, duidde op een dubbele loyaliteit: enerzijds aan het door de VS geleide mondialiseringsproces, waarvan de hoeksteen het vrije verkeer van kapitaal was, en anderzijds aan de binnenlandse economische elite, die door haar weelderige levensstijl en frequente conflicten met het regime haar fortuin en bedrijven in het buitenland moest stallen. Poetin moedigde deze uitstroom van binnenlands kapitaal aan, ook al voerde hij tegelijkertijd een macro-economisch beleid dat erop gericht was buitenlandse investeringen naar Rusland te halen. De daaruit voortvloeiende internationalisering van de economie, in combinatie met de afhankelijkheid van de export van grondstoffen, verklaart waarom de economie zwaar getroffen werd door de wereldwijde financiële crisis, met een krimp van 7,8 procent in 2009. Om aan deze instabiliteit het hoofd te bieden, kozen de autoriteiten voor een dure accumulatie van laagrenderende reserves, waardoor Rusland, ondanks zijn positieve netto internationale investeringspositie, het afgelopen decennium tussen de drie en vier procent van zijn bbp verloor via financiële betalingen aan de rest van de wereld.

In het decennium vóór de invasie van Oekraïne werd de Russische economie dus gekenmerkt door chronische stagnatie, een extreem ongelijke verdeling van de welvaart en een relatieve economische achteruitgang ten opzichte van China en de kapitalistische kern. Toegegeven, er zijn ook andere, positievere ontwikkelingen geweest. Als gevolg van de sancties en tegensancties na de annexatie van de Krim hebben sommige sectoren, zoals de landbouw en de voedselverwerking, geprofiteerd van een invoersubstitutiedynamiek. Daarnaast heeft een krachtige technologiesector de ontwikkeling van een digitaal ecosysteem met een indrukwekkend internationaal bereik mogelijk gemaakt. Maar dit was niet genoeg om tegenwicht te bieden aan de structurele zwakte van de economie. In 2018 dwongen massademonstraties tegen neoliberale pensioenhervormingen de regering tot een gedeeltelijke terugtocht. Zij brachten ook de toenemende kwetsbaarheid aan het licht van Poetins regime, dat niet in staat is zijn beloften van economische modernisering en een adequaat welzijnsbeleid na te komen. Zolang deze trend zijn legitimiteit blijft ondermijnen, zal het vertrouwen van de president in nationalistisch revanchisme – en de militaire uitingen daarvan – alleen maar toenemen.

Geconfronteerd met economische tegenspoed en politieke isolatie na zijn avontuur in Oekraïne, zijn de vooruitzichten voor Rusland somber. Tenzij het land alsnog een overwinning behaalt, zal de regering steeds meer gaan wankelen naarmate de gewone Rus de economische kosten van de oorlog gaat voelen. De regering zal waarschijnlijk reageren door de repressie op te voeren. Voorlopig is de oppositie gefragmenteerd, en delen van links, waaronder de Communistische Partij, hebben zich achter de vlag geschaard – wat betekent dat Poetin op de korte termijn geen moeite zal hebben om afwijkende meningen de kop in te drukken. Maar afgezien daarvan wordt het regime op meerdere fronten bedreigd.

Het bedrijfsleven is doodsbang voor de verliezen die het zal lijden, en Russische financiële journalisten luiden openlijk de noodklok. Natuurlijk is het niet makkelijk om de gevolgen te voorspellen van de sancties – die nog niet volledig ten uitvoer zijn gelegd – voor het vermogen van individuele oligarchen. Er zij op gewezen dat de Russische Centrale Bank de roebel behendig heeft gestabiliseerd nadat deze onmiddellijk na het begin van de invasie een derde van zijn waarde had verloren. Maar voor Russische kapitalisten is het gevaar reëel. Twee voorbeelden illustreren de uitdagingen waarmee zij zullen worden geconfronteerd. Het eerste voorbeeld is Alexei Mordashov – volgens Forbes de rijkste man van Rusland – die onlangs op de zwarte sanctielijst van de EU werd geplaatst wegens zijn vermeende banden met het Kremlin. Als gevolg van dit besluit heeft Severstal, de staalgigant waarvan hij de eigenaar is, alle leveringen aan Europa stopgezet, die vroeger ongeveer een derde van de totale omzet van het bedrijf uitmaakten: ruwweg 2,5 miljoen ton staal per jaar. Het bedrijf moet nu op zoek naar andere markten in Azië, maar tegen minder gunstige voorwaarden, die zijn winstgevendheid zullen schaden. Dergelijke cascade-effecten op de bedrijven van de oligarchen zullen gevolgen hebben voor de economie als geheel.

In de tweede plaats brengen de invoerbeperkingen ernstige moeilijkheden met zich mee voor sectoren als de autoproductie en het luchtvervoer. Er zou een ‘technologisch vacuüm’ kunnen ontstaan, gezien de terugtrekking van bedrijfssoftwarebedrijven als SAP en Oracle uit de Russische markt. Hun producten worden gebruikt door de grootste Russische ondernemingen – Gazprom, Lukoil, het Staatsbedrijf voor Atoomenergie, de Russische Spoorwegen – en het zal duur zijn om ze te vervangen door substituten van eigen bodem. In een poging om de gevolgen hiervan in te dammen, hebben de autoriteiten het gebruik van illegale software gelegaliseerd, de belastingvrijstellingen voor technologiebedrijven verlengd en aangekondigd dat technologiewerknemers zullen worden vrijgesteld van militaire verplichtingen; maar deze maatregelen zijn niet meer dan een tijdelijke noodoplossing. Het cruciale belang van software en data-infrastructuur voor de Russische economie benadrukt het gevaar van gemonopoliseerde informatiesystemen die worden gedomineerd door een handvol westerse bedrijven, waarvan de terugtrekking catastrofaal kan blijken.

Kortom, het lijdt geen twijfel dat de oorlog in Oekraïne schadelijk zal zijn voor veel Russische bedrijven en de loyaliteit van de heersende klasse aan het regime op de proef zal stellen. Maar ook de instemming van de bredere bevolking is in gevaar. Naarmate de sociaal-economische omstandigheden voor de bevolking verder verslechteren, kan het motto dat Poetin zo goed van pas kwam tegen zijn liberale oppositie (‘de jaren negentig: nooit meer’) weldra een averechtse uitwerking hebben op het Kremlin. Het mengsel van wijdverspreide misère en nationalistische frustratie is politieke nitroglycerine. De explosie ervan zal noch Poetins oligarchische regime, noch het economische model waarop het berust, sparen.

Vertaling: Menno Grootveld

Categorieën
Economie Politiek

Links mag niet op Macron stemmen

Oorspronkelijke tekst (Engels): UnHerd, 22 april 2022

fotografie: UnHerd

door Thomas Fazi

Thomas Fazi is schrijver, journalist en vertaler. Zijn laatste boek, Reclaiming the State, verscheen bij Pluto Press.

Macrons aggresieve agenda heeft de werkende klasse verlamd

Op 6 mei 2017, de dag dat Emmanuel Macron werd verkozen tot president van Frankrijk nadat hij Marine Le Pen met groot verschil had verslagen, deed hij een belofte aan het Franse volk: dat het land nooit meer een ʻextreem-rechtseʼ kandidaat de tweede ronde van de presidentsverkiezingen zou zien bereiken. Maar nu, vijf jaar later, moet Macron het opnieuw opnemen tegen Le Pen. En deze keer zal het zeker veel dichter bij elkaar liggen, met een peiling van 55 procent voor de zittende president en 45 procent voor Le Pen.

Om dat verschil te verkleinen, moet Le Pen ten minste een deel van de 22 procent van de kiezers overhalen die in de eerste ronde van de verkiezingen voor de ʻlinks-populistischeʼ Jean-Luc Mélenchon hebben gekozen. Het standpunt van Mélenchon in dezen is echter duidelijk: ʻWij mogen geen enkele stem aan Le Pen geven,ʼ verklaarde hij op de avond van de eerste ronde, in wat neerkwam op een de facto steunbetuiging aan Macron. In een brief aan zijn achterban liet hij duidelijk weten dat hij de aftredende president de minst slechte optie vindt die op tafel ligt.

Maar niet al zijn kiezers zijn dezelfde mening toegedaan. Zoals Alexandre, een 36-jarige man die in de eerste ronde op Mélenchon stemde, aan BFMTV vertelde: ʻIk ben fundamenteel, ideologisch links en ik ben diep humanistisch, maar ik zal toch op Marine Le Pen stemmen.ʼ Hij is niet de enige die er zo over denkt: volgens opiniepeilingbureau Elabe zal een derde van de kiezers van Mélenchon in de tweede ronde waarschijnlijk op Le Pen stemmen.

Het hoeft ons niet te verbazen dat een groot deel van de aanhangers van Mélenchon het niet met hun leider eens is dat Macron het minste kwaad is. Gedurende zijn hele presidentschap heeft Macron onophoudelijk een aggressieve neoliberale agenda nagestreefd die de omstandigheden van de Franse arbeidersklasse dramatisch heeft verslechterd, terwijl hij de rijke elites en bedrijfsgiganten van het land enorm heeft bevoordeeld – verlaging van de belastingen voor de rijken en de grote bedrijven, hervorming van de arbeidswetgeving ten gunste van de werkgevers, bezuinigingen op de sociale voorzieningen en voortzetting van de ʻvermarktingʼ van elk gebied van de Franse samenleving.

Zoals een Franse econoom het formuleerde: ʻMacron is de kandidaat van de rijkste 1 procent of zelfs 0,1 procent.ʼ Dit is meer dan alleen een stijlfiguur: in zijn opzienbarende boek Crépuscule beschrijft de Franse schrijver en activist Juan Branco hoe Frankrijks machtigste oligarchen en mediamagnaten Macron vrij letterlijk van jongs af aan hebben ʻklaargestoomd,ʼ waarna ze al het geld en alle invloed waarover ze beschikten hebben gebruikt om hem te helpen de jongste president ooit van het land te worden. Het bleek een lonende investering: de laatste jaren is het aantal miljonairs in Frankrijk, na de Verenigde Staten, het sterkst toegenomen: een derde van de Franse rijkdom is nu in handen van slechts acht miljardairs. Intussen zijn de levensomstandigheden van de minstbedeelden verslechterd en is het aantal Fransen dat in armoede leeft toegenomen.

Alsof dit nog niet erg genoeg was, heeft Macron, toen de Franse onderklasse de straat opging om te protesteren tegen het top-down klassenoorlogsbeleid van de president en de Gilets Jaunes-beweging ontstond, daarop gereageerd met angstaanjagend politiegeweld dat niet onderdoet voor ʼs werelds meest repressieve regimes, waardoor betogers ten minste 24 ogen en vijf handen verloren.

De protesten kwamen alleen tot een einde omdat het uitbreken van de Covid-pandemie Macron, net als andere leiders over de hele wereld, het perfecte excuus bood om een draconisch en autoritair beleid van sociale controle uit te rollen, dat, zoals Toby Green en ik hebben gedocumenteerd, de arbeidersklasse het zwaarst heeft getroffen. Zoals Serge Halimi, directeur van Le Monde diplomatique, onlangs verklaarde, is het presidentschap van Macron ʻFrankrijks meest “illiberale” presidentschap van de moderne tijd.ʼ Hij heeft de angst voor onveiligheid, terrorisme, Covid-19 en nu de oorlog in Oekraïne uitgebuit om ʻeen antidemocratische “shockstrategie” te bevorderenʼ die erop gericht is ʻdoor angst te regeren.ʼ

En de toekomst voor de gewone Fransen ziet er niet rooskleuriger uit, als we het verkiezingsprogramma van Macron mogen geloven: meer belastingverlagingen voor grote bedrijven, de pensioengerechtigde leeftijd verhogen tot 65 jaar, uitkeringsgerechtigden dwingen om meer dan vijftien uur per week te werken, en terugkeren naar de strenge begrotingsregels van Maastricht (d.w.z. meer bezuinigingen). Zoals Halimi opmerkt: ʻEen tweede termijn voor Macron zou vooral gevaarlijk zijn voor de arbeidersklasse, omdat hij zich niet kandidaat kan stellen voor een derde termijn. Zonder de remmende invloed van een toekomstige verkiezingʼ staat er weinig meer in de weg van Macrons autoritaire neoliberale project.

Dit alles roept de vraag op waarom een socialist als Mélenchon zou moeten willen dat Macron aan de macht blijft. Op de meeste linkse mensen, niet alleen die in Frankrijk, zal deze vraag waarschijnlijk provocerend retorisch overkomen: wel, omdat het alternatief – Le Pen – duidelijk slechter is. Maar is dat ook zo? Of is het slechts een linkse Pavlov-reactie op de klank van haar naam? De argumenten van Mélenchon weerspiegelen de conventionele wijsheid onder Franse linksen en socialisten: de economische agenda van Le Pen is net zo slecht – dat wil zeggen: neoliberaal – als die van Macron, terwijl haar ʻculturele agendaʼ (over kwesties als immigratie) veel slechter is.

Dit zou een redelijk argument zijn als het waar was. Maar het idee dat de programmaʼs van Le Pen en Macron even slecht zijn vanuit een links-socialistisch perspectief is gewoon onjuist.

Le Pen heeft de ʻneoliberaleʼ logica van veel van de voorstellen van haar concurrent gehekeld – met name de aanscherping van de voorwaarden voor de ontvangers van sociale uitkeringen voor werkenden en de verhoging van de pensioenleeftijd, waar Le Pen zich in beide gevallen consequent tegen heeft verzet. Het is eerlijk gezegd moeilijk in te zien hoe iemand te goeder trouw het verkiezingsprogramma van Le Pen als neoliberaal zou kunnen omschrijven. Het is eerder een gematigd herverdelingsprogramma op keynesiaanse leest, gebaseerd op staatsinterventionisme, sociale bescherming en verdediging van de publieke diensten. De maatregelen omvatten de versterking van publieke diensten zoals ziekenhuizen, algemene BTW-verlagingen, loonsverhogingen voor werknemers in de gezondheidszorg en andere sectoren, belastingvrijstellingen of gratis vervoer voor jonge werkenden, de bouw van honderdduizend sociale huurwoningen per jaar, de renationalisatie van de autowegen en een belasting op financieel vermogen. Niets dat bijzonder radicaal is – maar neoliberaal is het zeker niet.

Het is dan ook geen verrassing dat een diepgaand onderzoek van het manifest van Le Pen door het Centre de Recherche Politique van Sciences Po, een van de grootste en invloedrijkste centra voor politiek-wetenschappelijk onderzoek in Frankrijk en zeker geen lepénistisch bolwerk, tot de conclusie kwam dat haar politieke programma stevig ʻlinks van het economische middenʼ ligt – veel meer dan de agenda van Macron. Interessant genoeg bleek uit het onderzoek ook dat de kiezers van Le Pen haar linkse economische visie delen: groot vertrouwen in de vakbonden, wantrouwen jegens grote particuliere ondernemingen, weigering om het aantal ambtenaren te verminderen. Over het geheel genomen is een overweldigende meerderheid van de aanhangers van Le Pen het eens met het idee dat ʻmen van de rijken moet nemen om aan de armen te geven.ʼ

Het is inderdaad pijnlijk duidelijk dat Mélenchons eigen economische manifest veel meer overeenkomsten vertoont met dat van Le Pen dan met dat van Macron. Ja, het programma van Mélenchon legt meer nadruk op lonen en werknemersrechten, zoals te verwachten valt, maar de algemene oriëntatie is vergelijkbaar. Mélenchon en Le Pen hebben zich ook allebei zeer kritisch uitgelaten over Macrons ʻvaccinpaspoorten,ʼ en hebben beloofd die in te zullen trekken als zij verkozen zouden worden. En de twee leiders hebben een vergelijkbare afkeer van de mondialisering en van de Europese Unie in het bijzonder – waarvan Macron een fervent pleitbezorger is. Ze zijn ook allebei voorstander van de terugtrekking van Frankrijk uit de NAVO.

Het grootste verschil tussen de twee betreft de immigratie. Terwijl Mélenchon in zijn manifest oproept om ʻimmigranten op een waardige manier te verwelkomen,ʼ wil Le Pen ʻde immigratie weer volledig onder controle krijgenʼ – door de regels voor het verkrijgen van de Franse nationaliteit aan te scherpen, nationale onderdanen voorrang te geven bij de toegang tot bepaalde sociale voorzieningen, en delinquente en stelselmatig werkloze buitenlanders het land uit te zetten. Zij heeft ook een hard standpunt ingenomen tegen het islamitisch radicalisme.

Nu kan het heel goed zijn dat men het niet eens is met dit beleid, maar het demoniseren ervan als ʻfascistischʼ – zoals velen ter linkerzijde doen – is gewoon belachelijk. Immers, het idee dat een staat voorrang moet geven aan het welzijn van de eigen burgers werd tot niet al te lang geleden als vanzelfsprekend beschouwd – zelfs onder linkse partijen en kiezers, zoals Sahra Wagenknecht, voormalig leider van de radicaal-linkse Duitse partij Die Linke, opmerkt in haar jongste boek Die Selbstgerechten(ʻDe zelfingenomenenʼ).

Maar wat belangrijker is, is de vraag of Macron in dit opzicht echt zo veel beter is dan Le Pen. Zoals Pauline Bock in The Guardian schreef, heeft Macron zelf een zeer ʻharde houding op het gebied van de immigratie aangenomen, waarbij politieagenten tenten van vluchtelingen in Calais vernielden … hij een eerbetoon bracht aan de ʻgrote soldaatʼ maarschalk Pétain … en interviews gaf aan extreem-rechtse tijdschriften.ʼ Toen Macrons minister van Binnenlandse Zaken, Gérald Darmanin, in februari 2021 in een tv-programma tegenover Le Pen stond, beschuldigde hij haar er zelfs van ʻte mild te zijn op het gebied van de immigratie.ʼ

Het lijkt er dus op dat de meeste argumenten van Mélenchon (en Frans links) om Macron boven Le Pen te verkiezen geen stand houden: de eerste is onvergelijkbaar veel slechter – d.w.z. ʻrechtserʼ – dan Le Pen op economisch gebied, en aantoonbaar bijna even slecht als zijn rivaal, vanuit een standaard ʻprogressiefʼ gezichtspunt, als het op de behandeling van immigranten aankomt. Ongeacht wat men van Le Pen mag denken – ik ben geen fan en als ik in Frankrijk had gewoond, zou mijn stem naar Mélenchon zijn gegaan – lijkt het vrij duidelijk dat de Franse arbeidersklasse veel slechter af zou zijn met een tweede ambtstermijn van Macron.

Uiteindelijk laat deze hele affaire echt zien waarom de historische kloof tussen links en rechts nergens meer op slaat. Geen enkel land illustreert dit beter dan Frankrijk – het land dat als eerste de concepten links en rechts in de politiek uitvond. Want niet alleen zijn nominaal linkse en progressieve partijen radicaal naar rechts opgeschoven in economische termen, en hebben zij klassenpolitiek opgegeven ten gunste van identiteitspolitiek, maar nominaal rechtse partijen zijn tegelijkertijd naar links opgeschoven als het om de economie gaat. Ook al hebben politieke partijen de traditionele links-rechts dichotomie uitgedaagd, en hebben Macron, Le Pen en Mélenchon er allemaal op hun eigen manier op gewezen dat de links-rechtspolitiek voorbij is, waarbij de laatste zich veel moeite heeft getroost om de linkse politiek te ʻont-neoliberaliseren,ʼ deze labels blijken zeer moeilijk verwijderbaar.

Dat is uiteindelijk de reden waarom een socialist als Mélenchon het nog steeds niet kan opbrengen om de ʻrechtseʼ Le Pen te verkiezen boven de nominaal ʻprogressieveʼ Macron, ook al is de economische agenda van eerstgenoemde veel linkser. Het verklaart ook waarom Macron waarschijnlijk voor een tweede termijn zal worden verkozen, met nefaste gevolgen voor de Franse arbeiders- en middenklasse.

Natuurlijk zouden de kiezers van Le Pen waarschijnlijk voor hetzelfde dilemma staan als Mélenchon het tegen Macron zou moeten opnemen. Maar dit bewijst alleen maar dat de kloof tussen links en rechts een rookgordijn is geworden dat het vrijwel onmogelijk maakt om de status quo serieus aan te vechten. Zolang politieke partijen en kiezers meer belang blijven hechten aan de steeds betekenislozere labels die zij zichzelf geven, in plaats van aan het beleid dat andere partijen en kiezers daadwerkelijk steunen, zal elk vooruitzicht om iemand als Macron ten val te brengen waarschijnlijk worden gedwarsboomd – tot grote vreugde van de heersende klassen.

Vertaling: Menno Grootveld

Categorieën
Politiek

Redacteuren DOXA hangt gevangenisstraf boven het hoofd

Oorspronkelijke tekst (Engels): LeftEast en CPJ

fotografie: Kirill Kudryavtsev

Ongeveer een jaar geleden maakte Wereldbrand melding van de pogingen van de Russische autoriteiten om het kritische studentenblad DOXA de mond te snoeren. Inmiddels zijn vier journalisten van DOXA voorgeleid en hangt hun een forse straf boven het hoofd. In het tumult van de oorlog in Oekraïne dreigt dit nieuws ondergesneeuwd te raken, terwijl het juist zo belangrijk is dat ook in Rusland kritische stemmen te horen blijven.

Van de website van het Comitee to Protect Journalists:

Russische aanklager eist strenge straffen voor redacteuren van studententijdschrift DOXA

De Russische autoriteiten moeten onmiddellijk alle aanklachten tegen vier voormalige redacteuren van het door studenten gerunde tijdschrift DOXA laten vallen en journalisten van onafhankelijke mediakanalen niet langer als buitenlandse agenten aanmerken, aldus het Committee to Protect Journalists (CPJ) woensdag 6 april.

Op 1 april, tijdens een hoorzitting in de districtsrechtbank van Dorogomilovsky in de hoofdstad Moskou, eiste de openbare aanklager twee jaar gevangenisstraf voor de voormalige DOXA-redacteuren, omdat ze minderjarigen bij demonstraties zouden hebben betrokken. De redacteuren – Armen Aramyan, Vladimir Metelkin, Alla Gutnikova en Natalia Tyshkevich – werden in april 2021 aangeklaagd op grond van artikel 151.2 van het wetboek van strafrecht, in verband met een video uit januari 2021 waarin de autoriteiten werd gevraagd te stoppen met het intimideren van studenten tijdens politieke protesten; vervolgens werden ze in huisarrest geplaatst.

Het vonnis in de zaak is gepland voor 12 april.

Na de hoorzitting van 1 april arresteerde de politie Tyshkevich, en een rechtbank veroordeelde haar de volgende dag tot vijftien dagen gevangenisstraf omdat ze in 2017 verboden symbolen zou hebben getoond, aldus DOXA.

Los daarvan heeft het Russische ministerie van Justitie op 1 april nog eens vijf Russische journalisten aangemerkt als zogenoemde ʻmedia foreign agents.ʼ Op 5 april werden de journalisten Jevgeni Kiselyov en Matvei Ganapolsky als eersten opgenomen op een lijst van het ministerie van Justitie van ʻindividuen die als buitenlandse agenten worden bestempeld,ʼ omdat ze zich zouden hebben beziggehouden met politieke activiteiten die door Oekraïne werden gefinancierd.

ʻRusland neemt voortdurend zijn toevlucht tot het gebruik van de arbitraire wet op buitenlandse agenten of tot verzonnen zaken om afwijkende stemmen in het land het zwijgen op te leggen,ʼ zegt Gulnoza Said, CPJʼs programmacoördinator voor Europa en Centraal-Azië, vanuit New York. ʻDe Russische autoriteiten moeten hun vervolging van het studententijdschrift DOXA stoppen en onmiddellijk de willekeurige wet op buitenlandse agenten intrekken.ʼ

Tyshkevich werd na de DOXA-hoorzitting van 1 april aangehouden en ʼs nachts geïnterneerd op het Tverskaya-politiebureau in Moskou. Haar laatste woorden tijdens de hoorzitting omvatten het woord ʻoorlog,ʼ ter verwijzing naar de militaire gevechten in Oekraïne, in plaats van ʻspeciale operatie,ʼ de door de regering goedgekeurde term voor het conflict.

Op 2 april werd Tyshkevich veroordeeld tot vijftien dagen administratieve hechtenis op grond van deel 1 van artikel 20.3 van het administratief wetboek voor ʻhet tonen van verboden symbolenʼ in een sociale mediapost uit 2017 die een Oekraïense drietand bevatte, volgens de politie een symbool van het Oekraïense opstandelingenleger. De advocaat van Tyshkevich, die werd geciteerd in het DOXA-rapport, zegt dat de verjaringstermijn voor deze zaak al in 2018 is verstreken.

Op 27 maart blokkeerde de Russische staatstoezichthouder voor de media, Roskomnadzor, de pagina van DOXA op het Russische sociale netwerk Vkontakte.

De vijf journalisten die zijn aangewezen als ʻmedia foreign agentsʼ zijn de voormalige Dozhd TV-journaliste Maria Borzunova, Mediazona-journaliste Alla Konstantinova, The Bell-oprichtster Elizaveta Osetinskaya, The Bell-hoofdredactrice Irina Malkova, en Murad Muradov, een journalist voor Kavkazsky Uzel (Kaukasische Knoop) in Dagestan.

Personen die op deze lijst staan moeten regelmatig gedetailleerde verslagen indienen over hun activiteiten en uitgaven, en hun status moet worden vermeld telkens wanneer zij inhoud produceren of in nieuwsartikelen worden genoemd, aldus de wet. Niet-naleving van de wet kan leiden tot een gevangenisstraf van twee jaar.

Kiselyov en Ganapolsky, die als eersten aan de lijst van ʻals buitenlandse agenten gelabelde personenʼ werden toegevoegd, zijn twee bekende journalisten die respectievelijk in 2008 en 2014 Rusland verlieten en nu als journalisten in Oekraïne werken, aldus een rapport van Reuters.

Het ministerie creëerde het register eind 2020, maar het bleef tot nu toe leeg. De lijst vermeldt personen die geld ontvangen uit het buitenland, zich bezighouden met ʻpolitieke activiteiten,ʼ of ʻinformatie verzamelen op het gebied van de militaire en technische activiteiten van Rusland,ʼ en vereist dat ze hun status aangeven wanneer ze contact opnemen met staatsagentschappen, aldus het Media Rights Center, een Russische niet-gouvernementele organisatie. Niet-naleving kan leiden tot een gevangenisstraf van vijf jaar.

CPJ e-mailde de persdienst van Roskomnadzor en het Russische ministerie van Justitie voor commentaar, maar kreeg geen antwoord.

Van de website van LeftEast:

Wie zijn DOXA en wat is de zaak tegen hen?

Redactionele noot: LeftEast biedt hier, als onderdeel van een internationale solidariteitscampagne, vier getuigenissen, die allemaal op zeer persoonlijke wijze het verhaal vertellen van DOXA, een studentenblad aan de Hogere Economische School van Moskou, dat al snel de grenzen van zijn oorsprong ontgroeide om de stem van de Russische studenten te worden, en vervolgens een van de belangrijkste oppositionele media in Rusland. Na deze getuigenissen volgt een vertaling van een meer gedetailleerd verslag van de waarlijk kafkaëske rechtszaak die het Russische openbaar ministerie tegen vier DOXA-redacteuren heeft aangespannen.

Wie zijn DOXA: vier getuigenissen

Ella Rossman, doctoraalstudente aan de UCL School of Slavonic and East European Studies en feministisch activiste, en een van de oprichters van deʻAnti-universiteitʼ in Moskou

Op 31 maart en 1 april hield de Dorogomilovski-rechtbank de laatste hoorzittingen in de zaak van de redacteuren van het studentenblad DOXA, Alla Gutnikova, Armen Aramyan, Natasha Tyshkevich en Volodya Metelkin. De vier mensen die in deze zaak zijn aangeklaagd, zijn mijn naaste vrienden, medewerkers en collegaʼs. De belangrijkste gesprekken in mijn leven zijn met hen geweest, of hebben door hun toedoen plaatsgevonden. En ik ken velen die hetzelfde kunnen zeggen, want alle vier zijn het zeer getalenteerde schrijvers, organisatoren en activisten. Ze hadden veel voor anderen kunnen doen, maar in plaats van erkenning te ondervinden, worden ze vandaag vervolgd en staan ze onder huisarrest. Ik ben heel bang voor Alla, Armen, Natasha en Volodya. Ook al is hun zaak duidelijk in duigen gevallen (geen van de vermeende ʻslachtoffersʼ heeft de video gezien waarop de zaak is gebaseerd en lijkt zelfs maar op de hoogte te zijn van het bestaan van DOXA-magazine), toch kunnen ze nog steeds echte straffen krijgen – tot wel drie jaar gevangenisstraf. Een jaar na aanvang krijgt de DOXA-zaak niet meer zo veel aandacht, omdat er bijna geen onafhankelijke media meer over zijn om er verslag van te doen, en veel activisten en voorvechters van de mensenrechten het land hebben verlaten. Maar zwijgen is gevaarlijk, vooral nu het vonnis op het punt staat te worden uitgesproken.

Mikhail Lobanov, universitair hoofddocent aan de Lomonosov Staatsuniversiteit van Moskou, en medevoorzitter van de vakbond ʻUniversitaire Solidariteitʼ

Wat hebben we de laatste weken vooral gemist, nu de wereld op de afgrond lijkt af te stevenen? Naar mijn mening ontberen we in de eerste plaats hoop, en geloof dat een andere wereld mogelijk is. Voor mij persoonlijk is één bron van hoop op dit moment de redactie van DOXA-magazine, dat is voortgekomen uit de studentenmedia.

Ik kende een aantal van de geweldige mensen in de redactie al lang voordat het tijdschrift zelfs maar bestond. Ze studeerden aan de MSU, en samen hebben we een paar keer het universiteitsbestuur zover gekregen dat ze inadequate beslissingen terugdraaiden. DOXA is altijd niet alleen een geweldig tijdschrift geweest, maar ook een activistische omgeving van waaruit ideeën en projecten zich naar verschillende gebieden en richtingen hebben verspreid.

Sinds zijn ontstaan heeft DOXA zoʼn tempo en ritme verkregen dat het door de autoriteiten gevreesd werd. Aanvankelijk probeerden de voormalige directeuren van de Hogere Economische School (Kuzminov en Kasamara) het tijdschrift te beteugelen, maar ze beten hun tanden erop stuk. DOXA werd alleen maar sterker en bekender.

Toen nam het veiligheidsapparaat de zaak over. Bijna een jaar geleden werd na een reeks huiszoekingen een strafzaak gefabriceerd tegen vier redacteuren van DOXA. DOXA hield, als belangrijkste universitaire nieuwsmedium van het land, nauwlettend situaties in de gaten waarbij universiteitsbestuurders studenten intimideerden die deelnamen aan betogingen. Jonge journalisten gebruikten hun publicaties om sommige studenten te helpen zich te verzetten tegen illegale druk en anderen te behoeden voor represailles. Het openbaar ministerie bouwde op basis hiervan een absurde zaak op.

De autoriteiten wilden DOXA de mond snoeren met een strafzaak en een reeks huiszoekingen. Die hadden het tegenovergestelde effect. Het team heeft doorgezet en zich aangepast aan de nieuwe omstandigheden, en is nieuws en artikelen blijven publiceren, ondanks de inspanningen van Roskomnadzor (de Russische federale dienst voor toezicht op de media). Het belicht met name de verontwaardiging en het protest die de acties van het Kremlin in de afgelopen weken in de academische gemeenschap teweeg hebben gebracht. En natuurlijk de reactionaire golf die de bestuurders proberen teweeg te brengen.

Tatiana Levina, fellow aan het Kulturwissenschaftliches Institut Essen (KWI), voorheen docent aan de Hogere Economische School van Moskou

Armen Aramyan, Alla Gutnikova, Vladimir Metelkin en Natalia Tyshkevich zijn heel moedig en slim, en in de paar jaar dat zij bij DOXA werken hebben zij, samen met de andere redactieleden, veel voor de Russische samenleving gedaan. Het belangrijkste doel van DOXA was te vertellen wat er aan de hand is op de moderne Russische universiteiten en hoe de staatsideologie studenten en faculteiten beïnvloedt. Het belangrijkste voor hen was niet alleen de problemen te beschrijven waarmee studenten en faculteiten te maken hebben, maar ook om manieren te vinden om ze op te lossen.

Ik herinner me hoe Doxa tot stand kwam – in 2017 met de publicatie van een studentenenquête over cursussen aan de Hogere Economische School. Tegelijkertijd was ik bezig met mijn eigen vrijwilligersproject – het organiseren van een kinderspeelkamer op de universiteit – en was erg blij dat er parallel daaraan nóg een geweldige activiteit was. Ze hebben altijd gereageerd op de problemen van studenten, vooral diegenen die het zwijgen werd opgelegd binnen de universitaire omgeving. Ze schreven een aantal geweldige stukken over ethiek en intimidatie op universiteiten. Toen de universiteiten snel ideologisch begonnen te worden en uitspraken gingen doen dat ʻuniversiteiten geen plaats zijn voor politiek,ʼ was Doxa een van de eersten om daarop te reageren.

Jan Surman, senior onderzoeker aan het Masaryk Instituut en het archief van de Tsjechische Academie van Wetenschappen, voorheen verbonden aan de Hogere Economische School van Moskou, en een van de oprichters van de ʻAnti-universiteitʼ in Moskou

Toen ik in 2018 in Moskou aankwam, was DOXA nog maar een paar maanden oud. In de drie jaar waarin ik hun activiteiten van nabij kon gadeslaan, ontwikkelden ze zich van een studentenmedium tot een compleet intellectueel instituut. Als belangrijk onderdeel van het studentenleven werden ze van vitaal belang voor de Russische academische sfeer in het algemeen, door het ontwikkelen van onderzoeksjournalistiek met betrekking tot universitaire kwesties, het publiceren van vertalingen van belangrijke geleerden, en het inzamelen van geld voor studenten die beboet waren wegens deelname aan vreedzame protesten. DOXA heeft er mede voor gezorgd dat auteurs als David Graeber populair zijn geworden in Rusland; ook is DOXA de strijd aangegaan met de intimidatie aan de universiteiten, een probleem dat pas sinds kort als een serieus probleem wordt erkend aan een paar universiteiten in Moskou (maar dat aan de meeste universiteiten nog steeds wordt genegeerd). DOXA-zomercursussen, waar activisme en intellectueel debat hand in hand gingen, trokken geleerden en studenten van over de hele wereld aan. Nu, tijdens de oorlog, blijft DOXA een van de weinige media die ondanks de censuur doorgaat met publiceren.

Sinds 2018 is er veel veranderd: veel mensen die het tijdschrift begonnen zijn naar andere projecten verhuisd, en vier redacteuren, Armen, Natasha, Vladimir en Alla, staan onder huisarrest. Misschien is dit eigenlijk wel het meest blijvende effect van DOXA, dat het laat zien dat een studentengemeenschap buiten academische hiërarchieën en onafhankelijk van de administratie en haar middelen kan worden georganiseerd, en zich kan ontwikkelen tot een niet-hiërarchisch rizoom dat blijft werken, zelfs als de hoofdtak inactief is. In Rusland lijkt een dergelijke vernieuwing werkelijk revolutionair.

Armen, Natasha, Vladimir en Alla, die ik tot mijn vreugde mijn vrienden mag noemen, staan al bijna een jaar onder huisarrest, en binnenkort zal de rechter het vonnis uitspreken. We hopen allemaal op de stem van het gezonde verstand in deze krankzinnige tijden – en op een milde straf. Collegaʼs uit de academische gemeenschap, zowel in Rusland als daarbuiten, hebben hen vanaf het begin van hun vervolging gesteund, en we mogen daar nu niet mee ophouden. Zwijgen is een van de belangrijkste wapens van het regime van Poetin en wij moeten onze stem verheffen ter ondersteuning van degenen die dat zwijgen trachten te doorbreken.

De zaak tegen DOXA (vertaling van doxajournal.ru)

Op 14 april 2021 werd een zaak aanhangig gemaakt tegen vier redacteuren van het tijdschrift DOXA. Armen Aramyan, Alla Gutnikova, Volodya Metelkin en Natasha Tyshkevich werden aangeklaagd op grond van artikel 151.2 van het Wetboek van Strafrecht van de Russische Federatie inzake de betrokkenheid van minderjarigen bij handelingen die gevaarlijk zijn voor hun leven.

De basis voor de zaak was een drie minuten durende YouTube-video die de redacteuren hadden opgenomen vóór de eerste winterprotestbijeenkomst van 2021 ter ondersteuning van oppositieleider Alexej Navalny. Daarin werd gezegd dat het illegaal is om studenten van school te sturen en te intimideren omdat ze deelnemen aan betogingen. Enkele dagen later verwijderde de redactie van het tijdschrift de video op verzoek van Roskomnadzor, en diende zij tegelijkertijd een tegenzaak in bij de rechtbank. Niettemin heeft de onderzoekscommissie een strafzaak geopend op grond van een vreemd, relatief nieuw artikel ʻover de betrokkenheid van minderjarigen.ʼ Minderjarigen zouden deze video hebben kunnen bekijken, ʻgeïnspireerd ʼ zijn geraakt, naar de bijeenkomst zijn gegaan en daar het coronavirus hebben opgelopen – dat wil zeggen, schade aan hun gezondheid toegebracht hebben gekregen.

Leonid Volkov, het voormalige hoofd van het netwerk van hoofdkwartieren van Alexej Navalny dat in april 2021 werd gesloten, stond in deze zelfde zaak terecht. Volgens de aanklager hebben de DOXA-journalisten, nadat Volkov een video had gepubliceerd ʻHoe we Navalny uit de gevangenis kunnen krijgen,ʼ te midden van toegenomen activiteit op de sociale netwerken, de intentie ontwikkeld om bovengenoemde oproepen te ondersteunen en hun eigen publicaties te creëren. Later zal de zaak van de DOXA-redacteuren onderwerp zijn van een afzonderlijk onderzoek.

Na zeven huiszoekingen in de ochtend van 14 april werd de DOXA-redacteuren ʻeen verbod op bepaalde handelingenʼ opgelegd, wat niet veel verschilt van huisarrest: zij mogen hun huis slechts twee uur per dag – van acht tot tien uur ʼs ochtends – verlaten (vóór de beroepszaak mochten zij slechts een minuut naar buiten). Hun werd verboden gebruik te maken van internet en communicatiemiddelen, en met elkaar te communiceren. De rechtbank verlengde de beperking maar liefst vier keer. In april 2022 zal het ʻverbod op bepaalde handelingenʼ van Armen, Alla, Volodya en Natasha een jaar oud zijn.

In deze periode hebben de redacteuren de tijd gehad om ex-redacteuren te worden, zijn drie van de vier onder huisarrest getrouwd, heeft de onderzoekscommissie een tweede zaak geopend wegens laster tegen de onderzoeker (deel 2 van artikel 298, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht) tegen Volodya Metelkin, omdat hij had gesproken over de druk en het ongepaste gedrag van zijn onderzoeker Ekaterina Zhizhmanova. De onderzoekers hebben bijna de hele redactie van DOXA ondervraagd, en andere redacteuren zijn getuigen in deze zaak. De DOXA-redacteuren zijn geclassificeerd als politieke gevangenen. Media van over de hele wereld hebben over ons tijdschrift geschreven en zullen dat blijven doen, en een open brief ter ondersteuning van de beklaagden is ondertekend door de filosofen Slavoj Žižek, Etienne Balibar, Judith Butler en enkele honderden andere onderzoekers. Het tijdschrift blijft groeien en spreekt nu niet alleen over de problemen van de universiteit. Het belangrijkste onderwerp is nu de oorlog en de anti-oorlogsbeweging.

Het proces

De ex-redacteuren van het tijdschrift en hun advocaten staan momenteel terecht. Rechter Anastasia Tatarulia hoort de partijen een voor een aan. Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door de openbare aanklager, terwijl de verdediging wordt vertegenwoordigd door de beklaagden en hun advocaten.

Na het begin van de inhoudelijke zittingen in november las de openbare aanklager de tenlastelegging voor en kwalificeerde hij de aanklachten. Armen, Alla, Volodya en Natasha pleitten niet schuldig, zoals zij altijd doen. Vervolgens las de openbare aanklager het bewijs voor met betrekking tot 212 delen van de strafzaak, die vier maanden heeft geduurd – rekening houdend met het uitstel van de zittingen om diverse redenen. De openbare aanklager las hardop de nummers van de delen van de zaak voor, de bladzijden en de namen van de stukken. Daaronder bevonden zich ook verslagen van preventieve gesprekken met schoolkinderen, waarin stond dat het bijwonen van protesten ontoelaatbaar was. Wij begrijpen niet waarom deze papieren in de strafzaak zitten.

Nu presenteren de partijen hun getuigen en ondervragen hen het openbaar ministerie, de verdediging en de rechter stellen om de beurt vragen aan elke getuige. Het openbaar ministerie heeft zestien getuigen gepresenteerd, maar op 21 maart, bij de veertiende getuige, zei de openbare aanklager dat de bewijsvoering voor wat betreft het openbaar ministerie afgelopen was. Geen van de getuigen van het openbaar ministerie had Armen, Alla, Volodya en Natasha eerder gezien of een videoclip van hen gezien. Slechts één getuige zei dat hij over ons tijdschrift had gehoord.

Daarna zal de verdediging haar deskundigen en getuigen presenteren; dat moet in één dag gebeuren. Dit zal waarschijnlijk het einde zijn van de onderzoeksfase. Dan zal de debatfase beginnen.

In de debatfase zullen de aanklager en de verdediging hun definitieve standpunten naar voren brengen, en zal de aanklager om het vonnis vragen. Daarna krijgen de verdachten het laatste woord en wordt de dag van de bekendmaking van het vonnis vastgesteld.

Vertaling: Menno Grootveld

Categorieën
Politiek

Vóór de oorlog

Oorspronkelijke tekst (Engels): London Review of Books, 24 maart 2022

fotografie: IMDB

door Tariq Ali

Tariq Ali is een Brits-Pakistaans historicus, romanschrijver, journalist, biograaf, toneelschrijver en televisie- en filmproducent, wiens werk idealistisch en politiek geëngageerd is.

Niemand weet hoe dit zal aflopen. Poetins roekeloze avonturisme heeft een averechtse uitwerking gehad: iedere poging om de VS na te bootsen met een bbp van 1,5 biljoen dollar, dat zelfs kleiner is dan dat van Italië en minuscuul in vergelijking met dat van China (14,7 biljoen dollar), zou altijd al onbezonnen zijn geweest. Als hij zich een snelle operatie had voorgesteld, vergelijkbaar met een koloniale ʻpolitionele actie,ʼ moet hij zich nu realiseren dat het in Kiev installeren van Janoekovitsj of een andere marionettenpresident Rusland zal verplichten tot het handhaven van een massale militaire aanwezigheid in Oekraïne. Een land dat twaalf jaar geleden nog ruwweg verdeeld was tussen pro-Russische en pro-westerse facties, neigt inmiddels in beslissende mate naar het Westen.

Ook Biden heeft de behoedzaamheid laten varen. Zijn besluit van vorig jaar november om door te gaan met de uitbreiding van de NAVO – en te beginnen met de integratie van Oekraïne –, in de halve hoop, halve overtuiging dat dit het oprukken van Rusland aan de grenzen van de Donbas en op de Krim zou tegengaan, bleek rampzalig verkeerd te zijn. Dit kan niet in het openbaar worden toegegeven, maar de leiders van de NAVO weten het, net als de leiders van China, India, Vietnam, Pakistan, Bangladesh, Sri Lanka, Cuba en de andere landen die zich in de VN van kritiek op Rusland hebben onthouden. Hun gezamenlijke bevolking bedraagt de helft van de mensheid. De VS zullen op andere fronten water bij de wijn moeten doen. Een delegatie van het State Department is al in Caracas aangekomen. Ze hebben de Venezolaanse olie nodig. Juan Guaidó, de door het Westen erkende president die door Washington is aangewezen, zal terzijde moeten worden geschoven. De geheime besprekingen met Iran zijn hervat, tot grote ergernis van Israël.

De oorsprong van deze massale mislukking van het buitenlands beleid is het onderwerp van een recente studie, Not One Inch, van M.E. Sarotte, historicus aan de Johns Hopkins Universiteit en lid van de Council on Foreign Relations. De titel verwijst naar de verzekering over de grenzen van de NAVO-uitbreiding die James Baker, toenmalig VS-minister van Buitenlandse Zaken, in 1990 aan Michail Gorbatsjov gaf. De Sovjet-Unie had sinds de bevrijding van Berlijn troepen in Oost-Duitsland gelegerd; in 1990 waren dat er 380.000. Gorbatsjov bevond zich in een sterke militaire positie. In alle andere opzichten was hij echter zwak. Sarotte beschrijft hem als een ʻidealistische visionair,ʼ maar geen van beide woorden is echt van toepassing. Hij was een goedbedoelende hervormer. (Ik was zelf getuige van de opwinding die in Rusland door de glasnost werd teweeggebracht – niet alleen in intellectuele kringen en aan de universiteiten, maar ook in de fabrieken en onder bureaucraten). Als wereldleider schoot hij echter tekort. De westerse vleierij was hem naar het hoofd gestegen.

Baker speelde in op deze zwakte en stelde een deal voor. Zou de Sovjet-Unie ermee instemmen zich uit Oost-Duitsland terug te trekken als de VS zouden garanderen dat de NAVO ʻgeen centimeter van haar positie naar het oosten zou opschuivenʼ? De volgende dag herhaalde hij zijn woorden aan Gorbatsjov in een brief aan Helmut Kohl: ʻGeeft u de voorkeur aan een verenigd Duitsland buiten de NAVO, onafhankelijk en zonder Amerikaanse troepen, of geeft u de voorkeur aan een verenigd Duitsland dat gebonden is aan de NAVO, met de verzekering dat de jurisdictie van de NAVO geen centimeter naar het oosten zal opschuiven ten opzichte van haar huidige positie?ʼ

Kohl en zijn minister van Buitenlandse Zaken, Hans-Dietrich Genscher, gaven de voorkeur aan rechtstreekse gesprekken met Gorbatsjov, waarbij Kohl toezegde dat er geen NAVO-bases in de voormalige DDR zouden komen. Totdat dit gebeurde, waren Washington en Bonn uiterst nerveus. Zij konden niet geloven dat de Sovjet-Unie Oost-Duitsland zou overdragen zonder iets op papier te zetten. Gorbatsjov hield zich aan zijn deel van de afspraak. De VS deden dat echter niet.

De onlangs overleden Madeleine Albright, Clintons minister van Buitenlandse Zaken, krijgt speciale kritiek in Sarotteʼs verslag – niet alleen omdat ze voor oorlog pleitte (ʻColin, waar spaar je dit ongelooflijke leger anders voor?ʼ), maar ook omdat ze koste wat kost Amerikaans voordeel nastreefde. De uitbreiding van de NAVO was de moeite waard, omdat deze ʻvan Oekraïne tot de Verenigde Statenʼ zou aantonen dat ʻhet streven naar Europese veiligheid niet langer een nulsomspel is.ʼ

Men had ook andere wegen kunnen bewandelen. Een inlichtingenrapport dat in 2008 aan Condoleezza Rice werd gepresenteerd, bevatte deze waarschuwing:

De toetreding van Oekraïne tot de NAVO is de helderste van alle rode lijnen voor de Russische elite (en niet alleen voor Poetin). In ruim twee en een half jaar van gesprekken met belangrijke Russische spelers, van hardliners in de donkere krochten van het Kremlin tot Poetins scherpste liberale critici, heb ik nog niemand gevonden die de toetreding van Oekraïne tot de NAVO als iets anders ziet dan als een directe uitdaging voor de Russische belangen. [Deze strategie voortzetten] zou een vruchtbare bodem creëren voor Russische inmenging op de Krim en in Oost-Oekraïne.

De auteur? William Burns, nu directeur van de CIA, wiens taak het is om de consequenties van zijn afgewezen advies in goede banen te leiden.

Kritiek op dit expansionisme van de NAVO is niet nieuw, en komt ook niet alleen ter linkerzijde voor. Thomas Friedman uitte verrassend scherpe kritiek op het Amerikaanse beleid in twee recente columns in de New York Times. In de eerste vertelde hij over zijn herinneringen van 2 mei 1998:

Onmiddellijk nadat de Senaat de uitbreiding van de NAVO had geratificeerd, belde ik George Kennan, de architect van Amerikaʼs succesvolle indamming van de Sovjet-Unie na de Tweede Wereldoorlog. Kennan, die in 1926 bij het State Department kwam en in 1952 Amerikaans ambassadeur in Moskou werd, was waarschijnlijk Amerikaʼs grootste Ruslandkenner. Hoewel hij inmiddels 94 jaar oud was en een zwakke stem had, was hij scherp van geest toen ik hem naar zijn mening vroeg.

Friedman citeerde vervolgens het antwoord van Kennan in zijn geheel:

Ik denk dat dit het begin is van een nieuwe Koude Oorlog. Ik denk dat de Russen geleidelijk aan heel negatief zullen reageren, en dat dit hun beleid zal beïnvloeden. Ik denk dat het een tragische vergissing is. Er was geen enkele reden voor. Niemand bedreigde iemand anders. De grondleggers van dit land draaien zich om in hun graf door deze uitbreiding.

We hebben ons nu vastgelegd om een hele reeks landen te beschermen, hoewel we noch de middelen, noch de intentie hebben om dat op een serieuze manier te doen. [De uitbreiding van de NAVO] was gewoon een luchthartige actie van een Senaat die geen echte belangstelling heeft voor buitenlandse zaken. Wat mij stoort is hoe oppervlakkig en slecht geïnformeerd het hele Senaatsdebat was. Ik heb me vooral gestoord aan de verwijzingen naar Rusland als een land dat erop gebrand is West-Europa aan te vallen.

Begrijpt men het dan niet? Onze meningsverschillen in de Koude Oorlog waren met het communistische regime van de Sovjet-Unie. En nu keren we ons af van de mensen die de grootste vreedzame revolutie in de geschiedenis hebben ontketend door dat Sovjetregime te verdrijven. De democratie in Rusland is net zo ver gevorderd, zo niet verder, als die van de landen waarvan we zojuist hebben beloofd ze tegen Rusland te zullen verdedigen. Natuurlijk zal er een boze reactie van Rusland komen, en dan zullen [de voorstanders van de NAVO- expansie] zeggen dat ze ons altijd al hebben verteld dat de Russen zo zijn – maar dit is gewoon verkeerd.

Poetin is uiteraard een overtuigd anticommunist, een aanhanger van zowel Moeder Rusland als de orthodoxe kerk. In 2017 weigerde hij de honderdste verjaardag van de Februarirevolutie en de Oktoberrevolutie te herdenken, door tegen een Indiase eigenaar van een krant (die ik voor hun privé-ontmoeting in Moskou had klaargestoomd) te zeggen dat ʻdeze revoluties geen deel uitmaken van onze kalender.ʼ Op een recente persconferentie heeft Poetin Lenin aan de kaak gesteld als de vader van de Oekraïense onafhankelijkheid. Dit is gedeeltelijk waar. Lenin verachtte het Groot-Russische chauvinisme en het nationalisme van onderdrukkende naties. Hij vierde de nederlaag van de tsaren door toedoen van de Japanners, waardoor de revolutie van 1905 werd uitgelokt. In juni 1917, op een cruciaal moment tussen de twee revoluties, veroordeelde Lenin de Voorlopige Regering omdat die weigerde ʻhaar elementaire democratische plichtʼ uit te voeren door zich uit te spreken ʻvoor de autonomie en voor de volledige vrijheid van Oekraïne om zich af te scheiden.ʼ Later drong hij erop aan dat de grondwet van de Sovjet-Unie een clausule zou bevatten die alle naties in de unie het recht op nationale zelfbeschikking zou geven, d.w.z. het recht om zich af te scheiden.

De bolsjewieken stemden er kort na hun machtsovername mee in dat Finland, Polen en Oekraïne onafhankelijkheid zouden krijgen. Zij wisten dat Oekraïne anders was, en dat de eigenaardige nationale structuur (een proletariaat en een bureaucratie die uit Rusland afkomstig waren; en een ultranationalistische boerenstand, die wrok koesterde tegen Poolse grootgrondbezitters en joden) unieke problemen opleverde. Het was Stalin, als commissaris voor de nationaliteiten, die naar Finland ging om de boodschap over te brengen. Naar Oekraïne werd niemand gezonden, maar de plaatselijke sovjet, de Rada, riep een Volksrepubliek uit en benadrukte dat het ʻniet de bedoeling was zich af te scheiden van de Russische Republiek.ʼ Toen overal in Oekraïne andere sovjets ontstonden, was de nationale beweging verdeeld tussen degenen die een afzonderlijk verdrag met Duitsland (en later met Frankrijk) ondertekenden en degenen die bij de nieuwe sovjetstaat wilden blijven. De Russische burgeroorlog verdeelde het land, net als de Tweede Wereldoorlog dat zou doen. Oekraïense collaborateurs met het Hitler-regime zijn goed gedocumenteerd. In 1954, een jaar na de dood van Stalin, breidde Nikita Chroesjtsjov, de Oekraïense leider van de Sovjet-Unie, gesteund door het Presidium, Oekraïne uit met de Krim. Het was een emotioneel gebaar. Er werd geen politieke rechtvaardiging voor gegeven. Weinigen dachten destijds dat de Sovjet-Unie zou kunnen imploderen.

Het ontstaan van een Russische vredesbeweging is een van de meer hartverwarmende ontwikkelingen van de laatste weken. De meeste westerse politici bewijzen lippendienst aan de moed van jonge Russen die het hoofd moeten bieden aan repressie door de staat, maar in Engeland hebben zowel Johnson als Starmer de Britse Stop de Oorlog-beweging aan de kaak gesteld. Poetin valt zijn dissidenten aan als agenten van de NAVO, wat zij ten stelligste ontkennen. Stop de Oorlog wordt in Groot-Brittannië verweten Poetin te steunen, door zich te verzetten tegen de NAVO-expansiedrift en de NAVO-oorlogen. Maar de aanhangers van Stop de Oorlog kunnen moeilijk anders: de NAVO is een militaire organisatie die tot doel heeft de hegemonie van de VS in Europa en daarbuiten te handhaven. Met alle noodzakelijke middelen?

Vertaling: Menno Grootveld

Categorieën
Filosofie Politiek

Van de hete vrede terug naar de koude oorlog, graag!

Oorspronkelijke tekst (Engels) in het bezit van Wereldbrand

fotografie: Salon.com

door Slavoj Zizek

Slavoj Zizek is cultuurfilosoof. Hij is onderzoeker aan het Instituut voor Sociologie en Filosofie van de Universiteit van Ljubljana, Global Distinguished Professor of German aan de New York University, en internationaal directeur van het Birkbeck Institute for the Humanities van de Universiteit van Londen. Zijn boek Als een dief op klaarlichte dag is verkrijgbaar bij Starfish Books.

Er zijn situaties waarin een principieel besluit niet volstaat, en waarin een weloverwogen strategische keuze tussen slecht en slechter nodig is. Bolivia heeft misschien wel de grootste lithiumreserves ter wereld en is nu van plan die te gaan winnen, maar ecologen zijn daar fel op tegen omdat de winning het milieu vervuilt, zelfs als daarbij strenge ecologische normen worden gehanteerd. Maar moet het arme Bolivia zich opofferen en afzien van wat het tot het Saoedi-Arabië van het lithium zou kunnen maken, nu de ontwikkelde westerse landen het milieu in veel grotere mate blijven vervuilen?

En hetzelfde geldt voor Oekraïne – het is niet genoeg om alleen maar op te roepen tot vrede en humanitaire hulp aan te bieden, Oekraïne heeft méér nodig dan oproepen tot onderhandelingen en morele steun. Het is een land dat een brute militaire aanval ondergaat, en hopelijk zijn we het er allemaal over eens dat we het moeten helpen – dus wat moeten de westerse staten doen, hoe ver mogen ze gaan in deze hulp zonder een nieuwe wereldoorlog te riskeren? Moeten er wapens naar Oekraïne worden gestuurd (wat al aan de gang is)? Moet er een no-fly-zone worden afgekondigd boven Oekraïne? Lenin dacht nog dat een grote oorlog de voorwaarden kon scheppen voor een revolutie – nu hebben we een soort revolutie nodig om een oorlog te voorkomen. Denk aan wat de Russische minister van Buitenlandse Zaken Sergei Lavrov op 2 februari 2022 zei: als er een derde wereldoorlog zou komen, zou die met kernwapens gepaard gaan en destructief zijn – Rusland zou een ʻreëel gevaarʼ lopen als Kiev kernwapens zou verwerven. We weten dat Poetin jaren geleden al publiekelijk verklaarde dat als Rusland in een toekomstige oorlog de strijd op de grond zou verliezen, het bereid zou zijn om als eerste kernwapens te gebruiken… Mao Zedong had het dus mis: als papieren tijgers het slecht doen in een oorlog, zijn ze juist nóg gevaarlijker.

We mogen niet al te pessimistisch zijn – zelfs als Rusland op de een of andere manier heel Oekraïne zou bezetten, zal Oekraïne zich opmaken voor een partizanenoorlog; er worden nu al massaal wapens uitgedeeld aan gewone mannen en vrouwen. Maar we mogen ons ook geen illusies maken: de oorlog tussen Rusland en de NAVO is al begonnen, hoewel hij tot nu toe vooral via zogenoemde ʻproxiesʼ wordt uitgevochten – en hij kan zich makkelijk tot ver buiten Oekraïne uitbreiden. Rusland intervenieert nu al via zijn proxies in Bosnië en Kosovo, en Lavrov heeft ooit gezegd dat de uiteindelijke oplossing erin bestaat heel Europa te demilitariseren… Dus, nogmaals, er zijn niet alleen principiële beslissingen, maar ook goed doordacht strategisch denken en handelen nodig.

Eén ding is zeker: tot de oorlog van 2022 was de grote meerderheid van de Oekraïners tweetalig en switchte zij zonder al te veel problemen van het Russisch naar het Oekraïens en weer terug. Wat de Russische invasie heeft opgeleverd, is niet alleen de eenwording van West-Europa; zij heeft ook een grote impuls gegeven aan datgene wat Rusland ontkent, waarvan het het bestaan juist niet wil toegeven: de Oekraïense identiteit buiten, of zelfs tegenover de Russische identiteit. De onderdrukte ʻoekraïniseringʼ van de jaren twintig keert precies honderd jaar later terug – maar deze keer met een andere politieke klank. Er is zeker geen excuus voor sommige dingen die Oekraïne en de Baltische staten de afgelopen decennia hebben gedaan, zoals het rehabiliteren van enkele nazi-collaborateurs (die actief betrokken waren bij de massale liquidaties van joden en Russische gevangenen) als eerste helden van het anticommunistische verzet. In 2019 riep het Oekraïense parlement 1 januari uit tot nationale herdenkingsdag voor Stepan Bandera, die zich korte tijd had aangesloten bij de nazi-bezetting van Oekraïne; sommige van zijn medestanders bij de Organisatie van Oekraïense Nationalisten, waaraan hij leiding gaf, begingen talloze oorlogsmisdaden tegen joden. Desondanks werd Bandera door ex-president Viktor Joesjenko tot Held van Oekraïne verheven, en zijn er nu overal in Oekraïne standbeelden van hem te vinden. De regio Lviv, Banderaʼs geboortestad, riep deze maand 2019 uit tot ʻStepan Bandera Jaar,ʼ wat leidde tot protesten van Israël. Het Staatscomité voor Televisie en Radio-uitzendingen van Oekraïne heeft The Book Thieves van de Zweedse historicus Anders Rydell verboden: in het decreet wordt aangehaald dat het boek ʻaanzet tot etnische, raciale en religieuze haat.ʼ Het verbod is te wijten aan Rydells kritische analyse van de daden van Symon Petliura, een andere nationalist wiens troepen ontelbare joden hebben vermoord tijdens pogroms. Om nog maar te zwijgen van het feit dat radicale nationalisten in Oekraïne voorstellen om het gebruik van de Russische taal in de openbare ruimte te verbieden. Dit is de reden dat Israël zijn neutraliteit in de huidige oorlog handhaaft en niet bereid is Rusland te veroordelen. Als Oekraïne serieus wil toetreden tot de ʻbeschaafdeʼ naties, zou de eerste stap zijn om de actieve Oekraïense deelname aan de holocaust, die ʻonbeschaafdeʼ daad bij uitstek, naar buiten te brengen en openlijk te veroordelen.

Om een fataal misverstand te voorkomen: dit impliceert geenszins de relativering van de Russische invasie in de vulgaire zin van ʻniemands handen zijn schoonʼ – Rusland heeft een ondenkbaar afschuwelijke daad begaan, door op brute wijze een onafhankelijk land aan te vallen. Dit is de waarheid van de situatie – maar in zijn scherpzinnige analyse van de wirwar van moderne Europese revoluties die culmineerden in het stalinisme, benadrukt Jean-Claude Milner de radicale kloof die exactheid (de feitelijke waarheid, de juistheid aangaande de feiten) scheidt van de waarheid (de zaak waaraan wij gecommitteerd zijn): ʻWanneer men het radicale verschil tussen exactheid en waarheid onderkent, blijft er slechts één ethische stelregel over: stel die twee nooit tegenover elkaar. Maak van het onnauwkeurige nooit het geprivilegieerde middel van de effecten van de waarheid. Verander deze effecten nooit in bijproducten van de leugen. Maak nooit van het reële een instrument voor de verovering van de werkelijkheid.ʼ

Toegepast op Oekraïne betekent dit: we mogen NOOIT toestaan dat de basiswaarheid van de situatie en de daardoor opgelegde keuze (om Oekraïne te steunen) de feiten in al hun verwardheid en dubbelzinnigheid verdoezelt (zoals in ʻDit is niet het juiste moment om de donkere kanten van Oekraïne naar buiten te brengenʼ). De rechtvaardigingen van Rusland zijn leugens, maar het zijn soms leugens in de gedaante van gedeeltelijke kleine waarheden die openlijk onder ogen moeten worden gezien. En we moeten al onze steun geven aan degenen die nu in Rusland protesteren tegen de invasie van Oekraïne: dat zijn geen abstracte internationalisten, het zijn de ware Russische patriotten. Een patriot, iemand die echt van haar of zijn land houdt, is iemand die zich diep schaamt wanneer haar of zijn land iets verkeerds doet. Er is geen walgelijker gezegde dan: ʻMijn land, goed of fout.ʼ Dit geldt zowel voor Rusland als voor Oekraïne.

Helaas kunnen kunstenaars en denkers ook de basis leggen voor oorlogen en misdaden. Op zijn onschuldigst krijgen we van hen dubbelzinnige gemeenplaatsen. Op 24 februari 2022 publiceerde actrice AnnaLynne McCord een video waarin ze een aan Poetin gerichte slam poem voorlas. Ze begint met ʻDear President Vladimir Putin, Iʼm so sorry I was not your mother,ʼ en daarna legt ze uit hoe ze, als ze wél zijn moeder was geweest, hem overladen zou hebben met liefde zodat hij niet geneigd zou zijn geweest om oorlogen te beginnen. Dit gedicht is gewoon ronduit fout: het probleem met grote misdadigers is juist dat ze overladen werden met té veel moederliefde, waardoor ze geen vrije ademruimte kregen. We willen allemaal vrede, maar abstracte oproepen tot vrede volstaan niet: ʻvredeʼ alleen is geen begrip waarmee we de voornaamste scheidslijn kunnen trekken. Bezetters willen altijd oprecht vrede op het grondgebied dat zij in bezit hebben genomen. Israël wil vrede op de Westelijke Jordaanoever, Rusland is op een missie voor vrede in Oekraïne…

Maar het kan nog veel erger. Denk aan William Butler Yeatsʼ bekende dichtregels: ʻI have spread my dreams under your feet, / Tread softly because you tread on my dreams.ʼ (ʻIk heb mijn dromen onder jouw voeten uitgespreid, / Loop zachtjes, want je stapt op mijn dromen.ʼ) We zouden deze regels ook moeten toepassen op de dichters zelf: wanneer zij hun dromen verspreiden, moeten zij dit voorzichtig doen, omdat echte mensen ze zullen lezen en ernaar zullen handelen – dezelfde Yeats flirtte voortdurend met het fascisme en keurde in augustus 1938 publiekelijk de antisemitische Neurenberg-wetten goed. Er bestaat geen etnische zuivering zonder poëzie, maar waarom niet? Omdat we in een tijdperk leven dat zichzelf als post-ideologisch beschouwt. Aangezien grote publieke doelen niet langer de kracht hebben om mensen te mobiliseren voor massaal geweld, is er behoefte aan een grotere heilige zaak, die kleinzielige individuele kopzorgen over doden triviaal doet lijken. Religie of etnische afkomst passen perfect in deze rol. Natuurlijk zijn er gevallen van pathologische atheïsten die in staat zijn om louter voor hun plezier massamoorden te plegen, maar dat zijn de zeldzame uitzonderingen: de meerderheid moet verdoofd worden tegen hun elementaire gevoeligheid voor het lijden van de ander, en daarvoor is een heilige zaak nodig. Religieuze ideologen beweren gewoonlijk dat – of dat nu waar is of niet – religie sommige mensen, die anders slecht zouden zijn, goede dingen kan laten doen; op grond van de huidige ervaringen zou men zich echter beter kunnen houden aan de bewering van Steve Weinberg dat, terwijl goede mensen zonder religie goede dingen zouden hebben gedaan en slechte mensen slechte dingen, alleen religie goede mensen slechte dingen kan laten doen. Platoʼs reputatie heeft geleden onder zijn bewering dat dichters de stad uit moeten worden gegooid, ook al is dat een tamelijk verstandig advies, te oordelen naar de ervaring van de afgelopen decennia, waarin etnische zuiveringen werden voorbereid door de gevaarlijke dromen van dichters en ʻdenkersʼ (in Rusland alleen al door de boeken van Aleksander Dugin en de films van Nikita Mikhalkov).

We hebben dus minder poëzie en meer strategische flexibiliteit nodig. De obsessie dat Rusland niet alleen moet verliezen in Oekraïne, maar dat het land ook als de verliezer moet worden neergezet (zoals Boris Johnson het uitdrukte) is zeer gevaarlijk. Woorden hebben hun eigen gewicht, ze verhogen de spanning. Leiders die in gevaar verkeren zijn bereid alles te riskeren om gezichtsverlies te voorkomen. Vlak voor de Russische aanval waarschuwde Zelensky de VS terecht om niet steeds te herhalen dat er een oorlog op komst was – hij wist dat dit waar was, maar hij wist ook dat het steeds herhalen ervan een self-fulfilling prophecy kon zijn. Waar is vandaag de wijsheid die Kennedy en Chroesjtsjov ten tijde van de Cubacrisis aan de dag legden?

Op 5 maart zei Poetin dat de tegen zijn land ingestelde sancties ʻgelijk staan aan een oorlogsverklaringʼ en dat hij de westerse landen die een vliegverbod boven Oekraïne zouden opleggen zou beschouwen als deelnemers aan het conflict. Men moet deze verklaring lezen in samenhang met wat Poetin de laatste dagen herhaaldelijk heeft gezegd: dat de handel met het Westen gewoon moet doorgaan, dat Rusland zijn verbintenissen nakomt en zijn gasleveringen aan West-Europa zal voortzetten… De les is dat Rusland niet alleen maar terugkeert naar de goede oude Koude Oorlog, met zijn reeks vaste regels – tijdens de Koude Oorlog waren de regels van internationaal gedrag helder, gewaarborgd door de MADness (Mutually Assured Destruction) van de supermachten. Toen de Sovjet-Unie deze ongeschreven regels overtrad door Afghanistan binnen te vallen, heeft zij daar duur voor betaald – de oorlog in Afghanistan was het begin van haar einde.

Vandaag zijn we de fase van de MADness voorbij: de oude en nieuwe grootmachten testen elkaar, proberen hun eigen versie van mondiale regels op te leggen en experimenteren ermee via proxies – uiteraard andere, kleine naties en staten. Rusland probeert een nieuw model op te leggen voor hoe de internationale betrekkingen eruit zouden moeten zien: geen koude oorlog maar een hete vrede, een vrede die gelijk staat aan een permanente hybride oorlog waarin militaire interventies worden verkocht als vredeshandhavende humanitaire missies tegen genocide. Toen de oorlog begon, konden we lezen dat ʻde Doema zijn ondubbelzinnige en geconsolideerde steun uitspreekt voor de adequate maatregelen die voor humanitaire doeleinden zijn genomen.ʼ Hoe vaak hebben we in het verleden niet soortgelijke zinnen horen gebruiken, voor interventies van Latijns-Amerika tot Irak, en nu neemt Rusland deze tekst – zij het veel te laat – over. (Daarom zou Julian Assange meer dan ooit onze held moeten zijn.) Dus terwijl in Oekraïne stadsbeschietingen, burgermoorden en bombardementen op universiteiten plaatsvinden, moet de internationale handel gewoon doorgaan; buiten Oekraïne moet het normale leven gewoon doorgaan… Dit is echter wat we onvoorwaardelijk moeten afwijzen.

Vertaling: Menno Grootveld

Categorieën
Politiek

De triomf van de dood

Oorspronkelijke tekst (Engels): Sidecar, 7 maart 2022

fotografie: Wikiwand

door Mike Davis

Mike Davis is een Amerikaans schrijver, politiek activist, urbanist en historicus. Hij is vooral bekend om zijn onderzoek naar macht en sociale klasse in zijn geboortestreek Zuid-Californië. Zijn meest recente boek is Set the Night on Fire: L.A. in the Sixties, geschreven samen met Jon Wiener.

Vergt hegemonie een groots design? In een wereld waar een duizendtal rijke oligarchen, miljardairs-sjeiks en Silicon Valley-godheden de menselijke toekomst bepalen, moeten we niet verbaasd zijn te ontdekken dat hebzucht reptielengeesten voortbrengt. Wat ik het opmerkelijkst vind aan deze vreemde dagen – waarin thermobarische bommen winkelcentra doen smelten en branden in kernreactoren woeden – is het onvermogen van onze supermannen om hun macht te valideren met enig plausibel verhaal over de nabije toekomst.

Naar verluidt gelooft Poetin, die zich met evenveel astrologen, mystici en perverselingen omringt als de terminale Romanovs, oprecht dat hij de Oekraïners moet redden van het Oekraïens zijn, omdat anders de hemelse bestemming van de ʻRusʼ onmogelijk wordt. Het heden moet worden verpletterd om van een denkbeeldig verleden de toekomst te maken.

Poetin is helemaal niet de door Trump, Orbán en Bolsonaro bewonderde sterke man en meester-bedrieger, maar gewoon meedogenloos, onstuimig en geneigd tot paniek. De mensen in de straten van Kiev en Moskou, die de dreiging weglachten totdat de raketten begonnen te vallen, waren slechts naïef in de verwachting dat geen enkele rationele leider de Russische economie van de eenentwintigste eeuw zou opofferen om een valse dubbele adelaar boven de Dnjepr te laten zweven.

Inderdaad, geen enkele rationele leider zou dat doen.

Aan de overzijde van de Atlantische Oceaan houdt Biden een nonstop-séance met Dean Acheson en alle andere geesten van de vorige Koude Oorlog. Het Witte Huis is visieloos in de wildernis die het zelf heeft helpen creëren. Alle denktanks en geniale geesten die de Clinton-Obama-vleugel van de Democratische Partij zogenaamd leiden, zijn op hun eigen manier net zulke hagedissenbreinen als de waarzeggers in het Kremlin. Zij kunnen zich geen ander intellectueel kader voorstellen voor de afnemende Amerikaanse macht dan de nucleaire concurrentie met Rusland en China. (Men kon bijna een zucht van verlichting horen toen Poetin de mentale last van het moeten nadenken over een mondiale strategie voor het Antropoceen voor hen wegnam). Uiteindelijk is Biden dezelfde oorlogsstoker gebleken als we vreesden dat Hilary Clinton zou zijn. Hoewel Oost-Europa nu een afleiding vormt, wie kan er nog twijfelen aan Bidens vastberadenheid om de confrontatie te zoeken in de Zuid-Chinese Zee – wateren die veel gevaarlijker zijn dan de Zwarte Zee?

Intussen lijkt het Witte Huis zijn zwakke engagement voor progressivisme bijna achteloos in de vuilnisbak te hebben gegooid. Een week na het meest angstaanjagende rapport uit de geschiedenis, een rapport dat de op handen zijnde decimering van de mensheid impliceerde, kreeg de klimaatverandering nauwelijks een vermelding in de State of the Union. (Hoe zou die ook kunnen opwegen tegen de transcendentale urgentie van de wederopbouw van de NAVO?) En Trayvon Martin en George Floyd zijn nu slechts roadkill die snel uit het zicht verdwijnt in de achteruitkijkspiegel van de presidentiële limousine, waarin Biden voortsnelt om de agenten gerust te stellen dat hij hun beste vriend is.

Maar dit is niet simpelweg verraad: de linkse partijen in de VS dragen hun deel van de verantwoordelijkheid voor het trieste resultaat. Bijna niets van de energie die werd opgewekt door Occupy, BLM en de Sanders-campagnes werd gekanaliseerd in het heroverwegen van mondiale kwesties en het formuleren van een hernieuwde politiek van solidariteit. Ook is er geen generationele aanvulling geweest van de radicale geestkracht (I.F. Stone, Isaac Deutscher, William Appleman Williams, D.F. Fleming, John Gerassi, Gabriel Kolko, Noam Chomsky… om er maar een paar te noemen) die ooit als een laser gericht was op het buitenlands beleid van de VS.

De EU van haar kant heeft evenmin de problemen van de epoche-mentaliteit en de grondslagen van een nieuwe geopolitiek overwonnen. Met name Duitsland, dat zijn ster heeft verpand aan de handel met China en het aardgas uit Rusland, riskeert een spectaculaire desoriëntatie. De wankelmoedige coalitie in Berlijn is op zijn zachtst gezegd slecht toegerust om een alternatief pad naar welvaart te vinden. Evenzo blijft Brussel, ook al is het tijdelijk gereanimeerd door het Russische gevaar, de hoofdstad van een mislukte superstaat, een unie die er niet in is geslaagd de migratiecrisis, de pandemie of de machthebbers in Boedapest en Warschau collectief te managen. Een uitgebreide NAVO verschanst achter een nieuwe, oostelijke muur is een middel dat erger is dan de kwaal.

Iedereen citeert Gramsci over het ʻinterregnum,ʼ maar dat veronderstelt dat er iets nieuws zal of kan worden geboren. Ik betwijfel het. Ik denk dat we in plaats daarvan de diagnose moeten stellen van een hersentumor bij de heersende klasse: een toenemend onvermogen om tot een samenhangend begrip te komen van de veranderingen in de wereld als basis voor het definiëren van gemeenschappelijke belangen en het formuleren van grootschalige strategieën.

Deels is dit de overwinning van het pathologisch ʻpresentisme,ʼ waarbij alle berekeningen worden gemaakt op basis van bottom-lines op de korte termijn, zodat de superrijken al het goede van de aarde nog tijdens hun eigen leven kunnen consumeren. (Michel Aglietta in zijn recente Capitalisme: Le temps des ruptures benadrukt het ongekende karakter van de nieuwe, op opoffering gebaseerde generatiekloof). De hebzucht is zodanig geradicaliseerd dat zij geen behoefte meer heeft aan politieke denkers en organische intellectuelen, alleen maar aan Fox News en bandbreedte. In het ergste geval zal Elon Musk gewoon een migratie van miljardairs naar een andere planeet leiden.

Het kan ook zo zijn dat onze heersers blind zijn omdat ze het doordringende gezichtsvermogen van de revolutie missen, bourgeois of proletarisch. Een revolutionair tijdperk kan zich kleden in de kostuums van het verleden (zoals Marx het verwoordt in De Achttiende Brumaire), maar het definieert zichzelf door het herkennen van de mogelijkheden voor maatschappelijke reorganisatie die voortkomen uit nieuwe krachten van technologie en economie. Bij afwezigheid van een extern revolutionair bewustzijn en de dreiging van opstand, produceert de oude orde niet haar eigen (contra-)visionairen.

(Ik wil hier echter wijzen op de merkwaardige toespraak die Thomas Piketty op 16 februari hield voor de National Defense University van het Pentagon. In het kader van een reguliere reeks voordrachten over ʻReageren op Chinaʼ betoogde de Franse econoom dat ʻhet Westenʼ de toenemende hegemonie van Beijing moest bestrijden door zijn ʻgedateerde hyperkapitalistische modelʼ los te laten en in plaats daarvan een ʻnieuwe emancipatoire, egalitaire horizon op wereldschaalʼ te bevorderen. Een op zijn zachtst gezegd vreemde plek om te pleiten voor democratisch socialisme).

Intussen neemt de natuur de teugels van de geschiedenis weer in handen, met haar eigen gigantische compensaties, ten koste van machten – vooral over natuurlijke en kunstmatige infrastructuren – die imperia ooit dachten te beheersen. In dit licht lijkt het ʻAntropoceen,ʼ met zijn zweem van het prometheïsche, bijzonder slecht te passen bij de realiteit van het apocalyptische kapitalisme.

Als tegenargument tegen mijn pessimisme zou men kunnen aanvoeren dat China helderziend is waar alle anderen blind zijn. Zeker, de omvangrijke Chinese visie van een verenigd Eurazië, het Belt and Road-project, is een groots ontwerp voor de toekomst, ongeëvenaard sinds de zon van de ʻAmerikaanse Eeuwʼ opging boven een door oorlog verscheurde wereld. Maar Chinaʼs genialiteit, in de periodes 1949-ʼ59 en 1979-2013, was zijn neo-mandarijnse praktijk van collectief leiderschap, gecentraliseerd maar plurivocaal. Xi Jinping, die de troon van Mao heeft bestegen, is echter de worm in de appel. Hoewel hij de invloed van China economisch en militair heeft vergroot, kan zijn roekeloze ontketening van het ultranationalisme nóg een nucleaire doos van Pandora openen.

We beleven de nachtmerrie-editie van ʻGrote mannen schrijven geschiedenis.ʼ In tegenstelling tot de Koude Oorlog, toen politburoʼs, parlementen, presidentiële kabinetten en generale staven tot op zekere hoogte tegenwicht boden aan de megalomanie aan de top, zijn er maar weinig veiligheidsschakelaars tussen de huidige opperste leiders en een Armageddon. Nooit werd zoveel economische, mediale en militaire macht in zo weinig handen gelegd. Het zou ons ertoe moeten aanzetten hulde te brengen aan de heldengraven van Aleksandr Iljitsj Oeljanov, Aleksandr Berkman en de onvergelijkelijke Sjolem Schwarzbard.

Vertaling: Menno Grootveld

Categorieën
Politiek

Het Rusland-probleem

Oorspronkelijke tekst (Engels): Sidecar, 7 maart 2022

fotografie: Neue Zürcher Zeitung

door Marco dʼEramo

Marco d’Eramo is een Italiaans journalist. Hij was student van de Franse socioloog Pierre Bourdieu en een van de oprichters van het Italiaanse dagblad Il Manifesto, dat hij in 2012 verliet. Tegenwoordig schrijft hij voor de taz, New Left Review en MicroMega.

Voor één keer delen wij de nauwelijks verholen wens van het Pentagon, het Witte Huis en het hele westerse establishment: kon een aardige groep bojaren zich nu maar verenigen in een complot-oude-stijl om Poetin ten val te brengen en een einde te maken aan een oorlog waarvan de doelstellingen moeilijk te begrijpen blijven. Met bojaren bedoel ik de hogere echelons van de strijdkrachten of miljardairs-oligarchen en hun contacten in de inlichtingen- en veiligheidsdiensten; een hele klasse van potentaten die zich steeds ongemakkelijker lijkt te voelen bij het avonturisme van hun leider. Maar zelfs als Poetin zou vallen en zijn avontuur in Oekraïne een halt zou worden toegeroepen, zou er nog een enorm dilemma blijven bestaan: het Ruslandprobleem. Dit is iets waarmee het Westen sinds de ineenstorting van de Sovjet-Unie niet meer is geconfronteerd. Simpel gezegd: welke plaats moet Rusland innemen in een min of meer stabiele wereldorde? Gezien de wisselvalligheden van het verleden hopen de kleine tot middelgrote staten die aan Rusland grenzen – van Litouwen tot Polen en de andere ex-sovjetsatellieten – misschien dat het van de geopolitieke kaart verdwijnt. Maar dat is niet mogelijk.

Een alternatieve oplossing werd aangedragen door Zbigniew Brzezinski, toen hij voorstelde om Rusland te veranderen in een samenraapsel van gebieden, waarbij hij zelfs pleitte voor het loskoppelen van Siberië: ‘voor een losjes geconfedereerd Rusland – bestaande uit Europees Rusland, een Siberische Republiek en een Republiek in het Verre Oosten – zou het makkelijker zijn om nauwere economische betrekkingen met zijn buren aan te knopen.’ Deze oplossing was op zijn minst problematisch door de aanwezigheid van China. Een blik op de kaart volstaat: China, een overbevolkt land met 1,4 miljard inwoners, waar de landbouwgrond een hoge graad van woestijnvorming vertoont, grenst in het noorden aan Siberië, een oneindige uitgestrektheid van dertien miljoen vierkante kilometer, dat slechts vijfendertig miljoen mensen herbergt, immense mineraalreserves bezit, en land dat vruchtbaar zou kunnen worden gemaakt door het ontdooien van de permafrost. Alleen al de demografische druk doet vermoeden dat de mensenmassaʼs zich in de toekomst zullen gaan verplaatsen. Voor de opkomende supermacht zou een verzwakt en geïsoleerd Siberië niet meer zijn dan een onweerstaanbare hap om te verslinden – een uitkomst die voor de Verenigde Staten moeilijk te verteren zou zijn.

Hoe dan ook, zelfs in geamputeerde staat zou Europees Rusland de grootste staat aan deze kant van de Oeral blijven. Kortom, ons onoverkomelijke probleem blijft bestaan: Rusland is eenvoudigweg te groot om de zoveelste Amerikaanse vazalstaat te worden, maar te zwak om een wereldmacht te zijn. Laten we niet vergeten dat het bbp van Rusland (1,49 biljoen dollar) inferieur is aan dat van Italië (1,89 biljoen dollar), en slechts iets groter dan dat van Spanje (1,28 biljoen dollar). Ter vergelijking: het bbp van Duitsland bedraagt 3,8 biljoen dollar, dat van Japan 5,1 biljoen dollar, dat van China 14,7 biljoen dollar en dat van de VS 20,9 biljoen dollar. Zoals Joseph Brodsky in 1976 schreef, ʻheeft Rusland naast alle complexen van een superieure natie, het grote minderwaardigheidscomplex van een klein land.ʼ

Hoewel de Verenigde Staten in 1991, toen zij als overwinnaars uit de Koude Oorlog tevoorschijn kwamen, het probleem Rusland niet onderkenden, werd een soortgelijk dilemma met Japan na 1945 op ingenieuze wijze opgelost, door de vijand in de nieuwe wereldorde op te nemen. Natuurlijk werd Japan getrakteerd op twee atoombommen, om het een onuitwisbare les in te prenten – terwijl dat met de USSR, ondanks alles, niet mogelijk was. In de jaren negentig hebben de zegevierende VS nooit een plaats gevonden voor het Rusland van na de Sovjet-Unie. Nu geeft iedereen het verleden de schuld. Terugkijkend zijn weinigen bereid toe te geven dat de uitbreiding van de NAVO (en de EU) naar het oosten te overhaast is geweest; zelfs een Koude Oorlogs-liberaal als Thomas Friedman heeft geschreven dat Amerika en de NAVO niet bepaald ʻonschuldige omstandersʼ zijn in de Oekraïne-crisis.

Het inzien hiervan lijkt misschien een nutteloze oefening in historische geheugenkracht. Maar in dergelijke gevallen is het nuttig om onze verhouding tot het verleden te heroverwegen. Zouden de bloedbaden, wonden en littekens van de Partitie zijn verzacht (en de opkomst van Narendra Modi een halt zijn toegeroepen) als het door de Britten gehanteerde raamwerk om India op basis van godsdienst op te splitsen kritisch was ondervraagd? (Het is de moeite waard eraan te herinneren dat de eerste partitie niet plaatsvond in 1947, maar 42 jaar eerder in 1905, toen het overwegend islamitische Oost-Bengalen werd gescheiden van het hindoeïstische West-Bengalen). Evenzo moeten we, gezien de nu al een eeuw durende staat van instabiliteit en endemische oorlog in het Midden-Oosten, misschien opnieuw kijken naar de grenzen die door een Britse en Franse functionaris – Mark Sykes en François-Georges Picot – in 1916 willekeurig zijn getrokken, geabstraheerd van de realiteit van de menselijke geografie, bij hun opdeling van het zieltogende Ottomaanse Rijk.

Dat het zich bewust zijn van het verleden geen ijdele taak is, blijkt a contrario wel uit het feit dat de Verenigde Staten aan het eind van de Tweede Wereldoorlog op hun hoede bleven voor een tweede Versailles, waar de overwinnaars van de Eerste Wereldoorlog Duitsland zulke repressieve herstelbetalingen hadden opgelegd dat de vrede resulteerde in een op hol geslagen inflatie en een revanchistisch nationalisme dat zijn uitdrukking zou vinden in het nazisme. Na 1945 hebben de VS Duitsland nooit om een cent gevraagd, maar hebben zij de wederopbouw van het land juist gefinancierd. Het zou evenmin nalatig zijn geweest om er in september 2001, bij de ruïnes van de Twin Towers, aan te hebben herinnerd dat het de VS zelf waren die aanvankelijk Osama bin Laden hadden gesponsord en ondersteund.

Wat we hier echter nodig hebben is niet noodzakelijkerwijs een onderzoek naar het verleden, maar een analyse van het falen dat zich voor onze ogen afspeelt. Deze mislukking bestaat in het onvermogen om een Russische entiteit op te bouwen die een plaats – een functie, een stem – zou kunnen hebben in de wereldorde van na de Koude Oorlog, en het onvermogen van de leidende kapitalistische macht om de stabiele transitie van Rusland van een étatistische economie naar een gestructureerde markteconomie te garanderen. Een handvol naïeve commentatoren zag in het Russische gangsterisme van de jaren negentig een herhaling van het eind negentiende-eeuwse Amerikaanse ʻrobber baronʼ-tijdperk. Maar in dat laatste geval herinvesteerden de magnaten hun winsten in Amerika en financierden ze er universiteiten en bibliotheken, terwijl het enige wat de Russische oligarchen hebben gedaan is hun kapitaal en activa naar het buitenland exporteren en tegelijkertijd hun vaderland verarmen. Door een samenleving van gangsters te creëren, vroegen de VS er impliciet om dat Rusland zou worden geregeerd door ofwel een agent ofwel een spion. Met Poetin hebben ze beide gekregen.

De verantwoordelijkheid ligt echter niet alleen bij de VS: ook Europa is geen onschuldige toeschouwer geweest. De Verenigde Staten zijn er misschien niet in geslaagd hun imperium aan te passen aan de wensen van Rusland, maar ze hebben pas de afgelopen dertig jaar voor het eerst met dit probleem geworsteld. Europa aarzelt al drie eeuwen over Rusland. Soms werd het land uitgenodigd op de fora van de grote Europese mogendheden – het Congres van Wenen in 1815, bijvoorbeeld – maar voor het overige zag het zich gedegradeerd tot Azië (vooral op grond van het zogenaamde ʻoosterse despotisme,ʼ de titel van het beroemde werk van Karl Wittfogel). Zoals Alexei Miller en Fyodor Loekjanov opmerken, was Rusland ʻgedurende meer dan drie eeuwen op twee manieren in het Europese discours vertegenwoordigd.ʼ De ene was die van de ʻbarbaar aan de poort.ʼ Na het einde van de Tweede Wereldoorlog toverde de Italiaanse anticommunistische propaganda onophoudelijk kozakken tevoorschijn die hun paarden lieten drinken bij de fonteinen van het Sint-Pietersplein (merk op dat kozakken altijd werden geïdentificeerd met Oekraïne, sinds Poegatsjov en Gogols Taras Bulba). Vandaag is het beeld van de ʻbarbaar aan de poortʼ nog even actueel als vroeger. De tweede rol die gewoonlijk aan Rusland wordt toegeschreven, is echter interessanter. Voor Miller en Loekjanov is het

die van de ʻeeuwige leerling.ʼ In het middeleeuwse Europa was de leerling volledig afhankelijk van de meester-ambachtsman, die verantwoordelijk was voor zijn onderricht. Sommigen mochten hun eigen meesterwerk maken en presenteren, zodat het hele gilde de verdiensten ervan kon beoordelen en ze bij goedkeuring lid van het gilde konden worden. In het geval van Rusland werd er in het Europese discours continu op gehamerd dat ʻde leerling nog niet goed genoeg was.ʼ De rol van de eeuwige leerling was (en is nog steeds) een valstrik, waarbij Europa zich steevast opstelt als de instructeur die de evaluatiecriteria steeds weer verandert, waardoor de rol van Rusland als stagiair wordt bestendigd.

Deze houding – die van een leraar die Rusland voortdurend laat zakken voor zijn examens – blijkt duidelijk uit de Duitse twijfels over de vraag of zijn Ostpolitik een normalisering van de banden is of, omgekeerd, de eerste stap naar een nieuwe Drang nach Osten. Misschien had Europa ook allang de relatie tussen de Unie en haar logge buurland moeten uitdokteren.

Natuurlijk is Rusland ook een probleem voor de Russen, een probleem dat door Rusland zelf wordt aangewakkerd. Vergelijk maar eens de Russische en Chinese reacties op de Amerikaanse overmacht. Dertig jaar lang (van 1980, toen Deng Xiaoping zijn hervormingsprogramma lanceerde, tot de opkomst van Xi Jinping in 2012) heeft China politieke terughoudendheid betracht, terwijl het zich concentreerde op de uitbreiding van zijn economie, en de ontwikkeling van nieuwe industriële en technologische capaciteiten. Pas daarna begon het land zijn kop op te steken. Dankzij deze strategie kon het ook zijn intrede doen op het gebied van de zachte macht (door bijvoorbeeld infrastructuur aan te leggen voor de derde wereld en zeer sterke handelsbetrekkingen aan te knopen met Afrika en Latijns-Amerika). De militaire uitgaven werden dus gesanctioneerd door een stijging van het bbp, en de investeringen konden worden gericht op spitstechnologie. Rusland, daarentegen, concentreerde al zijn middelen op de defensiesector en bleef exporteur van grondstoffen in bijna alle andere sectoren. Het bbp per hoofd van de bevolking in China en Rusland is vrijwel gelijk, ongeveer tienduizend dollar per jaar, maar de technologische en infrastructurele kloof tussen de twee is afgrondelijk.

Op het punt van efficiency kan het Russische staatskapitalisme niet in de schaduw staan van het Chinese. De oorzaken hiervan kunnen misschien het best worden verklaard door de longue durée: de deugden van de Confucianistische traditie in China, tegenover het doelbewust zoeken naar incompetente kaderleden in Rusland (onder Brezjnev werden functionarissen gewaardeerd om hun gebreken: hun passiviteit, gebrek aan initiatief, en bereidheid om op te treden als ʻja-knikkersʼ). Een andere factor was de enorme braindrain na de ineenstorting van de USSR, die misschien wel de grootste exodus van wetenschappers in de geschiedenis op gang heeft gebracht, afgezien van die uit Duitsland in de jaren dertig van de vorige eeuw. Het resultaat is tot nu toe de opkomst van een dominante groep die nooit een heersende klasse is geweest.

Achter elk van deze oorzaken gaat een ander onopgelost probleem schuil, namelijk dat van het Russische exceptionalisme. Wanneer men verwijst naar het exceptionalisme, heeft men het gewoonlijk over de Verenigde Staten, het ʻbaken van hoop,ʼ de ʻstad op de heuvelʼ met een ʻmanifeste bestemming.ʼ Inderdaad, iedere staat die streeft naar hegemonie ziet zichzelf als uitzonderlijk. (We zullen hier nog op moeten terugkomen. Wat het individu betreft – gegeven het feit dat iemands leven uniek is, en gegeven het feit dat wanneer iemands eigen leven eindigt, alle andere levens eveneens ophouden – is het vanzelfsprekend dat ieder van ons zijn leven als iets uitzonderlijks beleeft; het is even vanzelfsprekend dat dit exceptionalisme zich uitstrekt tot, bijvoorbeeld, iemands stad: ik kan me geen stad ter wereld indenken, hoe lelijk of verrot ook, waarvan de inwoners zich niet bevoorrecht voelen dat ze er geboren zijn, of anderszins de poëtica van de stedelijke agglomeratie waarin ze leven lyrisch verheerlijken. Dit gevoel groeit dan uit, totdat het een hele regio of het hele geboorteland omvat. Elk vaderland is ʻhet mooiste land ter wereld.ʼ Uiteindelijk worden de burgers het slachtoffer van de mythologie van hun stad, zoals de leden van een staat het slachtoffer worden van zijn nationale mythe).

Feit is dat de Fransen, Engelsen en Duitsers, op hun respectieve manieren, gezonde dragers zijn van dit nationaal exceptionalisme (hier bedoel ik gezonde dragers in dezelfde zin als gezonde dragers van HIV). Zelfs de Chinezen, die het wereldtoneel beginnen te domineren, hebben een uniek verhaal rondom hun exceptionalisme opgebouwd (dat ik eerder heb geanalyseerd). Het Russische exceptionalisme heeft ook een eigen verhaal. Met goede – of vaker slechte – redenen heeft ieder volk een specifieke eigenschap van de menselijke geest gemonopoliseerd: de Verenigde Staten hebben zich dromen toegeëigend (ʻde Amerikaanse droomʼ); de Britten humor; Frankrijk verfijning (lʼesprit de finesse); Duitsland orde (ʻDuitse disciplineʼ); Italië creativiteit; Spanje trots…

Maar alleen de Russen zijn er helemaal in opgegaan, met hun herwaardering van de totaliteit van deze geest; dat wil zeggen, de ʻRussische zielʼ (Russkaia dusha). Dostojevski was hier de vaandeldrager van (ʻde Russische ziel belichaamt het idee van pan-humanistische eenheid, vsechelovecheskogo uedineniia, van broederlijke liefdeʼ). In zijn Poesjkinrede (1880) laat hij alle remmen los:

Een echte Rus worden, een volwaardige Rus worden (en dat mag u niet vergeten), betekent slechts de broeder worden van alle mensen, een universeel mens worden, zo u wilt. (…) Ik geloof dat wij – niet wijzelf natuurlijk, maar onze toekomstige kinderen – zonder uitzondering zullen begrijpen dat een echte Rus zijn inderdaad betekent ernaar te streven de tegenstellingen van Europa eindelijk te verzoenen, een oplossing te vinden voor het Europese verlangen in onze pan-menselijke en alles verenigende Russische ziel, en al onze broeders en zusters door broederlijke liefde op te nemen in onze ziel. Eindelijk kan het zo zijn dat Rusland het slotwoord uitspreekt van de grote algemene harmonie, van de definitieve broederlijke gemeenschap van alle volkeren, overeenkomstig de wet van het evangelie van Christus!

Vertel dat maar eens aan de Oekraïners die momenteel te lijden hebben van Russische bombardementen.

De waarheid is dat geen van de grote Russische schrijvers van de negentiende eeuw kon ontsnappen aan het klaroengeschal van de Russische ziel. Zelfs de eurofiele Toergenjev (die het grootste deel van zijn leven in het buitenland doorbracht) liet het meest sympathieke personage in zijn roman Rudin (1857) uitroepen: ʻRusland kan zonder ieder van ons, maar niemand van ons kan zonder haar. Pech voor hen die er anders over denken, en nog eens pech voor hen die buiten Rusland leven… buiten het nationale temperament is er geen kunst, is er geen waarheid, is er geen leven… niets!ʼ

De ironie van Russkaia dusha is gelegen in het feit dat het concept van ʻeen volkʼ als individu, met een eigen persoonlijkheid, een Duits concept is dat van Herder is geïmporteerd, en dat het idee van een collectieve, universele ziel woordelijk aan Schelling is ontleend. De Russische eenheid wordt uitgedrukt in de vorm van een Duits concept! De Russische vernieuwing bestond erin een adjectief toe te voegen dat tot dan toe aan geen enkel ander volk was gegeven – Heilig Rusland (alleen vergelijkbaar met het uitverkoren volk van Israël). De Russische ziel werd vervolgens een Europese mode, verspreid door de liefde voor Dostojevski, althans tot in de jaren dertig, toen D. H. Lawrence met afschuw keek naar ʻdie onderling verdeelde, pseudo-religieuze Russen die zo geabsorbeerd bezig zijn met hun eigen vuile was en hun eigen vale zielen, dat we er nu meer dan genoeg van hebben gekregen.ʼ Vandaag is ʻhet Heilige Moedertje Ruslandʼ weer opgedoken.

Het reactionaire karakter van deze opvattingen kan niet genoeg worden benadrukt. Een van de meest onheilspellende langetermijneffecten van deze oorlog is dat hij – door de vernietiging waarin de heilige Russische ziel grootmoedig heeft voorzien – de heropleving van het nationalisme in Europa legitimeert, alsof de geschiedenis van dit continent nog meer nationalismen nodig had.

En dan te bedenken dat de eerste grote schrijver die Russkaia dusha opriep Gogol was, een Oekraïner. In tegenstelling tot wat Herder dacht, impliceert een etnolinguïstische gemeenschap helemaal niet dat men tot één enkele staat zou moeten behoren, of tot één enkel volk. De Duitssprekende Zwitsers willen voor geen goud Duitser worden, net zo min als de overgrote meerderheid van de Oostenrijkers. Het beste voorbeeld hiervan is Spaanssprekend Latijns-Amerika, waar naties die een taal en een gemeenschappelijke cultuur delen, dikwijls oorlog met elkaar hebben gevoerd. De beste post-sovjet Oekraïense roman die ik heb gelezen, Dood en de Pinguïn (2001), is in het Russisch geschreven door Andrej Koerkov, die toevallig een groot voorstander is van de Oekraïense onafhankelijkheid.

Vertaling: Menno Grootveld

Categorieën
Politiek

De mist van de oorlog

Oorspronkelijke tekst (Engels): Sidecar, 1 maart 2022

fotografie: Manolo Finish

door Wolfgang Streeck

Wolfgang Streeck is een Duitse socioloog, gespecialiseerd in economische sociologie. Hij is directeur emeritus van het Max Planck Instituut voor Sociale Wetenschappen in Keulen. Sinds ca. 2013 doet hij ook opgeld als publieksintellectueel, met een boek en een serie artikelen over de gevolgen van de kredietcrisis, de eurocrisis en het fundamentele conflict tussen kapitalisme en democratie.

Om te kunnen verklaren waarom het Europese staatsbestel is afgegleden naar de barbarij van de oorlog – voor het eerst sinds het NAVO-bombardement op Belgrado in 1999 – is meer nodig dan lekenpsychologie. Wat heeft Rusland en ʻhet Westenʼ ertoe gebracht een meedogenloze worsteling aan te gaan op de rand van de afgrond, waardoor beide partijen uiteindelijk van de klif dreigen te vallen? Nu we deze monsterlijke weken meemaken, begrijpen we beter dan ooit wat Gramsci bedoeld moet hebben met een ʻinterregnumʼ: een situatie ʻwaarin het oude sterft en het nieuwe niet geboren kan worden,ʼ een situatie waarin ʻeen grote verscheidenheid aan morbide symptomen verschijnt,ʼ zoals machtige landen die hun toekomst uit handen geven aan de onzekerheden van een slagveld dat in de mist van de oorlog is gehuld.

Niemand weet op het moment van schrijven hoe de oorlog in Oekraïne zal eindigen, en hoeveel bloedvergieten er nog zal plaatsvinden. Waar we op dit moment over kunnen trachten te speculeren is wat de redenen kunnen zijn geweest – en menselijke actoren hebben zo hun redenen, hoe vreemd die voor anderen ook mogen lijken – voor de compromisloze va-banquepolitiek van zowel de VS als Rusland. Wat een tafereel: een escalerende confrontatie, snel slinkende mogelijkheden voor beide partijen om het gezicht te redden zonder totale overwinning, eindigend met de moorddadige aanval van Rusland op een buurland waarmee het ooit een gemeenschappelijke staat deelde.

Hier zien we opmerkelijke parallellen, naast voor de hand liggende asymmetrieën, aangezien zowel Rusland als de Verenigde Staten al langere tijd geconfronteerd worden met het sluipende verval van zowel hun interne sociale orde als hun internationale positie, waardoor zij blijkbaar het gevoel hebben dat zij deze ontwikkeling nú moeten stoppen, omdat zij anders altijd zal blijven doorgaan. In het geval van Rusland is er sprake van een zowel statisch als oligarchisch regime, dat geconfronteerd wordt met groeiende onrust onder zijn burgers, rijk is aan olie en corruptie, en niet in staat is het leven van gewone mensen te verbeteren, terwijl de oligarchen onmetelijk rijk worden; een regime dat steeds meer overgaat tot het gebruik van zware dictatoriale maatregelen tegen iedere vorm van georganiseerd protest. Om comfortabeler te kunnen zitten dan op bajonetten, is stabiliteit nodig, voortkomend uit economische welvaart en sociale vooruitgang, die op hun beurt afhankelijk zijn van de wereldwijde vraag naar de grondstoffen, zoals olie en gas, die Rusland te verkopen heeft. Daartoe heeft het echter toegang nodig tot de financiële markten en geavanceerde technologie, die de VS het land al enige tijd aan het ontzeggen zijn.

Hetzelfde geldt voor de externe veiligheid. De VS en de NAVO dringen nu al bijna twee decennia lang politiek en militair binnen in een regio die Rusland, dat maar al te vertrouwd is met buitenlandse invallen, als zijn cordon sanitaire beschouwt. De pogingen van Moskou om hierover te onderhandelen hebben ertoe geleid dat het post-sovjet-Rusland door Washington op dezelfde manier wordt behandeld als zijn voorganger, de Sovjet-Unie, met als uiteindelijk doel een verandering van regime. Alle pogingen om een einde te maken aan deze opdringerigheid hebben tot niets geleid; de NAVO is steeds dichterbij gekomen en heeft onlangs middellange-afstandsraketten geplaatst in Polen en Roemenië, terwijl de Verenigde Staten Oekraïne steeds meer zijn gaan behandelen als grondgebied waarvan zij de eigenaar zijn – zie de uitspraken van de Amerikaanse onderminister Victoria Nuland uit 2014 over wie de regering in Kiev zou moeten leiden.

Op een bepaald moment is het Russische regime blijkbaar tot de conclusie gekomen dat deze sluipende erosie, zowel in binnen- als buitenland, onverminderd zou doorgaan tenzij er drastische maatregelen genomen zouden worden om het rotten te stoppen. Wat volgde was de militaire opbouw rond Oekraïne vanaf de lente van 2021, vergezeld van de eis over een formele toezegging van Washington om voortaan de Russische veiligheidsbelangen te respecteren – zoekend naar een open conflict in plaats van een verborgen conflict, misschien in de hoop de geest van Russisch patriottisme te mobiliseren die ooit de Duitsers had verslagen.

Aan Amerikaanse zijde is er de wrok die teruggaat tot het begin van deze eeuw, nadat Boris Jeltsin, Amerikaʼs caretaker na de val van de Sovjet-Unie, de zaak had overgedragen aan Vladimir Poetin, in het kielzog van de economische en sociale ramp die was veroorzaakt door de door de Amerikanen voorgeschreven ʻshocktherapie.ʼ Poetins aanvankelijke streven om lid te worden van de NAVO onder auspiciën van de Nieuwe Wereldorde werd afgewezen, ondanks al zijn inspanningen om Washington te helpen bij zijn invasie in Afghanistan. De Russische bezwaren tegen de uitbreiding van de NAVO in 2004 – die nu de noordwestelijke grens van Rusland bedreigt – werden beantwoord met de verklaring van Bush en Blair over het ʻopendeurbeleidʼ voor Georgië en Oekraïne tijdens de top van Boekarest in 2008.

Het Amerikaanse politieke establishment, geleid door de vleugel van de Democratische Partij van Hillary Clinton, begon Rusland te behandelen als een schurkenstaat, net als dat andere land dat zich aan de Amerikaanse controle ontworsteld had – Iran. Waar in het verleden onder ieder Amerikaans bed een communist had gelegen, was nu de ongewenste gast een Rus – een onderscheid dat veel Amerikanen nooit echt hebben leren maken. Zelfs de verkiezing van Trump in 2016 werd door de verliezende partij toegeschreven aan heimelijke Russische machinaties, waardoor de aanvankelijke pogingen van Trump om tot een soort schikking met Rusland te komen politiek om zeep werden geholpen. (Herinner je je zijn onschuldige vraag nog waarom de NAVO nog steeds bestond, drie decennia na het einde van het communisme?) Tegen het einde van zijn ambtstermijn was hij, om het weer goed te maken met de Amerikaanse deep state en de kiezers, teruggekeerd naar de beproefde anti-Russische houding.

Voor Trumps opvolger Biden, net als voor Obama en Clinton, bood Rusland zich aan als een aantrekkelijke aartsvijand, zowel in eigen land als internationaal: economisch klein, maar makkelijk als groot af te schilderen vanwege zijn kernwapens. Na het mediadebacle van Bidens terugtrekking uit Afghanistan leek het tonen van kracht tegenover Rusland een veilige manier om de Amerikaanse macht ten toon te spreiden, en de Republikeinen in de aanloop naar cruciale tussentijdse verkiezingen te dwingen zich achter Biden te scharen, als de leider van een herrezen ʻVrije Wereld.ʼ Washington wendde zich vervolgens tot megafoondiplomatie en weigerde categorisch te onderhandelen over de uitbreiding van de NAVO. Voor Poetin, nu hij al zo ver was gegaan, bleef een grimmige keuze over tussen escalatie en capitulatie. Op dat moment veranderde de methode in waanzin, en begon de moorddadige, strategisch rampzalige Russische invasie van Oekraïne over land.

Voor de VS was het weigeren van de Russische eisen inzake veiligheidsgaranties een handige manier om de onvoorwaardelijke trouw van de Europese landen aan de NAVO te versterken, een bondgenootschap dat de laatste jaren wankel was geworden. Dit betrof vooral Frankrijk, waarvan de president de NAVO nog niet zo lang geleden als ʻhersendoodʼ had bestempeld, maar ook Duitsland met zijn nieuwe regering, waarvan de leidende partij – de SPD – als te Russisch-vriendelijk werd beschouwd. Er waren ook nog onvoltooide zaken met betrekking tot een gaspijpleiding, Nord Stream 2. Merkel had, samen met haar voorganger Gerhard Schröder, Rusland uitgenodigd deze aan te leggen, in de hoop het gat in de Duitse energievoorziening te kunnen dichten dat naar verwachting zou ontstaan door het opraken van kolen en kernenergie als gevolg van de Duitse Sonderweg. De VS verzetten zich tegen het project, evenals velen in Europa, waaronder de Duitse Groenen. Een van de redenen was de vrees dat de pijpleiding West-Europa afhankelijker zou maken van Rusland, en dat het voor Oekraïne en Polen onmogelijk zou worden om de Russische gasleveranties te onderbreken als Moskou zich zou misdragen.

De confrontatie over Oekraïne loste dit probleem in een mum van tijd op, door de Europese trouw aan het Amerikaanse leiderschap te herstellen. In navolging van gedeclassificeerde CIA-documenten presenteerde de zogenaamde ʻkwaliteitspersʼ van West-Europa, om maar te zwijgen van de publieke omroepsystemen, de snel verslechterende situatie als een manicheïsche strijd tussen goed en kwaad – de VS onder Biden versus Rusland onder Poetin. In Merkels laatste weken wist de regering-Biden de Amerikaanse Senaat ertoe over te halen af te zien van strenge sancties tegen Duitsland en de exploitanten van Nord Stream 2, in ruil voor de belofte van Duitsland de pijpleiding op te zullen nemen in een mogelijk toekomstig sanctiepakket. Na de Russische erkenning van de twee afgescheiden provincies in het oosten van Oekraïne stelde Berlijn de regelgevende certificering van de pijpleiding formeel uit – wat echter niet genoeg was. Met de nieuwe Duitse bondskanselier naast zich op een persconferentie in Washington, kondigde Biden aan dat de pijpleiding indien nodig zeker in de sancties zou worden opgenomen, waarbij Scholz er het zwijgen toe deed. Enkele dagen later schaarde Biden zich achter het plan van de Senaat waartegen hij zich eerder had verzet. Vervolgens zette de Russische invasie op 24 februari Berlijn ertoe aan op eigen houtje te doen wat anders door Washington namens Duitsland en het Westen zou zijn gedaan: de pijpleiding voor eens en voor altijd terzijde schuiven.

Zo was de eenheid van het Westen terug, begeleid door het jubelende applaus van de plaatselijke analisten, dankbaar voor de terugkeer van de transatlantische zekerheden van de Koude Oorlog. Het vooruitzicht om de strijd aan te gaan in een alliantie met het formidabelste leger uit de wereldgeschiedenis vaagde onmiddellijk de herinneringen weg aan enkele maanden daarvoor, toen de VS zonder enige waarschuwing niet alleen Afghanistan in de steek lieten, maar ook de hulptroepen die door de NAVO-bondgenoten ter beschikking waren gesteld ter ondersteuning van die ooit zo geliefde Amerikaanse activiteit, ʻnation-building.ʼ Het deed er ook niet toe dat Biden zich het grootste deel van de reserves van de Afghaanse centrale bank, ten bedrage van 7,5 miljard dollar, heeft toegeëigend om uit te delen aan de slachtoffers van 9/11 (en hun advocaten), terwijl Afghanistan een nationale hongersnood lijdt. Vergeten is ook het puin dat achterbleef na de recente Amerikaanse interventies in Somalië, Irak, Syrië en Libië – de totale vernietiging, gevolgd door het overhaast aan hun lot overlaten van hele landen en regioʼs.

Nu is het weer ‘het Westen’ – Midden-Aarde dat vecht tegen het Land van Mordor, om een dapper klein land te verdedigen dat alleen maar ‘zoals wij wil zijn’ en voor dat doel niet méér verlangt dan door de open deuren van de NAVO en de EU naar binnen te mogen lopen. De West-Europese regeringen onderdrukten plichtsgetrouw alle resterende herinneringen aan de diepgewortelde roekeloosheid van het Amerikaanse buitenlands beleid, teweeggebracht door de enorme omvang van de Verenigde Staten en hun ligging op een eiland ter grootte van een continent waar niemand bij kan komen, ongeacht de puinhoop die ze achterlaten als hun militaire avonturen mislopen – en gaven verbazingwekkend genoeg de Verenigde Staten, een ver weg gelegen niet-Europees imperium in verval, met andere belangen en een heleboel eigen problemen, volledige vrijheid van handelen in de omgang met Rusland over niets minder dan de toekomst van het Europese staatsbestel.

Hoe zit het met de EU? In het kort: nu West-Europa is teruggekeerd in de boezem van ʻhet Westen,ʼ is de EU gereduceerd tot een geo-economisch nutsbedrijf van de NAVO, alias de Verenigde Staten. De gebeurtenissen rond Oekraïne maken duidelijker dan ooit dat de EU voor de VS in wezen een bron is van economische en politieke regulering van staten die nodig zijn om ʻhet Westenʼ te helpen Rusland op zijn westflank te omsingelen. Het aan de macht houden van pro-Amerikaanse regeringen in de voormalige Sovjet-satellietstaten, wat een dure aangelegenheid kan zijn, zorgt voor een aantrekkelijke lastenverdeling waarbij ʻEuropaʼ betaalt voor het brood, terwijl de VS de vuurkracht leveren – of de verbeelding daarvan. Dit maakt de EU in feite tot een economisch hulpje van de NAVO. Intussen vertrouwen de Oost-Europese regeringen hun defensie liever aan Washington toe dan aan Parijs en Berlijn, gezien de bewezen trigger happiness van Washington en de veilige, verre thuisbasis van de VS. In ruil voor de Amerikaanse bescherming via de NAVO, en het beschermheerschap van Washington in hun relatie met de EU, herbergen landen als Polen en Roemenië Amerikaanse raketten die Europa zogenaamd tegen Iran moeten verdedigen, terwijl ze op hun weg helaas ook over Rusland moeten vliegen.

De implicatie voor Von der Leyen en haar club is een bevestiging van hun ondergeschikte status. De uitbreiding van de EU met Oekraïne en de westelijke Balkan, en zelfs met Georgië en Armenië, wordt door de VS beschouwd als iets waar Washington uiteindelijk over moet beslissen. Met name Frankrijk kan nog steeds bezwaar maken tegen verdere uitbreiding, maar hoe lang het dat nog kan volhouden, vooral als Duitsland de rekening moet betalen, laat zich raden. (Hoewel de formele EU-toetredingsprocedures voor Oekraïne nog niet zijn gestart, heeft Von der Leyen al aangekondigd: ʻWe willen ze erbij hebbenʼ). Bovendien zal Polen, dat strikt anti-Russisch en pro-NAVO is, nu moeilijk gestraft kunnen worden met kortingen op de economische steun van de EU voor wat het Europees Hof ziet als tekortkomingen van zijn ʻrechtsstaat.ʼ Hetzelfde geldt voor Hongarije, waarvan de eigenzinnige leider Orbán steeds meer anti-Russisch is geworden. Met de terugkeer van de Amerikanen is de macht om EU-lidstaten te disciplineren overgegaan van Brussel naar Washington D.C.

Eén ding dat de EU-Europeanen, vooral die van de groene soort, momenteel leren is: als je je door de VS laat beschermen, is geopolitiek belangrijker dan alle andere politiek, en die geopolitiek wordt uitsluitend door Washington bepaald. Dit is hoe een imperium werkt. Oekraïne, een huis dat verdeeld is onder een verbazingwekkende verzameling oligarchen, zal binnenkort ruimere financiële steun van ʻEuropaʼ mogen ontvangen. Dit zal echter niet meer zijn dan een fractie van wat de Oekraïense oligarchen regelmatig storten op hun Zwitserse of Britse of, naar men aanneemt, Amerikaanse bankrekeningen. Er zijn aanwijzingen dat Polen en zelfs Hongarije in vergelijking met Oekraïne brandschoon zijn (wie kan het salaris vergeten dat Hunter Biden genoot als directeur van een Oekraïens gasbedrijf, waarvan de hoofdeigenaar destijds een onderzoek naar witwaspraktijken boven het hoofd hing?)

Wat een raadsel blijft – maar uiteraard niet het enige in deze context – is waarom de Verenigde Staten en hun bondgenoten over het geheel genomen zo graag de mogelijkheid buiten beschouwing hebben gelaten dat Rusland op de voortdurende druk tot regimeverandering, in de vorm van de ʻwesterseʼ weigering om een veiligheidszone te accepteren, zou reageren door de alliantie met China te verdiepen. Het is waar dat Rusland historisch gezien altijd deel heeft willen uitmaken van Europa, en dat zoiets als een ʻAzië-fobieʼ diep verankerd is in de nationale identiteit. Moskou is voor de Russen het Derde Rome, niet het Tweede Beijing. Nog in 1969 botsten Rusland en China, toen beide nog communistisch, over hun wederzijdse grens aan de rivier de Oessoeri. Nu Rusland voor onbepaalde tijd van het Westen is afgesneden, kan China, dat een tekort aan grondstoffen heeft, Rusland van zijn eigen moderne technologie voorzien. En nu de NAVO het Euraziatische continent verdeelt in ʻEuropa,ʼ met inbegrip van Oekraïne, en Rusland, als een niet-Europese vijand van Europa, kan het Russische nationalisme zich, tegen zijn historische geneigdheid in, gedwongen voelen een bondgenootschap aan te gaan met China, zoals werd aangekondigd door die vreemde foto van Xi en Poetin, zij aan zij bij de opening van de Olympische Winterspelen van Beijing.

Zou een alliantie tussen China en Rusland een onbedoeld resultaat zijn van de Amerikaanse incompetentie, of juist een beoogd resultaat van de Amerikaanse mondiale strategie? Als Moskou met Beijing in zee zou gaan, zou er geen uitzicht meer zijn op een Russisch-Europese regeling à la Française. West-Europa zou, in welke politieke vorm dan ook, meer dan ooit fungeren als de transatlantische vleugel van de Verenigde Staten, in een nieuwe koude of misschien zelfs hete oorlog tussen de twee mondiale machtsblokken, waarvan het ene afkalft en hoopt het tij te keren, en het andere hoopt langzaam op te kunnen krabbelen.

Alleen een Europa dat in vrede leeft met Rusland, en dat de Russische veiligheidsbehoeften respecteert, mag hopen zich te kunnen bevrijden uit de Amerikaanse omarming, die tijdens de Oekraïense crisis zo doeltreffend is vernieuwd. Dit is, naar men aanneemt, de reden waarom Macron er zo lang op heeft gehamerd dat Rusland deel uitmaakt van Europa, en dat ʻEuropa,ʼ uiteraard vertegenwoordigd door hemzelf en Frankrijk, moet zorgen voor vrede op zijn oostflank. De inval van Rusland in Oekraïne heeft voor lange tijd, zo niet voorgoed, een einde gemaakt aan dit project. Maar het was van het begin af aan al nooit veelbelovend, gezien Duitslands vermeende afhankelijkheid van de Amerikaanse nucleaire bescherming, in combinatie met de Duitse twijfels over de al te fantasievolle Franse mondiale ambities, geherdefinieerd als Europese ambities die moeten worden gefinancierd door de Duitse economische macht. En Rusland heeft zich misschien wel met enig recht afgevraagd of Frankrijk onder deze omstandigheden in staat zou zijn de VS uit de Europese bestuurdersstoel te verdringen.

Dus de winnaar is… de Verenigde Staten? Hoe langer de oorlog zich voortsleept door het succesvolle verzet van de Oekraïense burgers en hun leger, des te meer zal het gaan opvallen dat de leider van ʻhet Westen,ʼ die namens ʻEuropaʼ sprak in de aanloop naar de oorlog, niet militair ingrijpt ten behoeve van Oekraïne. De VS hebben zichzelf een speciaal verlof gegeven, zoals Biden van het begin af aan duidelijk heeft gemaakt. Als je naar de staat van dienst van de VS kijkt, is dat niets nieuws: als hun missie onbeheersbaar wordt, trekken ze zich terug op hun verre eiland. Maar terwijl de Duitsers toekijken en zich afvragen waar de VS is, kunnen zij ook enige twijfel gaan voelen over de Amerikaanse toezegging om hun nucleair te komen redden. Die toezegging ligt immers ten grondslag aan het Duitse lidmaatschap van de NAVO, de Duitse toetreding tot het non-proliferatieverdrag, en de huisvesting van zoʼn dertigduizend Amerikaanse troepen op Duits grondgebied.

In deze context lijkt het speciale budget van honderd miljard euro, dat een paar dagen na het uitbreken van de oorlog door de regering-Scholz werd aangekondigd en bestemd is voor het nakomen van de belofte uit 2001 om twee procent van het Duitse bbp aan bewapening te besteden, op een ritueel offer om een boze God gunstig te stemmen, waarvan men vreest dat hij zijn niet zo trouwe gelovigen in de steek zal laten. Niemand denkt dat als Duitsland daadwerkelijk had voldaan aan de NAVO-eis van twee procent, Rusland zou zijn afgeschrikt om Oekraïne binnen te vallen, of dat Duitsland dan in staat en bereid zou zijn geweest om Oekraïne te hulp te schieten. In ieder geval zal het jaren duren voordat de nieuwe hardware, uiteraard de nieuwste die wordt aangeboden, ter beschikking van de troepen zal worden gesteld. Het zal ook materieel zijn van precies het soort dat de VS, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk nu al in overvloed hebben.

Bovendien staat het gehele Duitse leger onder bevel van de NAVO, oftewel van het Pentagon, zodat de nieuwe wapens de vuurkracht van de NAVO, en niet die van Duitsland, zullen vergroten. Technologisch zullen ze worden ontworpen voor inzet over de hele wereld, voor ʻmissiesʼ zoals die in Afghanistan – of, hoogstwaarschijnlijk, in de omgeving van China, om de VS bij te staan in de komende confrontatie in de Zuid-Chinese Zee. In de Bondsdag is er geen enkel debat geweest over de vraag welke nieuwe ʻcapaciteitenʼ precies nodig zouden zijn, of waarvoor ze moeten worden gebruikt. Net als in het verleden, onder Merkel, werd het aan ʻde bondgenotenʼ overgelaten om dit te bepalen. Een voorbeeld zou het door de Fransen geliefde Future Combat Air System (FCAS) kunnen zijn, dat jachtbommenwerpers, drones en satellieten combineert voor wereldwijde operaties. Er is weinig hoop dat er in Duitsland ooit een strategisch debat zal plaatsvinden over wat het betekent om je eigen grondgebied te verdedigen in plaats van het grondgebied van anderen aan te vallen. Kan de Oekraïense ervaring helpen deze discussie op gang te brengen? Dat is onwaarschijnlijk.

Vertaling: Menno Grootveld

Categorieën
Politiek

Van shocktherapie tot Poetins oorlog

Oorspronkelijke tekst (Engels): Project Syndicate, 28 februari 2022

fotografie: Erasmus Universiteit

door Katharina Pistor

Katharina Pistor is een Duitse juriste die sinds 2001 verbonden is aan de Columbia Universiteit in New York. Ze heeft veel gepubliceerd in juridische en interdisciplinaire tijdschriften, en is auteur en coauteur van verschillende boeken. Vooral haar boek The Code of Capital, How the Law Creates Wealth and Inequality (Princeton University Press, 2019), waarin ze uitlegt hoe de wet het creëren en ongelijk verdelen van rijkdom vormgeeft, kreeg internationale weerklank.

Hoewel Vladimir Poetin de enige verantwoordelijke is voor de oorlog in Oekraïne, is het de moeite waard in herinnering te roepen dat prominente westerlingen een sleutelrol hebben gespeeld bij het vormgeven van het post-Sovjettraject van Rusland. Zij drongen erop aan dat markthervormingen voorrang zouden krijgen op politieke hervormingen, en van die keuze ondervinden we nog steeds de gevolgen.

Hoewel Vladimir Poetin de enige verantwoordelijke is voor de oorlog in Oekraïne, is het de moeite waard in herinnering te roepen dat prominente westerlingen een sleutelrol hebben gespeeld bij het vormgeven van het post-Sovjettraject van Rusland. Zij drongen erop aan dat markthervormingen voorrang zouden krijgen op politieke hervormingen, en van die keuze ondervinden we nog steeds de gevolgen.

Nu Russische tanks door Oekraïne razen op bevel van een autoritaire president, is het de moeite waard op te merken dat de Oekraïners niet de enigen zijn die hunkeren naar democratie. Ook Russen zijn – met groot gevaar voor zichzelf – de straat opgegaan om te protesteren tegen de schandalige daad van agressie van Vladimir Poetin. Maar zij voeren een zware strijd in een land dat nooit de kans heeft gekregen om democratisch te worden.

Toen die kans zich voordeed, werd die niet door Poetin en zijn kleptocratische milieu ondermijnd, maar door het Westen. Na de ineenstorting van de Sovjet-Unie dertig jaar geleden overtuigden Amerikaanse economische adviseurs de Russische leiders ervan zich te concentreren op economische hervormingen en de democratie op de lange baan te schuiven – waar Poetin naderhand zijn voordeel mee heeft kunnen doen.

Dit is geen triviale historische toevalligheid. Als Rusland een democratie was geworden, hadden we niet hoeven praten over de NAVO en haar uitbreiding naar het oosten, was er geen sprake geweest van een invasie van Oekraïne en hadden we niet hoeven debatteren over de vraag of het Westen de Russische beschaving meer respect verschuldigd is. (Als Duitser deins ik terug voor die laatste stelling, die duidelijke echoʼs heeft van Hitler en zijn zelfbenoemde leiderschap over een ʻbeschavingʼ).

Laten we de gebeurtenissen nog eens op een rijtje zetten. In november 1991 gaf de Opperste Sovjet (het parlement) de toenmalige Russische president Boris Jeltsin buitengewone bevoegdheden en een dertien maanden durend mandaat om hervormingen door te voeren. Vervolgens werd in december 1991 de Sovjet-Unie officieel ontbonden door het Akkoord van Bialowieza, waarbij het Gemenebest van Onafhankelijke Staten werd opgericht. Rusland, Wit-Rusland en Oekraïne verklaarden elkaars onafhankelijkheid te zullen respecteren.

Omringd door een kleine groep Russische hervormers en westerse adviseurs, gebruikte Jeltsin dit unieke historische moment om een ongekend programma van economische ʻshocktherapieʼ te lanceren. De prijzen werden geliberaliseerd, de grenzen werden opengesteld en er werd snel geprivatiseerd – allemaal bij presidentieel decreet. Niemand in Jeltsins kring nam de moeite zich af te vragen of dit was wat de burgers van Rusland wilden. En niemand stond erbij stil dat de Russen misschien eerst een kans wilden krijgen om een solide constitutionele basis voor hun land te ontwikkelen, of om via verkiezingen hun voorkeur uit te spreken voor wie hen zou moeten regeren.

De hervormers en hun westerse adviseurs besloten eenvoudigweg – en hielden er vervolgens aan vast – dat markthervormingen vooraf moesten gaan aan constitutionele hervormingen. Democratische subtiliteiten zouden de economische beleidsvorming vertragen of zelfs ondermijnen. Alleen door snel te handelen zou Rusland op weg kunnen worden geholpen naar economische welvaart en zouden de communisten voorgoed uit de macht kunnen worden gehouden. Met radicale markthervormingen zou het Russische volk tastbare opbrengsten zien en vanzelf gecharmeerd raken van de democratie.

Het heeft niet zo mogen zijn. Het presidentschap van Jeltsin was een regelrechte ramp – economisch, sociaal, juridisch en politiek. Het bleek onmogelijk om in slechts dertien maanden een centrale planeconomie in Sovjetstijl op de schop te nemen. De liberalisering van prijzen en handel alleen creëerde geen markten. Daarvoor zouden wettelijke instellingen nodig zijn geweest, maar er was geen tijd om die tot stand te brengen. Ja, de extreme tekorten verdwenen en overal ontstonden straatmarkten. Maar dat staat ver af van de totstandbrenging van het soort markten dat nodig is om de toewijzing van middelen, waarvan bedrijven en huishoudens afhankelijk zijn, te faciliteren.

Bovendien bracht de shocktherapie zulke ernstige en plotselinge sociale en economische ontwrichtingen teweeg dat het publiek zich tegen de hervormingen en de hervormers keerde. De Opperste Sovjet weigerde de buitengewone bevoegdheden van Jeltsin te verlengen, en wat daarna gebeurde zou de weg bereiden voor de opkomst van een autoritair presidentieel regime in Rusland.

Jeltsin en zijn bondgenoten weigerden op te geven. Zij verklaarden de bestaande Russische grondwet van 1977 onwettig, en Jeltsin nam eenzijdig de macht over, terwijl hij opriep tot een referendum om die stap te legitimeren. Maar het constitutionele hof en het parlement weigerden toe te geven, en er ontstond een diepe politieke crisis. Uiteindelijk werd de impasse opgelost met behulp van tanks, die Jeltsin inschakelde om het Russische parlement in oktober 1993 te ontbinden, waarbij 147 mensen omkwamen.

Zeker, veel parlementsleden waren tegenstanders van Jeltsin en zijn team, en wilden misschien wel de klok terugdraaien. Maar het was Jeltsin die een gevaarlijk nieuw precedent schiep voor hoe geschillen over de toekomst van het land zouden worden opgelost. Tanks, niet stemmen, zouden de doorslag geven. En Jeltsin en zijn team stopten daar niet. Ze ramden er ook een grondwet door die een machtige president installeerde met sterke decretale en vetorechtelijke bevoegdheden, zonder serieuze checks and balances.

Ik herinner me nog levendig een onthullend gesprek dat ik, een onderzoeker van de Russische hervormingen in die tijd, had met Dmitry Vasiliev, een toplid van Jeltsins privatiseringsteam. Toen ik hem wees op de tekortkomingen van de ontwerpgrondwet, zei hij dat ze die gewoon zouden herstellen als de verkeerde persoon aan de macht zou komen. Dat hebben ze natuurlijk nooit gedaan – en dat konden ze ook niet. Vasilievs uitspraak gaf volledig weer hoe de economische hervormers dachten over constitutionele democratie.

In december 1993 werd de nieuwe grondwet goedgekeurd via een referendum, dat samen met verkiezingen voor het nieuwe parlement werd gehouden. De kandidaten van Jeltsin leden een verpletterende nederlaag; maar omdat de nieuwe grondwettelijke bevoegdheden van de president veiliggesteld waren, gingen de economische hervormingen gewoon door. Jeltsin werd vervolgens in 1996 ʻherkozenʼ via een gemanipuleerd proces dat in Davos was gepland en door de nieuwbakken Russische oligarchen was georkestreerd. Drie jaar later benoemde Jeltsin Poetin tot premier en zijn opvolger.

De democratisering van Rusland was misschien altijd een gok, gezien de geschiedenis van de gecentraliseerde macht in het land. Maar het was het proberen waard geweest. De onverstandige keuze om economische doelstellingen boven democratische processen te stellen, is niet alleen voor Rusland een les. Door kapitalisme boven democratie te verkiezen als basis voor de wereld na de Koude Oorlog, heeft het Westen de stabiliteit, welvaart en, zoals we nu opnieuw zien in Oekraïne, de vrede en democratie in gevaar gebracht – en niet alleen in Oost-Europa.

Vertaling: Menno Grootveld

Categorieën
Politiek

Was de ʻverkrachtingʼ van Oekraïne door Rusland onvermijdelijk?

Oorspronkelijke tekst (Engels): Spectatorworld, 24 februari 2022

fotografie: Salon.com

door Slavoj Zizek

Slavoj Zizek is cultuurfilosoof. Hij is onderzoeker aan het Instituut voor Sociologie en Filosofie van de Universiteit van Ljubljana, Global Distinguished Professor of German aan de New York University, en internationaal directeur van het Birkbeck Institute for the Humanities van de Universiteit van Londen. Zijn boek Als een dief op klaarlichte dag is verkrijgbaar bij Starfish Books.

Poetin gebruikt al enige tijd seksueel gewelddadige taal om te verwijzen naar Oekraïne

Tijdens een persconferentie eerder deze maand merkte Vladimir Poetin op dat de Oekraïense regering niet veel op heeft met het akkoord van Minsk, om er vervolgens aan toe te voegen: ʻOf je het nu leuk vindt of niet, het is je plicht, mijn schoonheid.ʼ

Deze uitspraak heeft bekende seksuele connotaties: Poetin leek te citeren uit ʻSleeping Beauty in a Coffinʼ van de punkrockgroep Red Mold uit het Sovjettijdperk: ʻDoornroosje in een doodskist, ik kroop erbij en neukte haar. Of je het nu leuk vindt of niet, slaap, mijn schoonheid.ʼ

Hoewel de persvertegenwoordiger van het Kremlin beweerde dat Poetin verwees naar een oude folkloristische uitdrukking, is de verwijzing naar Oekraïne als een object van necrofilie en verkrachting duidelijk. In 2002 antwoordde Poetin op een vraag van een westerse journalist met: ʻAls je een complete islamitische radicaal wilt worden en bereid bent om een besnijdenis te ondergaan, dan nodig ik je uit om naar Moskou te komen. Wij zijn een multireligieus land. Wij hebben specialisten in deze aangelegenheid [besnijdenis]. Ik zal hen aanbevelen de operatie zo uit te voeren dat er daarna niets meer aangroeitʼ – een nogal vulgaire dreiging met castratie.

Geen wonder dat Poetin en Trump het goed met elkaar konden vinden op het gebied van vulgariteiten. Het tegenargument dat je hier vaak hoort is dat politici als Poetin en Trump tenminste openlijk zeggen wat ze bedoelen en hypocrisie vermijden. Op dit punt sta ik echter van harte aan de kant van de hypocrisie: de vorm (van hypocrisie) is nooit alleen maar een vorm, maar maakt ook deel uit van de inhoud, zodat wanneer we de vorm laten vallen, de inhoud zelf gebrutaliseerd wordt.

De obscene opmerking van Poetin moet worden gelezen tegen de achtergrond van de Oekraïnse crisis die in onze media wordt voorgesteld als ʻde verkrachting van een mooi land.ʼ Deze crisis is niet zonder komische aspecten – een bewijs, in de omgekeerde wereld van vandaag, dat de crisis ernstig is. De Sloveense politiek analist Boris Čibej wees begin 2022 op het komische karakter van de spanningen rond Oekraïne: ʻDegenen van wie wordt verwacht dat ze zullen aanvallen (d.w.z.: Rusland) beweren dat ze dat niet van plan zijn, terwijl degenen die doen alsof ze de situatie willen kalmeren, volhouden dat strijd onvermijdelijk is.ʼ

We kunnen hier nog wel even doorgaan: de afgelopen weken waarschuwden de VS, de zelf opgeworpen beschermer van Oekraïne, dat de oorlog ieder moment kon uitbreken, terwijl de president van Oekraïne, het verwachte slachtoffer van de Russische aanval, waarschuwde voor oorlogshysterie en opriep tot kalmte.

Het is makkelijk om deze situatie te vertalen in die van een verkrachting. Rusland, dat klaar staat om Oekraïne te verkrachten, beweert dat het dat niet wil doen – maar tussen de regels door maakt het duidelijk dat het, als het van Oekraïne geen toestemming voor seks krijgt, klaar staat om een verkrachting te begaan (getuige Poetins vulgaire antwoord). Rusland beschuldigt Oekraïne er ook van het land uit te lokken tot verkrachting.

De VS, die Oekraïne willen beschermen, luiden de noodklok over de dreigende verkrachting, zodat ze zich kunnen laten gelden als de hoeder van de post-Sovjetstaten. Deze beschermingsdrang doet ons denken aan de plaatselijke gangster die winkels en restaurants in zijn domein ʻbeschermingʼ biedt tegen overvallen, met het nauw verhulde dreigement dat hen iets kan overkomen als zij zijn bescherming weigeren…

Oekraïne, het doelwit van de dreiging van verkrachting, probeert zich kalm te houden, nerveus ook door de Amerikaanse alarmbellen, en zich ervan bewust dat het rumoer over een mogelijke verkrachting Rusland ertoe kan aanzetten daadwerkelijk een verkrachting te begaan.

Wat zit er dan achter dit conflict, met al zijn onvoorspelbare gevaren? Wat als dit conflict zo gevaarlijk is, niet omdat het de groeiende kracht van de twee ex-supermachten weerspiegelt, maar integendeel bewijst dat zij niet in staat zijn het feit te aanvaarden dat zij niet langer echte wereldmachten zijn?

Toen Mao Zedong op het hoogtepunt van de Koude Oorlog zei dat de VS met al hun wapens een papieren tijger zijn, vergat hij eraan toe te voegen dat papieren tijgers gevaarlijker kunnen zijn dan zelfverzekerde echte tijgers.

Het fiasco van de terugtrekking uit Afghanistan was slechts de laatste in een reeks van klappen voor de suprematie van de VS – en de poging van Rusland om het Sovjetimperium te reconstrueren is niets anders dan een wanhopige poging om het feit te verdoezelen dat Rusland nu een zwakke staat in verval is. Zoals ook het geval is met feitelijke verkrachters, signaleren verkrachtingen de impotentie van de agressor.

Deze onmacht is voelbaar nu de daad van verkrachting is begonnen met de eerste directe penetratie van Russische militairen in Oekraïne – de eerste, dat wil zeggen, als we de obscene rol van de Wagner-groep buiten beschouwing laten, een privé-leger waarvan de contractanten hebben deelgenomen aan verschillende conflicten, waaronder operaties in de Syrische burgeroorlog, op de Krim, in Centraal-Afrika en in de Republika Srpska in Bosnië. Deze groep anonieme huurlingen, een eenheid op armlengte van het Russische ministerie van Defensie, die door de Russische regering wordt gebruikt in conflicten waar ontkenning nodig is, opereert al jaren in de Donbas, waar zij het ʻspontaneʼ verzet tegen Oekraïne organiseert (zoals zij dat reeds op de Krim deed).

Ieder van ons uit landen die getuige moeten zijn van de trieste affaire van de verkrachting van Oekraïne zou zich ervan bewust moeten zijn dat alleen een echte castratie verkrachting kan voorkomen. We moeten de internationale gemeenschap dus aanraden een castratie-operatie op Rusland uit te voeren – door het land zoveel mogelijk te negeren en te marginaliseren, en ervoor te zorgen dat er daarna niets meer zal aangroeien dat ook maar iets weg heeft van mondiaal gezag.

Vertaling: Menno Grootveld