Categorieën
Politiek

Brief aan Macron

Oorspronkelijke tekst (Frans): France Inter, 30 maart 2021

fotografie: Babelio

door Annie Ernaux

Annie Ernaux is een schrijfster uit het Franse Normandië, wier werk vaak autobiografisch van aard is. Een aantal van haar boeken is in het Nederlands vertaald en bij de Arbeiderspers verschenen. Haar brief aan Macron werd op 30 maart voorgelezen bij France Inter.

Cergy, 30 maart 2020

Meneer de president,

Ik schrijf u een brief, die u misschien zult lezen, als u tijd hebt.’

Voor diegenen onder u die geïnteresseerd zijn in literatuur, roept deze inleiding ongetwijfeld iets op. Het is het begin van Boris Vians lied Le déserteur, geschreven in 1954, tussen de oorlogen in Indochina en Algerije in.

Vandaag de dag verkeren we, wat u ook mag beweren, niet in oorlog; deze vijand is niet menselijk, niet onze medemens; hij heeft de gedachte noch de wil om kwaad te doen, trekt zich niets aan van grenzen en sociale verschillen, en reproduceert zich blindelings door van het ene individu op het andere over te springen.

De wapens, aangezien u zich aan dit oorlogslexicon houdt, zijn ziekenhuisbedden, beademingsapparaten, mondkapjes en tests; het gaat ook om het aantal artsen, wetenschappers en verzorgers. Maar sinds u de leiding hebt over Frankrijk bent u doof gebleven voor de noodkreten van de wereld van de gezondheidszorg, en wat op het vaandel van een demonstratie van afgelopen november stond – ‘de staat telt zijn geld, wij zullen de doden tellen’ – heeft vandaag een tragische weerklank.

Maar u gaf er de voorkeur aan om te luisteren naar degenen die pleiten voor de terugtrekking van de staat, die pleiten voor de optimalisatie van de middelen en de regulering van de stromen – al dat technocratische jargon, verstoken van vlees, waarin de vis van de werkelijkheid verdrinkt.

Maar kijk, het zijn vooral de openbare diensten die op dit moment verantwoordelijk zijn voor het functioneren van het land: de ziekenhuizen, het nationale onderwijssysteem en zijn duizenden leraren, die zo slecht betaald worden, het EDF (het Franse elektriciteitsbedrijf), de posterijen, de metro en de SNCF (de Franse spoorwegen). En degenen van wie u in het verleden heeft gezegd dat zij niets voorstelden, zijn nu álles – zij die doorgaan met het legen van de vuilnisbakken, het verwerken van de aankopen bij de kassaʼs en het bezorgen van de pizzaʼs, om het leven dat net zo onmisbaar is als het intellectuele leven te kunnen garanderen: het materiële leven.

Vreemde keuze, dat woord ‘veerkracht,’ dat wederopbouw na een trauma inhoudt. We zijn er nog niet.

Pas op, mijnheer de president, voor de gevolgen van deze tijd van opsluiting, en van de verandering van de loop der dingen. Dit is een tijd om vragen te stellen. Een tijd om te verlangen naar een nieuwe wereld. Niet de uwe! Niet de wereld waarin besluitvormers en financiers nu al schaamteloos het deuntje van ‘meer werken’ herhalen, tot wel zestig uur per week.

Velen van ons willen niet langer in een wereld leven waarin een epidemie schrijnende ongelijkheden aan het licht kan brengen. Velen van ons willen daarentegen een wereld waarin basisbehoeften als gezonde voeding, gezondheidszorg, huisvesting, onderwijs en cultuur voor iedereen gegarandeerd zijn, een wereld waarvan de huidige solidariteit laat zien dat die mogelijk is.

Weet, mijnheer de president, dat we niet langer zullen toestaan dat het leven ons weer wordt ontstolen; we hebben niets anders dan dit leven, en ‘niets is het waard om je leven voor te geven’ – alweer een liedje, ditmaal van Alain Souchon.

Evenmin zullen we toestaan dat onze democratische vrijheden, die nu beperkt zijn, permanent de mond gesnoerd worden – vrijheden die het mogelijk maakten dat mijn brief, in tegenstelling tot die van Boris Vian, die verboden werd op de radio, vanmorgen op een nationale radiozender kon worden voorgelezen.

vertaling Menno Grootveld