Categorieën
Economie Politiek

De Koude Vrede

Oorspronkelijke tekst (Engels): Sidecar, 16 maart 2022

door Cédric Durand

Cédric Durand doceert Economie en Ontwikkelingstheorieën aan de universiteit van Parijs 13 en de EHESS. Hij werkt binnen de traditie van de marxistische en de Franse regulationistische politieke economie en is auteur van verschillende artikelen over de eurocrisis, de verwevenheid financialisering-mondialisering en de post-Sovjet-transformatie. Hij is lid van de redactieraad van het radicale online tijdschrift ContreTemps.

Petrovʼs Flu (2021), de nieuwste film van Kirill Serebrennikov, opent met een beeld van een overvolle forensenbus in Rusland. De sfeer is koortsig, bijna gewelddadig. De hoofdpersoon, in de greep van de koorts, krijgt een hoestbui en begeeft zich naar de achterkant van de bus. Vlak achter hem roept een andere passagier: ʻVroeger kregen we elk jaar gratis bonnen voor het sanatorium. Dat was goed voor de mensen. Maar Gorby heeft ons verraden, Jeltsin heeft alles verkwanseld, en vervolgens heeft Berezovski zich van hem ontdaan en deze kerels aangesteld. En wat nu?ʼ Hij concludeert dat ʻiedereen die momenteel aan de macht is, moet worden doodgeschoten.ʼ Op dat moment stapt de hoofdpersoon uit de bus en komt hij in een dagdroom terecht waarin hij zich bij een vuurpeloton voegt dat een groep oligarchen executeert.

Met ʻdeze kerelsʼ worden Poetin en zijn kliek bedoeld, terwijl ʻwat nu?ʼ een vraag is die zwaar weegt op het land dat zij hebben gecreëerd. Wat voor soort samenleving is het hedendaagse Rusland, en waar gaat die naartoe? Wat is de dynamiek van haar politieke economie? Waarom hebben Poetin en zijn trawanten een verwoestend conflict met een nauw verweven buurland ontketend? Drie decennia lang heerste er een koude vrede in de regio, waarbij Rusland en de rest van Europa samen zwommen in de ijzige wateren van de neoliberale mondialisering. In 2022 zijn we, na de inval in Oekraïne en de economische en financiële sancties van het Westen, een nieuw tijdperk binnengetreden, waarin de waanideeën die de transitie van Rusland naar een markteconomie bezielden, onmogelijk nog langer overeind gehouden kunnen worden.

Natuurlijk is de fantasie van de post-sovjetontwikkeling nooit in overeenstemming geweest met de realiteit. In 2014 stelde Branko Milanović een balans op van de transities naar het kapitalisme, met als conclusie: ʻVan slechts drie of hooguit vijf of zes landen kan worden gezegd dat ze op weg zijn om deel te gaan uitmaken van de rijke en (relatief) stabiele kapitalistische wereld. Veel landen raken achterop, en sommige raken zo ver achterop dat zij er gedurende verscheidene decennia niet in zullen slagen terug te keren naar het punt waarop zij zich bevonden toen de muur viel.ʼ Ondanks beloften van democratie en welvaart hebben de meeste mensen in de voormalige Sovjet-Unie geen van beide gekregen. Door zijn geografische omvang en zijn politiek-culturele centraliteit was Rusland de gordiaanse knoop van dit historische proces, dat de cruciale achtergrond vormt van de Oekraïne-crisis. Want naast het militaire tropisme van de ʻgrootmachtʼ-benadering zijn binnenlandse economische factoren minstens even essentieel als we de coördinaten van de huidige situatie in kaart willen brengen en de haastige oorlogszucht van het Russische leiderschap willen verklaren.

Periode I: 1991–1998

De Russische agressie maakt deel uit van een wanhopige en tragisch verkeerd berekende poging om het hoofd te bieden aan wat Trotski ʻde zweep van de externe noodzaakʼ heeft genoemd, dat wil zeggen: de verplichting om met andere staten te concurreren om een zekere mate van politieke autonomie te behouden. Het was diezelfde zweep die het Chinese leiderschap ertoe heeft gebracht begin jaren tachtig een gecontroleerde economische liberalisering door te voeren, die veertig jaar van een grotendeels succesvolle integratie in de wereldeconomie heeft bevorderd, en het regime in staat heeft gesteld zijn legitimiteit opnieuw op te bouwen en te consolideren. In Rusland heeft de zweep na het einde van de Koude Oorlog echter de staat zelf gebroken.

Zoals Janine Wedel documenteert in haar onmisbare Collision and Collusion: The Strange Case of Western Aid to Eastern Europe (2000), resulteerde de ondergang van de Sovjet-Unie in een diepgaande verzwakking van de binnenlandse elite van het land. Tijdens de eerste jaren van de transitie werd de autonomie van de staat zodanig geminimaliseerd dat de beleidsvorming feitelijk werd gedelegeerd aan Amerikaanse adviseurs onder leiding van Jeffrey Sachs, die toezicht hield op een kleine groep Russische hervormers, zoals Jegor Gaidar – de premier die de beslissende prijsliberalisering van het land lanceerde – en Anatoli Tsjoebais, de privatiseringstsaar en voormalige bondgenoot van Poetin. Hun shocktherapiehervormingen veroorzaakten industriële involutie en stijgende armoedecijfers, waardoor ze een nationale vernedering teweegbrachten en een diep wantrouwen jegens het Westen in de Russische culturele psyche prentten. Gezien deze traumatische ervaring is het populairste motto in Rusland nog steeds: ʻDe jaren negentig – nooit meer.ʼ

Vladimir Poetin heeft zijn regime op dit motto gebouwd. Een eenvoudige blik op de ontwikkeling van het bbp per hoofd van de bevolking leert ons waarom. De eerste jaren van de transitie werden gekenmerkt door een zware depressie die culmineerde in de financiële krach van augustus 1998. In plaats van de totale ineenstorting die Anders Åslund in Foreign Affairs beschreef, bevatte dit moment echter reeds de kiemen van een opleving. De roebel verloor vier vijfde van zijn nominale dollarwaarde; maar al in 1999, toen Poetin aan de macht kwam als gevolg van een nieuwe oorlog in Tsjetsjenië, begon de economie zich te herstellen.

Vóór de crash hadden de macro-economische voorschriften van de Washington-consensus een hardnekkige depressie teweeggebracht, aangezien het anti-inflatiebeleid en een stompzinnige verdediging van de wisselkoers de economie beroofden van de nodige monetaire circulatiemiddelen. De torenhoge rentetarieven en het feit dat de staat geen betrouwbare loonbetalingen meer verrichtte, leidden tot een veralgemening van de ruilhandel (die in 1998 ruim vijftig procent van de handel tussen ondernemingen vertegenwoordigde), endemische loonachterstanden en de uittocht van industriële ondernemingen uit de binnenlandse markt. Op afgelegen plaatsen was het gebruik van geld bijna volledig uit het dagelijks leven verdwenen. In de zomer van 1997 bracht ik een paar dagen door in het kleine dorpje Tsjernoroed, aan de westelijke oever van het Baikalmeer. De dorpelingen oogstten pijnboompitten en gebruikten die om de busreis naar het nabijgelegen eiland Olkhon te betalen, evenals onderdak en gedroogde vis, waarbij één vol glas noten een rekeneenheid vormde. De sociale, gezondheids- en misdaadsituatie was erbarmelijk. Een wijdverbreid gevoel van wanhoop kwam tot uiting in het hoge sterftecijfer.

Periode II: 1999–2008

Vergeleken met deze economische catastrofe was het begin van het Poetin-tijdperk een feest. Van 1999 tot 2008 waren de belangrijkste macro-economische indicatoren indrukwekkend. De ruilhandel liep snel terug en het bbp groeide met gemiddeld zeven procent per jaar. Nadat het tussen 1991 en 1998 bijna was gehalveerd, was het in 2007 weer volledig terug op het niveau van 1991 – iets wat Oekraïne nooit voor elkaar heeft gekregen. De investeringen veerden weer op, net als de reële lonen, met jaarlijkse stijgingen van tien procent of meer. Op het eerste gezicht leek een Russisch economisch wonder aannemelijk.

Deze benijdenswaardige economische prestatie werd mogelijk gemaakt door de stijgende grondstoffenprijzen, maar dat was niet de enige factor. Daarnaast profiteerde de Russische industrie van de stimulerende effecten van de devaluatie van de roebel in 2008. Het waardeverlies maakte lokaal geproduceerde goederen concurrerender, wat de invoersubstitutie vergemakkelijkte. Aangezien industriële ondernemingen volledig los stonden van de financiële sector, hadden zij geen last van de crash van 1998. Bovendien gaven grote bedrijven er, dankzij de erfenis van de corporatistische integratie in de Sovjet-Unie, in de jaren negentig de voorkeur aan om de loonbetalingen uit te stellen in plaats van hun personeel te ontslaan. Daardoor konden zij hun productie snel opvoeren toen de economie weer aantrok. De bezettingsgraad steeg van ongeveer vijftig procent vóór 1998 naar bijna zeventig procent twee jaar later. Dit droeg op zijn beurt bij tot productiviteitsgroei, waardoor een opwaartse spiraal ontstond.

Een andere factor was de bereidheid van de regering om exportmeevallers aan te grijpen om het overheidsingrijpen in de economie een nieuwe impuls te geven. De jaren 2004 en 2005 markeerden een duidelijke verschuiving in dit opzicht. Privatisering stond nog steeds op de agenda, maar ging in een veel trager tempo door. Ideologisch gezien ging de stroom in tegengestelde richting, met een grotere nadruk op staatseigendom. Bij presidentieel decreet van 4 augustus 2004 werd een lijst opgesteld van 1.064 ondernemingen die niet mochten worden geprivatiseerd en werd een aantal naamloze vennootschappen waarin het aandeel van de staat niet mocht worden verminderd, genoemd. De staatsactiviteiten werden uitgebreid door een pragmatische combinatie van administratieve hervormingen en marktmechanismen. Poetins belangrijkste doelwit was de energiesector, waar hij de staatscontrole over de prijzen wilde herstellen en potentiële rivalen, zoals de liberale oliemagnaat Michail Chodorkovski, uit de weg wilde ruimen. Ondertussen werden door een combinatie van nieuwe beleidsinstrumenten en prikkels voor Russische buitenlandse investeringen ondernemingen opgericht die konden concurreren op gebieden als metallurgie, luchtvaart, autoʼs, nanotechnologie, kernenergie en natuurlijk militaire uitrusting. Het was de bedoeling de middelen die door de uitvoer van natuurlijke hulpbronnen werden gegenereerd, te gebruiken om een grotendeels verouderde industriële basis te moderniseren en te diversifiëren, en zo de autonomie van de Russische economie in stand te houden.

Periode III: 2008–2022

In deze poging om de Russische productiemiddelen te herstructureren kon een ontwikkelingsvisie worden ontwaard. Strategische fouten bij het beheer van de intrede van het land op de wereldmarkten, samen met gespannen relaties tussen de politieke leiding en de kapitalistische klasse, verhinderden echter een goede uitvoering van dit sociale arrangement. De symptomen van dit falen werden duidelijk tijdens de financiële crisis van 2008 en in de moeizame groei in het daaropvolgende decennium. Zij traden voor het eerst aan de dag in de voortdurende afhankelijkheid van de uitvoer van grondstoffen – meestal koolwaterstoffen, maar ook basismetaalproducten en meer recentelijk granen. Extern maakte deze toenemende specialisatie de economie gevoelig voor schommelingen op de wereldmarkten. Intern betekende dit dat de beleidsvorming ging draaien rond de verdeling van een (vaak uitgemolken) overschot van deze industrieën.

Het falen van de Russische ontwikkeling blijkt ook uit de hoge mate van financialisering. Al in 2006 werd de kapitaalrekening van Rusland volledig geliberaliseerd. Die maatregel, samen met de toetreding tot de WTO in 2012, duidde op een dubbele loyaliteit: enerzijds aan het door de VS geleide mondialiseringsproces, waarvan de hoeksteen het vrije verkeer van kapitaal was, en anderzijds aan de binnenlandse economische elite, die door haar weelderige levensstijl en frequente conflicten met het regime haar fortuin en bedrijven in het buitenland moest stallen. Poetin moedigde deze uitstroom van binnenlands kapitaal aan, ook al voerde hij tegelijkertijd een macro-economisch beleid dat erop gericht was buitenlandse investeringen naar Rusland te halen. De daaruit voortvloeiende internationalisering van de economie, in combinatie met de afhankelijkheid van de export van grondstoffen, verklaart waarom de economie zwaar getroffen werd door de wereldwijde financiële crisis, met een krimp van 7,8 procent in 2009. Om aan deze instabiliteit het hoofd te bieden, kozen de autoriteiten voor een dure accumulatie van laagrenderende reserves, waardoor Rusland, ondanks zijn positieve netto internationale investeringspositie, het afgelopen decennium tussen de drie en vier procent van zijn bbp verloor via financiële betalingen aan de rest van de wereld.

In het decennium vóór de invasie van Oekraïne werd de Russische economie dus gekenmerkt door chronische stagnatie, een extreem ongelijke verdeling van de welvaart en een relatieve economische achteruitgang ten opzichte van China en de kapitalistische kern. Toegegeven, er zijn ook andere, positievere ontwikkelingen geweest. Als gevolg van de sancties en tegensancties na de annexatie van de Krim hebben sommige sectoren, zoals de landbouw en de voedselverwerking, geprofiteerd van een invoersubstitutiedynamiek. Daarnaast heeft een krachtige technologiesector de ontwikkeling van een digitaal ecosysteem met een indrukwekkend internationaal bereik mogelijk gemaakt. Maar dit was niet genoeg om tegenwicht te bieden aan de structurele zwakte van de economie. In 2018 dwongen massademonstraties tegen neoliberale pensioenhervormingen de regering tot een gedeeltelijke terugtocht. Zij brachten ook de toenemende kwetsbaarheid aan het licht van Poetins regime, dat niet in staat is zijn beloften van economische modernisering en een adequaat welzijnsbeleid na te komen. Zolang deze trend zijn legitimiteit blijft ondermijnen, zal het vertrouwen van de president in nationalistisch revanchisme – en de militaire uitingen daarvan – alleen maar toenemen.

Geconfronteerd met economische tegenspoed en politieke isolatie na zijn avontuur in Oekraïne, zijn de vooruitzichten voor Rusland somber. Tenzij het land alsnog een overwinning behaalt, zal de regering steeds meer gaan wankelen naarmate de gewone Rus de economische kosten van de oorlog gaat voelen. De regering zal waarschijnlijk reageren door de repressie op te voeren. Voorlopig is de oppositie gefragmenteerd, en delen van links, waaronder de Communistische Partij, hebben zich achter de vlag geschaard – wat betekent dat Poetin op de korte termijn geen moeite zal hebben om afwijkende meningen de kop in te drukken. Maar afgezien daarvan wordt het regime op meerdere fronten bedreigd.

Het bedrijfsleven is doodsbang voor de verliezen die het zal lijden, en Russische financiële journalisten luiden openlijk de noodklok. Natuurlijk is het niet makkelijk om de gevolgen te voorspellen van de sancties – die nog niet volledig ten uitvoer zijn gelegd – voor het vermogen van individuele oligarchen. Er zij op gewezen dat de Russische Centrale Bank de roebel behendig heeft gestabiliseerd nadat deze onmiddellijk na het begin van de invasie een derde van zijn waarde had verloren. Maar voor Russische kapitalisten is het gevaar reëel. Twee voorbeelden illustreren de uitdagingen waarmee zij zullen worden geconfronteerd. Het eerste voorbeeld is Alexei Mordashov – volgens Forbes de rijkste man van Rusland – die onlangs op de zwarte sanctielijst van de EU werd geplaatst wegens zijn vermeende banden met het Kremlin. Als gevolg van dit besluit heeft Severstal, de staalgigant waarvan hij de eigenaar is, alle leveringen aan Europa stopgezet, die vroeger ongeveer een derde van de totale omzet van het bedrijf uitmaakten: ruwweg 2,5 miljoen ton staal per jaar. Het bedrijf moet nu op zoek naar andere markten in Azië, maar tegen minder gunstige voorwaarden, die zijn winstgevendheid zullen schaden. Dergelijke cascade-effecten op de bedrijven van de oligarchen zullen gevolgen hebben voor de economie als geheel.

In de tweede plaats brengen de invoerbeperkingen ernstige moeilijkheden met zich mee voor sectoren als de autoproductie en het luchtvervoer. Er zou een ‘technologisch vacuüm’ kunnen ontstaan, gezien de terugtrekking van bedrijfssoftwarebedrijven als SAP en Oracle uit de Russische markt. Hun producten worden gebruikt door de grootste Russische ondernemingen – Gazprom, Lukoil, het Staatsbedrijf voor Atoomenergie, de Russische Spoorwegen – en het zal duur zijn om ze te vervangen door substituten van eigen bodem. In een poging om de gevolgen hiervan in te dammen, hebben de autoriteiten het gebruik van illegale software gelegaliseerd, de belastingvrijstellingen voor technologiebedrijven verlengd en aangekondigd dat technologiewerknemers zullen worden vrijgesteld van militaire verplichtingen; maar deze maatregelen zijn niet meer dan een tijdelijke noodoplossing. Het cruciale belang van software en data-infrastructuur voor de Russische economie benadrukt het gevaar van gemonopoliseerde informatiesystemen die worden gedomineerd door een handvol westerse bedrijven, waarvan de terugtrekking catastrofaal kan blijken.

Kortom, het lijdt geen twijfel dat de oorlog in Oekraïne schadelijk zal zijn voor veel Russische bedrijven en de loyaliteit van de heersende klasse aan het regime op de proef zal stellen. Maar ook de instemming van de bredere bevolking is in gevaar. Naarmate de sociaal-economische omstandigheden voor de bevolking verder verslechteren, kan het motto dat Poetin zo goed van pas kwam tegen zijn liberale oppositie (‘de jaren negentig: nooit meer’) weldra een averechtse uitwerking hebben op het Kremlin. Het mengsel van wijdverspreide misère en nationalistische frustratie is politieke nitroglycerine. De explosie ervan zal noch Poetins oligarchische regime, noch het economische model waarop het berust, sparen.

Vertaling: Menno Grootveld

Één reactie op “De Koude Vrede”

Interessante analyse van een verkeerd uitgespeelde hand. Mooi Op rusland gecentreerd betoog. Dank hieroor.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *