Oorspronkelijke tekst (Engels): The Guardian, 9 april 2025

door Kasia Wlaszczyk
Kasia Wlaszczyk is een cultureel werker uit Berlijn.
Op 21 april zal Duitsland mij deporteren – een EU-burger die nergens voor is veroordeeld – enkel en alleen omdat ik mij uitspreek voor Palestina
Vier van ons hebben een brief van de autoriteiten ontvangen met de mededeling dat we het land moeten verlaten, anders worden we uitgezet. Dit is een beangstigend voorbeeld van de verregaande verrechtsing van Duitsland.
In de eerste week van januari ontving ik een brief van de Berlijnse immigratiedienst, waarin stond dat ik mijn recht om mij vrij te bewegen in Duitsland zou hebben verloren vanwege beschuldigingen over mijn betrokkenheid bij de pro-Palestijnse beweging. Als Poolse burger die in Berlijn woont, wist ik dat het in de praktijk bijna onmogelijk is om een EU-onderdaan uit een ander EU-land te deporteren. Ik schakelde een advocaat in en, gezien het gebrek aan stevige juridische gronden voor het bevel, begonnen we een rechtszaak. Daarna maakte ik me er eigenlijk niet veel zorgen meer over.
Later ontdekte ik dat drie andere mensen die actief zijn binnen de Palestijnse beweging in Berlijn – Roberta Murray, Shane O’Brien en Cooper Longbottom – exact dezelfde brieven hadden ontvangen. Murray en O’Brien hebben de Ierse nationaliteit; Longbottom is Amerikaan. We zagen dit als opnieuw een poging tot intimidatie door de staat, die eerder al protesten met geweld had neergeslagen en activisten had gearresteerd. We verwachtten dan ook een langdurig en wellicht saai, maar zeker geen riskant proces om de uitzettingsbevelen aan te vechten.
Begin maart ontvingen onze advocaten nieuwe brieven die aan ons waren gericht. Daarin stond dat we tot 21 april de tijd kregen om Duitsland vrijwillig te verlaten. Als we dat niet deden, zouden we worden uitgezet.
In de brieven worden aanklachten genoemd die voortkomen uit onze betrokkenheid bij protesten tegen de aanhoudende genocide in Gaza. Geen van deze beschuldigingen heeft tot nu toe geleid tot een rechtszaak, maar in de uitzettingsbrieven wordt desalniettemin geconcludeerd dat wij een bedreiging zouden vormen voor de openbare orde en de nationale veiligheid. Er is geen gerechtelijke procedure aan deze beslissing voorafgegaan, en geen van ons heeft een strafblad. De redenering in de brieven gaat verder met vage en ongefundeerde beschuldigingen van ‘antisemitisme’ en het steunen van ‘terroristische organisaties’ – waarmee wordt verwezen naar Hamas en haar vermeende ‘frontorganisaties in Duitsland en Europa.’
Dit is niet de eerste keer dat Duitsland migratiewetgeving inzet als politiek wapen. Sinds oktober 2023 heeft het Duitse Federale Bureau voor Migratie en Vluchtelingen op onrechtmatige wijze de behandeling van alle asielaanvragen uit Gaza stilgelegd. Bovendien zal op 16 april 2025 een federale bestuursrechter naar verwachting uitspraak doen in een zaak die mogelijk een precedent schept voor het verhogen van het aantal deportaties van asielzoekers naar Griekenland. Deze vergaande maatregelen zijn geen plotselinge koerswijziging of het exclusieve domein van extreemrechts. Ze zijn het resultaat van een ruim een jaar durende campagne, gevoerd door de liberale Ampel-coalitie – bestaande uit de Sociaal-Democratische Partij (SPD), de Vrije Democratische Partij (FDP) en De Groenen – gesteund door brede delen van de Duitse media. In deze campagne wordt opgeroepen tot massale deportaties, die algemeen worden gezien als een reactie op de groeiende pro-Palestijnse beweging in het land. De maatregelen zijn daarbij vooral gericht op de Arabische en islamitische gemeenschap in Duitsland.
In november 2024 stond Beatrix von Storch, plaatsvervangend fractievoorzitter van Alternative für Deutschland (AfD) en kleindochter van Hitlers voormalige minister van Financiën, op het podium van de Bondsdag om te applaudisseren voor de aanneming van een resolutie met de titel Nooit meer is nu: bescherming, behoud en versterking van het joodse leven in Duitsland. De resolutie was opgesteld door de CDU/CSU, de SPD, de FDP en De Groenen. Von Storch verklaarde vol enthousiasme dat de inhoud van deze nieuwe antisemitisme-resolutie is afgeleid van het standpunt van haar eigen partij.
De resolutie, die de omstreden definitie van antisemitisme van de International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA) overneemt, wijst immigratie uit het Midden-Oosten en Noord-Afrika, evenals het ‘anti-imperialistische linkse’ kamp, aan als twee van de belangrijkste bronnen van antisemitisme in Duitsland. Hoewel er geen nieuwe wetgeving aan te pas komt, roept de resolutie de staat en publieke instellingen op om de uitvoerende macht maximaal in te zetten. Dit moet leiden tot een harde aanpak van alle vormen van pro-Palestijnse uitingen en activiteiten. Tot de voorgestelde maatregelen behoren streng toezicht op culturele en academische subsidies, screening van alle kandidaten voor universitaire onderwijsposities, een ongekende uitbreiding van disciplinaire maatregelen aan de universiteiten en – niet te vergeten – het inzetten van migratierecht als politiek instrument. Zoals politica Beatrix von Storch het onomwonden verwoordde: ‘Moslimantisemieten terug naar huis sturen met het vliegtuig. Tschüss und nicht auf Wiedersehen! [Tot hopelijk nooit meer ziens.]’
Mijn uitzettingsbevel – net als dat van twee andere EU-burgers – verwijst openlijk naar de Duitse Staatsräson als rechtvaardiging voor onze uitzetting. Dit begrip houdt in dat de veiligheid van Israël tot de kern van Duitslands Staatsräson behoort, oftewel zijn bestaansgrond. In de brief staat letterlijk: ‘Het is in het wezenlijke belang van de samenleving en de staat dat deze Staatsräson voortdurend levend wordt gehouden, en dat er op geen enkel moment – noch in binnen- noch in buitenland – twijfel mag ontstaan dat tegengestelde stromingen zelfs maar worden getolereerd binnen het federale grondgebied.’ De Staatsräson is nooit een oprechte poging geweest om schuld te erkennen of te boeten voor Duitslands verleden. In plaats daarvan is het nu verworden tot een middel om de opschorting van een op rechten gebaseerde rechtsorde te rechtvaardigen, en om een vrijwel onbeperkte uitoefening van uitvoerende macht mogelijk te maken.
Murray, O’Brien, Longbottom en ik hebben ervoor gekozen om met onze zaken naar buiten te treden, in een poging deze intimidatie publiekelijk aan te vechten. Onze advocaten hebben elk een rechtszaak aangespannen tegen onze uitzetting, en we dienen momenteel een verzoek tot voorlopige voorziening in om de deadline van 21 april op te schorten. Aangezien onze uitzettingsbevelen lijken te fungeren als een proefballon om te testen hoever de staat kan gaan met repressieve maatregelen, is het moeilijk te voorspellen wat het oordeel van de rechter zal zijn.
Wat we wél zeker weten, is dat het geen misdaad is – maar juist een dringende verantwoordelijkheid – om in actie te komen tegen de voortdurende genocide en voor een vrij Palestina. De benarde situatie van de Palestijnen zou op zichzelf al voldoende reden moeten zijn om solidair met hen te zijn. Ik verwerp het idee dat solidariteit voortkomt uit angst dat ons iets soortgelijks zou kunnen overkomen. Hoe ernstig deze repressieve maatregelen ook zijn, we mogen ons er niet door laten afleiden. En we roepen anderen op zich niet te laten ontmoedigen. De genocidale campagne van Israël in Gaza escaleert met de dag. Wij vieren in Berlijn blijven onwankelbaar solidair met het Palestijnse volk en hun strijd voor bevrijding.
Vertaling: Menno Grootveld