Categorieën
Politiek

Deportatie dreigt voor Palestina-activisten

Oorspronkelijke tekst (Engels): The Guardian, 9 april 2025

fotografie: The Guardian

door Kasia Wlaszczyk


Kasia Wlaszczyk is een cultureel werker uit Berlijn.

Op 21 april zal Duitsland mij deporteren – een EU-burger die nergens voor is veroordeeld – enkel en alleen omdat ik mij uitspreek voor Palestina

Vier van ons hebben een brief van de autoriteiten ontvangen met de mededeling dat we het land moeten verlaten, anders worden we uitgezet. Dit is een beangstigend voorbeeld van de verregaande verrechtsing van Duitsland.

In de eerste week van januari ontving ik een brief van de Berlijnse immigratiedienst, waarin stond dat ik mijn recht om mij vrij te bewegen in Duitsland zou hebben verloren vanwege beschuldigingen over mijn betrokkenheid bij de pro-Palestijnse beweging. Als Poolse burger die in Berlijn woont, wist ik dat het in de praktijk bijna onmogelijk is om een EU-onderdaan uit een ander EU-land te deporteren. Ik schakelde een advocaat in en, gezien het gebrek aan stevige juridische gronden voor het bevel, begonnen we een rechtszaak. Daarna maakte ik me er eigenlijk niet veel zorgen meer over.

Later ontdekte ik dat drie andere mensen die actief zijn binnen de Palestijnse beweging in Berlijn – Roberta Murray, Shane O’Brien en Cooper Longbottom – exact dezelfde brieven hadden ontvangen. Murray en O’Brien hebben de Ierse nationaliteit; Longbottom is Amerikaan. We zagen dit als opnieuw een poging tot intimidatie door de staat, die eerder al protesten met geweld had neergeslagen en activisten had gearresteerd. We verwachtten dan ook een langdurig en wellicht saai, maar zeker geen riskant proces om de uitzettingsbevelen aan te vechten.

Begin maart ontvingen onze advocaten nieuwe brieven die aan ons waren gericht. Daarin stond dat we tot 21 april de tijd kregen om Duitsland vrijwillig te verlaten. Als we dat niet deden, zouden we worden uitgezet.
In de brieven worden aanklachten genoemd die voortkomen uit onze betrokkenheid bij protesten tegen de aanhoudende genocide in Gaza. Geen van deze beschuldigingen heeft tot nu toe geleid tot een rechtszaak, maar in de uitzettingsbrieven wordt desalniettemin geconcludeerd dat wij een bedreiging zouden vormen voor de openbare orde en de nationale veiligheid. Er is geen gerechtelijke procedure aan deze beslissing voorafgegaan, en geen van ons heeft een strafblad. De redenering in de brieven gaat verder met vage en ongefundeerde beschuldigingen van ‘antisemitisme’ en het steunen van ‘terroristische organisaties’ – waarmee wordt verwezen naar Hamas en haar vermeende ‘frontorganisaties in Duitsland en Europa.’

Dit is niet de eerste keer dat Duitsland migratiewetgeving inzet als politiek wapen. Sinds oktober 2023 heeft het Duitse Federale Bureau voor Migratie en Vluchtelingen op onrechtmatige wijze de behandeling van alle asielaanvragen uit Gaza stilgelegd. Bovendien zal op 16 april 2025 een federale bestuursrechter naar verwachting uitspraak doen in een zaak die mogelijk een precedent schept voor het verhogen van het aantal deportaties van asielzoekers naar Griekenland. Deze vergaande maatregelen zijn geen plotselinge koerswijziging of het exclusieve domein van extreemrechts. Ze zijn het resultaat van een ruim een jaar durende campagne, gevoerd door de liberale Ampel-coalitie – bestaande uit de Sociaal-Democratische Partij (SPD), de Vrije Democratische Partij (FDP) en De Groenen – gesteund door brede delen van de Duitse media. In deze campagne wordt opgeroepen tot massale deportaties, die algemeen worden gezien als een reactie op de groeiende pro-Palestijnse beweging in het land. De maatregelen zijn daarbij vooral gericht op de Arabische en islamitische gemeenschap in Duitsland.

In november 2024 stond Beatrix von Storch, plaatsvervangend fractievoorzitter van Alternative für Deutschland (AfD) en kleindochter van Hitlers voormalige minister van Financiën, op het podium van de Bondsdag om te applaudisseren voor de aanneming van een resolutie met de titel Nooit meer is nu: bescherming, behoud en versterking van het joodse leven in Duitsland. De resolutie was opgesteld door de CDU/CSU, de SPD, de FDP en De Groenen. Von Storch verklaarde vol enthousiasme dat de inhoud van deze nieuwe antisemitisme-resolutie is afgeleid van het standpunt van haar eigen partij.
De resolutie, die de omstreden definitie van antisemitisme van de International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA) overneemt, wijst immigratie uit het Midden-Oosten en Noord-Afrika, evenals het ‘anti-imperialistische linkse’ kamp, aan als twee van de belangrijkste bronnen van antisemitisme in Duitsland. Hoewel er geen nieuwe wetgeving aan te pas komt, roept de resolutie de staat en publieke instellingen op om de uitvoerende macht maximaal in te zetten. Dit moet leiden tot een harde aanpak van alle vormen van pro-Palestijnse uitingen en activiteiten. Tot de voorgestelde maatregelen behoren streng toezicht op culturele en academische subsidies, screening van alle kandidaten voor universitaire onderwijsposities, een ongekende uitbreiding van disciplinaire maatregelen aan de universiteiten en – niet te vergeten – het inzetten van migratierecht als politiek instrument. Zoals politica Beatrix von Storch het onomwonden verwoordde: ‘Moslimantisemieten terug naar huis sturen met het vliegtuig. Tschüss und nicht auf Wiedersehen! [Tot hopelijk nooit meer ziens.]’
Mijn uitzettingsbevel – net als dat van twee andere EU-burgers – verwijst openlijk naar de Duitse Staatsräson als rechtvaardiging voor onze uitzetting. Dit begrip houdt in dat de veiligheid van Israël tot de kern van Duitslands Staatsräson behoort, oftewel zijn bestaansgrond. In de brief staat letterlijk: ‘Het is in het wezenlijke belang van de samenleving en de staat dat deze Staatsräson voortdurend levend wordt gehouden, en dat er op geen enkel moment – noch in binnen- noch in buitenland – twijfel mag ontstaan dat tegengestelde stromingen zelfs maar worden getolereerd binnen het federale grondgebied.’ De Staatsräson is nooit een oprechte poging geweest om schuld te erkennen of te boeten voor Duitslands verleden. In plaats daarvan is het nu verworden tot een middel om de opschorting van een op rechten gebaseerde rechtsorde te rechtvaardigen, en om een vrijwel onbeperkte uitoefening van uitvoerende macht mogelijk te maken.

Murray, O’Brien, Longbottom en ik hebben ervoor gekozen om met onze zaken naar buiten te treden, in een poging deze intimidatie publiekelijk aan te vechten. Onze advocaten hebben elk een rechtszaak aangespannen tegen onze uitzetting, en we dienen momenteel een verzoek tot voorlopige voorziening in om de deadline van 21 april op te schorten. Aangezien onze uitzettingsbevelen lijken te fungeren als een proefballon om te testen hoever de staat kan gaan met repressieve maatregelen, is het moeilijk te voorspellen wat het oordeel van de rechter zal zijn.

Wat we wél zeker weten, is dat het geen misdaad is – maar juist een dringende verantwoordelijkheid – om in actie te komen tegen de voortdurende genocide en voor een vrij Palestina. De benarde situatie van de Palestijnen zou op zichzelf al voldoende reden moeten zijn om solidair met hen te zijn. Ik verwerp het idee dat solidariteit voortkomt uit angst dat ons iets soortgelijks zou kunnen overkomen. Hoe ernstig deze repressieve maatregelen ook zijn, we mogen ons er niet door laten afleiden. En we roepen anderen op zich niet te laten ontmoedigen. De genocidale campagne van Israël in Gaza escaleert met de dag. Wij vieren in Berlijn blijven onwankelbaar solidair met het Palestijnse volk en hun strijd voor bevrijding.

Vertaling: Menno Grootveld

Categorieën
Economie Politiek

Kennisgevingen

Oorspronkelijke tekst (Engels): Sidecar, 11 april 2025

fotografie: website Corey Robin

door Corey Robin

Corey Robin (1967) is een Amerikaans politiek theoreticus, journalist en hoogleraar politieke wetenschappen aan Brooklyn College en het Graduate Center van de City University of New York. Hij schreef boeken over de rol van angst in de politiek – van Aristoteles tot de oorlog tegen het terrorisme – en over de aard van het conservatisme in de moderne wereld, van Edmund Burke tot Donald Trump.

‘Tarief,’ zo heeft Donald Trump gezegd, ‘is het mooiste woord in het woordenboek.’ Hij zal niet blij zijn om te horen dat het woord uit het Arabisch komt. Ta’rīf betekent namelijk ‘kennisgeving’ en ‘arrafa betekent ‘bekendmaken.’ Ondanks al zijn kennisgevingen heeft Trump nooit echt duidelijk gemaakt waarom hij die tarieven oplegt – of waarom hij daarbij vanaf woensdag tijdelijk een pauze heeft ingelast. Trumpkenners denken het antwoord te weten. Hij heeft een hekel aan de op regels gebaseerde internationale orde. Hij bewondert de ‘mannelijkheid’ van de maakindustrie. Hij hoopt toegang tot de Amerikaanse markt te kunnen ‘verhandelen’ voor een lagere dollarkoers. Hij heeft inkomsten nodig om zijn belastingverlagingen te dekken. Hij wil betere deals en lagere handelstekorten. Misschien is de wreedheid op zichzelf wel het doel. Met Trump is alles mogelijk, dus lijkt alles aannemelijk. Wat in elk geval niet te ontkennen valt: hij heeft een gevoelige snaar geraakt. Het gaat om iets dat lang onder de oppervlakte is gebleven, maar nog steeds met ongekende kracht kan ontploffen.

Tarieven nemen een buitenproportionele plaats in in de Amerikaanse verbeelding. Het allereerste wetsvoorstel dat ooit door het Congres werd behandeld, ging over tarieven. In 1832 overwoog het slavenhoudende Zuiden voor het eerst om zich af te scheiden – vanwege een tarief. Na de Burgeroorlog riepen de Republikeinen de tarieven uit tot ‘de hoeksteen’ van hun strijd tegen de Democraten. In 1896 voerde William McKinley campagne met de slogan: ‘Protection (bescherming) and Prosperity (welvaart).’ In 1930 gooide Herbert Hoover zijn kansen op herverkiezing te grabbel door vast te houden aan tarieven. Teddy Roosevelt wist de diepgewortelde obsessie van het land treffend te vangen toen hij zei dat het bij elke discussie over tarieven niet zozeer ging om een materiële noodzaak, maar om een mentale houding.

Het tarief fungeerde als een soort bliksemafleider voor frustraties over het beleid. Voor de zuidelijke slavenhouders, die volledig afhankelijk waren van de export van landbouwproducten naar de wereldmarkt, voelde het tarief als een ‘uitroeiingsoorlog’ tegen hun bezittingen en manier van leven. In de periode van de Gilded Age, zo stelde politicoloog Richard Bensel, was het tarief minder een economisch instrument voor industriële ontwikkeling dan een politiek bindmiddel voor de Republikeinse Partij. De Republikeinse elites steunden economisch beleid dat draaide om de Gouden Standaard en een volledig vrije binnenlandse markt – beleid dat rijkdom herverdeelde naar de bovenlaag van de samenleving, zowel sociaal als geografisch. Maar dat beleid was weinig populair bij volksvertegenwoordigers die stemmen moesten winnen buiten de steden in het noordoosten en de industriegebieden in het noorden van het Midden-Westen. Voor hen boden de douanerechten uitkomst, met name op producten als suiker en schapen. Boeren, ranchers en fabrikanten uit het Westen waren blij met de tarieven op wol; oud-strijders van de Unie, vaak afkomstig van het platteland, waren op hun beurt dankbaar voor de burgeroorlogpensioenen die gefinancierd werden met de opbrengsten van de invoerheffingen op suiker.

Vóór de New Deal vormde het tarief het brandpunt van het politieke conflict tussen de twee grote partijen. Maar na de verkiezingsoverwinningen van Franklin D. Roosevelt verdween het onderwerp van de politieke agenda. De Republikeinen, die herhaaldelijk hadden verloren van FDR, lieten hun vurige steun voor tarieven varen. Vanaf dat moment was elke president, of hij nu Democraat of Republikein was, voorstander van vrijhandel. Hoewel er af en toe nog wel kritiek op het protectionisme klonk vanuit het Congres of tijdens verkiezingscampagnes, was het tariefbeleid volgens politicoloog David Mayhew verworden tot ‘de kronkelende ledematen van een uiteengereten reptiel’ – met andere woorden: een overblijfsel uit het verleden zonder echte invloed. Dat bleef zo, zelfs toen Amerikaanse vakbonden in de jaren zeventig, beschadigd door de buitenlandse concurrentie, zich tegen de vrijhandel keerden en hun Democratische bondgenoten in het Congres daarin meenamen. De achterban van de twee partijen verwisselde uiteindelijk van positie: de Democraten werden protectionistisch, de Republikeinen juist vrijhandelsgezind. Soms laaide het debat nog op, zoals tijdens de felle discussies over NAFTA aan het begin van de jaren negentig. Maar of dat nu kwam door de Koude Oorlog of doordat de VS de rol van Groot-Brittannië had overgenomen als wereldwijde hegemon en bewaker van de monetaire stabiliteit, de partijelites en presidenten bleven vasthouden aan het ideaal van de vrijhandel. Tot nu.

Trump en zijn aanhangers maken vaak de vergelijking met president William McKinley. Maar waar McKinley de tarieven gebruikte om de massa’s en verschillende sociale klassen te verenigen, dreigen de tarieven van Trump – en de markten die daardoor in de war raken – juist verdeeldheid te zaaien binnen zijn eigen coalitie. Ze kunnen een kloof creëren tussen zijn MAGA-aanhangers, kiezers van kleur die naar hem zijn overgelopen, en de Republikeinse elites die hem een tweede termijn hebben bezorgd. Wall Street en veel CEO’s zijn duidelijk niet blij met de tarieven, evenmin als Elon Musk en bedrijven als Walmart. Republikeinse politici, waaronder senator Ted Cruz uit Texas, beginnen openlijk kritiek te leveren. Zeven Republikeinse senatoren hebben zelfs wetgeving gesteund om de macht van Trump om tarieven op te leggen te beperken, en mogelijk sluiten tot wel een dozijn Republikeinen in het Huis zich bij hen aan.

***

In Amerika, zo stelde de politicoloog Louis Hartz eens ongelukkig vast, bloeit het recht op ‘het lijk van de politieke verbeelding.’ Elk sociaal conflict vindt zijn weg naar de kaken van de grondwet of de rechtbanken. Maar juist daardoor bevat elke juridische tekst of rechterlijke uitspraak een vonk van maatschappelijke wrijving – klaar om het politieke landschap in lichterlaaie te zetten. De kunst is om die vonk te vinden.

Afgelopen donderdag, de dag na ‘Liberation Day,’ heeft een papierwarenbedrijf uit Florida, dat eigendom is van en geleid wordt door een groep vrouwen met een passie voor bloemmotieven en import uit China, een rechtszaak aangespannen tegen de tarieven van Trump. Het bedrijf, Emily Ley Paper, richt zich in de zaak tegen de wettelijke grondslag van de China-tarieven die Trump in februari en maart heeft ingesteld – en sindsdien fors heeft verhoogd, zonder enig teken van pauze of heroverweging. Emily Ley Paper stelt dat Trump zijn bevoegdheid heeft overschreden onder de International Emergency Economic Powers Act (IEEPA) van 1977. Hoewel Trump beweert te reageren op een ‘nationale noodsituatie’ – namelijk ‘de buitengewone dreiging van illegale immigranten en drugs, waaronder het dodelijke fentanyl’ – heeft nog nooit een president deze wet gebruikt om tarieven op te leggen. Simpelweg omdat die wet daar niets over zegt. Trump heeft overigens wél andere wettelijke middelen tot zijn beschikking om tarieven in te voeren, zoals hij ook tijdens zijn eerste ambtstermijn heeft gedaan. Maar die vereisen een proces van overleg en beleidsontwikkeling – iets wat niet bepaald bij Trumps stijl past. Geen van die wetten geeft hem bovendien de noodbevoegdheden waar hij zich zo graag op beroept.

Achter Emily Ley Paper staat een relatief onbekende non-profitorganisatie, de New Civil Liberties Alliance (NCLA). Deze kleine, gespecialiseerde club van juristen binnen het conservatieve ecosysteem heeft zich stilletjes ontpopt als een koploper in het ontmantelen van de zogenoemde ‘administratieve staat.’ Vorig jaar wist de NCLA het Amerikaanse Hooggerechtshof ervan te overtuigen om afstand te nemen van het lang geldende Chevron-precedent. Deze juridische regel gaf uitvoerende overheidsinstanties veel ruimte om onduidelijke wetten zelf te interpreteren, en beperkte de bevoegdheid van rechters om deze interpretaties terzijde te schuiven. Maar het Hooggerechtshof oordeelde nu dat lagere rechtbanken wél zelf mogen bepalen wat het Congres bedoelde met de vaak vaag geformuleerde wetsteksten. Bovendien mogen ze het oordeel van beleidsambtenaren die deze wetten moeten uitvoeren, naast zich neerleggen. Met andere woorden: het zijn voortaan conservatieve rechters – en niet langer liberale experts of technocraten – die bepalen hoe de uitvoerende macht wordt ingevuld.

Achter de NCLA gaan op hun beurt de miljardair Charles Koch en Leonard Leo schuil – misschien wel de meest invloedrijke rechtse machtsmakelaar sinds de dagen van Edwin Meese. Leo is de drijvende kracht achter de benoeming van rechters door Trump, niet alleen als het gaat om het Hooggerechtshof, maar ook om de rest van het federale rechtssysteem. Via een uitgebreid netwerk van donoren, advocaten, rechters en rechtswetenschappers speelde Leo een sleutelrol bij de benoeming van vijf van de negen huidige rechters van het Hooggerechtshof – van de ultraconservatieve Samuel Alito tot de iets gematigdere John Roberts. Daarbij horen ook alle drie de rechters die Trump zelf benoemde. Daarnaast was Leo medeverantwoordelijk voor de benoeming van ruim tweehonderd federale rechters tijdens Trumps eerste ambtstermijn.

Met andere woorden: via Emily Ley Paper spreekt een machtige stroming binnen de conservatieve rechterzijde zich uit. En wat zegt die? Dat ze bereid is om tegen Trump en zijn ‘tariefrepublikeinen’ dezelfde juridische oorlog te voeren als tegen progressieven en hun ‘administratieve staat.’ In deze rechtszaak worden exact dezelfde juridische wapens ingezet als eerder tegen het Environmental Protection Agency (EPA) en tegen Joe Bidens plan voor de kwijtschelding van studieleningen: de ‘major questions doctrine’ (de doctrine van de grote vragen) en de ‘nondelegation doctrine’ (de doctrine van de niet-overdraagbare macht). Volgens deze rechtsopvatting geldt dat als het Congres de president wil toestaan om beslissingen te nemen met een grote economische en politieke impact – zoals het opleggen van invoerrechten – het dat duidelijk en expliciet moet vastleggen in wetgeving. En dat is hier niet gebeurd. Sterker nog, het Congres heeft helemaal níets gezegd. Daar komt nog bij dat elke wet die een grondwettelijke bevoegdheid van het Congres – zoals het recht om tarieven vast te stellen – zomaar overdraagt aan de president, zonder heldere richtlijnen of beperkingen, volgens deze conservatieve opvatting ongrondwettelijk is. De rechtbanken, waarvan een groot deel de afgelopen twintig jaar door Leonard Leo’s netwerk is bevolkt, kunnen in deze zaak dus slechts twee kanten op: Trump handelt in strijd met de wet, of hij handelt in strijd met de Grondwet. En als deze zaak uiteindelijk voor het Hooggerechtshof komt, voorspellen ook conservatieve juristen – zelfs juristen uit Trumps eigen kring – dat hij zal verliezen. De enige vraag die dan nog rest is hoe groot zijn nederlaag zal zijn.

Op het hoogtepunt van de Gilded Age maakte de ene vleugel van het kapitaal graag de andere belachelijk als een stel verslaafde samenzweerders, die voor alle politieke en economische problemen in Amerika het protectionisme de schuld gaven. ‘Bij hem leidt elke weg naar het tarief,’ zei de Republikein John Sherman uit Ohio ooit spottend over de Democraat James Beck uit Kentucky. Vandaag de dag – in wat je onze nieuwe Gilded Age zou kunnen noemen – is het debat over tarieven, en de spot die ermee gepaard gaat, teruggekeerd naar het hart van de Amerikaanse politiek. Alleen is het deze keer omgekeerd: het zijn nu de Democraten die de Republikeinen prikken en uitdagen. En terwijl de Republikeinen vroeger het tarief gebruikten om hun politieke coalitie te versterken, laten ze nu toe dat het tarief diezelfde coalitie uit elkaar drijft.Wat dit vandaag de dag betekent voor de relatie tussen partijpolitiek en de politieke economie, en over de vraagstukken van het monetair beleid en de Amerikaanse macht die daarachter schuilgaan, blijft vooralsnog een raadsel.

Vertaling: Menno Grootveld

Categorieën
Economie Politiek

Het economische masterplan van Donald Trump

Oorspronkelijke tekst (Engels): UnHerd, 12 februari 2025

fotografie: X

door Yanis Varoufakis

Yanis Varoufakis is econoom en voormalig minister van Financiën van Griekenland. Hij is de auteur van diverse bestsellers.

Geconfronteerd met de economische maatregelen van president Trump slingeren zijn critici uit het politieke midden heen en weer tussen wanhoop en een bijna aandoenlijk geloof dat zijn obsessie met importheffingen (‘tarieven’) uiteindelijk vanzelf wel zal overwaaien. Ze gaan ervan uit dat Trump zal blijven blazen en dreigen totdat de realiteit de onhoudbaarheid van zijn economische logica aantoont. Maar dan letten ze niet goed op: Trumps fixatie op tarieven maakt deel uit van een doordacht, zij het riskant, mondiaal economisch plan.
Hun manier van denken geeft blijk van een hardnekkige misvatting over hoe kapitaal, handel en geld zich over de wereld verplaatsen. Net als een brouwer die dronken wordt van zijn eigen bier, zijn veel centrumpolitici en -analisten gaan geloven in hun eigen propaganda: dat we leven in een wereld van concurrerende markten waarin geld neutraal is en prijzen zich vanzelf aanpassen om vraag en aanbod in balans te brengen. Maar de ogenschijnlijk ongepolijste Trump blijkt in werkelijkheid veel sluwere inzichten te hebben. Hij begrijpt dat het uiteindelijk brute economische macht is – en niet marginale productiviteit – die bepaalt wat er gebeurt, zowel binnen landen als op het wereldtoneel.
Hoewel het riskant is om te proberen in het hoofd van Trump te kijken – de afgrond zou zomaar terug kunnen staren – is het toch noodzakelijk om inzicht te krijgen in zijn denkwijze rondom drie fundamentele vragen:

  1. Waarom gelooft hij dat Amerika wordt uitgebuit door de rest van de wereld?
  2. Wat is zijn visie op een nieuwe internationale orde waarin Amerika weer ‘groot’ kan zijn?
  3. En hoe denkt hij dit laatste te bereiken?

Alleen door deze vragen serieus te onderzoeken, kunnen we op een zinvolle manier kritiek leveren op Trumps economische masterplan.

Waarom denkt de president dat Amerika er bekaaid vanaf komt? Zijn belangrijkste klacht is dat de dominante positie van de dollar de Amerikaanse regering en elite weliswaar enorme macht schenkt, maar dat buitenlandse spelers daar uiteindelijk misbruik van maken – op manieren die volgens hem het verval van de VS in de hand werken. Wat veel economen en beleidsmakers beschouwen als Amerika’s ‘exorbitante privilege,’ ziet Trump juist als een ‘exorbitante last.’

Trump klaagt al tientallen jaren over de teloorgang van de Amerikaanse industrie: ‘Als je geen staal hebt, heb je geen land.’ Maar waarom wijt hij dat aan de internationale rol van de dollar?

Volgens Trump ligt het probleem bij buitenlandse centrale banken die verhinderen dat de waarde van de dollar daalt naar een ‘eerlijk’ niveau – een niveau waarop de Amerikaanse export weer aantrekkelijk wordt en de import wordt afgeremd. Hij beweert niet dat er sprake is van een samenzwering tegen de VS, maar wijst erop dat de dollar wereldwijd de enige veilige reservemunt is. Het is dus de normaalste zaak van de wereld dat Europese en Aziatische centrale banken de dollars opslaan die binnenstromen wanneer Amerikanen goederen uit hun landen importeren.

Door die dollars niet om te wisselen in hun eigen munteenheid, onderdrukken centrale banken zoals de ECB, de Bank of Japan, de Chinese centrale bank en de Bank of England de vraag naar hun eigen valuta – en dus de waarde ervan. Dat maakt hun producten goedkoper voor Amerikanen en stimuleert de export, wat weer leidt tot nog meer dollarinkomsten. Die dollars worden vervolgens weer gebruikt om op een veilige manier rente te innen door Amerikaanse staatsobligaties te kopen.

En daar wringt volgens Trump de schoen: Amerika importeert te veel, simpelweg omdat het als ‘goede wereldburger’ de verantwoordelijkheid op zich heeft genomen om de wereld te voorzien van die reservevaluta. In zijn ogen is de Amerikaanse industrie niet ingestort door slechte bedrijfsvoering, maar omdat het land zich heeft opgeofferd voor de rest van de wereld. Amerikaanse arbeiders en de middenklasse moeten lijden – aldus Trump – zodat andere landen ten koste van hen kunnen groeien.

Maar de hegemoniale status van de dollar ondersteunt ook het Amerikaanse exceptionalisme – iets wat Trump heel goed begrijpt en ook waardeert. Doordat buitenlandse centrale banken massaal Amerikaanse staatsobligaties opkopen, kan de Amerikaanse overheid jaar na jaar grote begrotingstekorten draaien en een gigantisch leger financieren dat elk ander land financieel zou ruïneren. Bovendien maakt de dominante positie van de dollar in het internationale betalingsverkeer het voor de Amerikaanse president mogelijk om sancties op te leggen aan wie dan ook – een moderne vorm van kanonneerbootdiplomatie.

Toch vindt Trump dat deze voordelen niet opwegen tegen het leed van Amerikaanse producenten, die worden weggeconcurreerd door buitenlandse bedrijven. Die profiteren immers van centrale bankiers die Amerikaanse dollars oppotten – een dienst die de VS gratis levert, en die de dollar kunstmatig duur houdt. In Trumps ogen ondermijnt Amerika zichzelf: het offert zijn industrie op voor het prestige van geopolitieke macht en het accumuleren van winsten in andere landen.

Die winsten, stelt hij, komen vooral terecht bij Wall Street en de Amerikaanse vastgoedsector, terwijl de arbeiders die op hem stemden – de mensen in de industriële regio’s die staal, auto’s en andere essentiële ‘mannelijke’ producten maken – daarvoor de prijs betalen.

En dat is nog niet eens Trumps grootste zorg. Zijn echte nachtmerrie is dat deze Amerikaanse hegemonie slechts tijdelijk is. Al in 1988, tijdens een promotietour voor zijn boek The Art of the Deal, zei hij bij Larry King en Oprah Winfrey: ‘We zijn een schuldennatie. Er gaat de komende jaren iets gebeuren in dit land, want je kunt niet elk jaar tweehonderd miljard dollar blijven verliezen.’

Sindsdien is hij er steeds meer van overtuigd geraakt dat er een gevaarlijk kantelpunt in aantocht is. Naarmate de Amerikaanse maakindustrie relatief verder afneemt, groeit de wereldwijde vraag naar dollars sneller dan de Amerikaanse inkomens meegroeien. Daardoor moet de dollar nóg sneller in waarde stijgen om te blijven voldoen aan de behoefte van andere landen aan veilige reserves. Maar dat proces kan natuurlijk niet eindeloos doorgaan.

Want zodra de tekorten van de VS een bepaald omslagpunt bereiken, zullen buitenlandse beleggers in paniek raken. Ze zullen massaal hun dollarreserves van de hand doen en op zoek gaan naar een andere valuta om hun vermogen in op te slaan. De Amerikanen blijven dan met een ingestorte industrie, krakkemikkige financiële markten en een failliete overheid achter in een wereld die in chaos verkeert.

Dit doemscenario heeft Trump ervan overtuigd dat hij een missie heeft: hij ziet het als zijn taak om Amerika te redden. In zijn ogen moet hij een nieuwe wereldorde inluiden. En dat is precies de kern van zijn plan: in 2025 wil hij een krachtige anti-Nixon shock veroorzaken – een wereldwijde schokgolf die het beleid van president Nixon uit 1971 ongedaan maakt, toen die het Bretton Woods-systeem overboord kieperde en zo het tijdperk van vergaande financialisering inluidde.

Centraal in deze nieuwe wereldorde staat een goedkopere dollar die desondanks de mondiale reservevaluta blijft. Dat zou de langetermijnrente in de VS verder verlagen. Maar kan Trump een dominante dollar behouden én tegelijk zorgen voor een lagere dollarkoers? Hij weet dat de markten dat nooit vanzelf zullen doen. Alleen buitenlandse centrale banken kunnen zo’n uitkomst afdwingen – maar dan moeten ze daartoe wel eerst worden aangezet. En daar komen zijn importtarieven om de hoek kijken.

Dit is wat veel van zijn critici niet begrijpen. Zij denken onterecht dat Trump gelooft dat invoertarieven vanzelf het handelstekort van Amerika zullen verkleinen. Maar hij weet dat dat niet zal gebeuren. Het werkelijke nut van zijn tarieven zit in hun vermogen om buitenlandse centrale bankiers te choqueren, zodat zij hun eigen rentetarieven verlagen. Daardoor verzwakken de euro, de yen en de yuan ten opzichte van de dollar. En dat compenseert de prijsstijging van buitenlandse goederen voor Amerikaanse consumenten — zij merken er weinig van, terwijl de landen waarop de tarieven van toepassing zijn, feitelijk zélf opdraaien voor de extra kosten.

Maar deze tarieven vormen slechts de eerste fase van Trumps masterplan. Zodra invoertarieven de norm zijn geworden en het buitenlandse kapitaal zich opstapelt in de Amerikaanse staatskas, kan Trump rustig afwachten terwijl vriend en vijand uit Europa en Azië zich aandienen voor gesprekken. Dan gaat de tweede fase van zijn plan van start: die van de grote onderhandelingen.

In tegenstelling tot zijn voorgangers – van Carter tot Biden – heeft Trump een hekel aan multilaterale bijeenkomsten en onderhandelingen met veel partijen aan tafel. Hij houdt van één-op-één deals. Zijn ideale wereld lijkt op het model van een fietswiel: een naaf met spaken, waarbij geen enkele spaak op zichzelf essentieel is voor het draaien van het geheel.

Vanuit die blik op de wereld gelooft Trump dat hij elke ‘spaak’ – elk land – afzonderlijk kan benaderen en onder druk kan zetten. Met invoertarieven als drukmiddel aan de ene kant, en de dreiging om het Amerikaanse veiligheidsschild in te trekken of zelfs tegen die landen te keren aan de andere kant, vertrouwt hij erop dat hij de meeste landen uiteindelijk kan dwingen zich erbij neer te leggen.

Maar waar precies moeten ze zich dan bij neerleggen? Bij het aanzienlijk laten stijgen van de waarde van hun eigen valuta, zonder dat ze hun langetermijnbezittingen in dollars verkopen. Trump zal niet alleen van elk land verwachten dat het de binnenlandse rente verlaagt, maar hij zal ook verschillende eisen stellen aan verschillende onderhandelingspartners.

Van de Aziatische landen die momenteel de meeste dollars oppotten, zal hij verlangen dat ze een deel van hun kortlopende dollaractiva omzetten in hun eigen – dus in waarde stijgende – valuta.

Van de landen van de eurozone, die relatief weinig dollars bezitten en bovendien geteisterd worden door interne verdeeldheid (wat Trumps onderhandelingspositie versterkt), kan Trump drie dingen eisen:

  1. Dat ze instemmen met het inruilen van hun langlopende Amerikaanse staatsobligaties voor ultralanglopende of zelfs eeuwigdurende obligaties;
  2. Dat ze Duitse productie naar de Verenigde Staten verplaatsen;
  3. En dat ze aanzienlijk meer wapens kopen die in Amerika zijn geproduceerd.

Kun je je Trumps grijns voorstellen bij de gedachte aan deze tweede fase van zijn masterplan? Als een buitenlandse regering gehoor geeft aan zijn eisen, kan hij dat als een nieuwe overwinning presenteren. En als een koppige regering weigert toe te geven, blijven de invoertarieven gewoon van kracht en blijft er een gestage stroom dollars binnenvloeien in de Amerikaanse schatkist – geld waar Trump vrij over kan beschikken, aangezien het Congres alleen zeggenschap heeft over de belastinginkomsten.

Zodra deze tweede fase van zijn plan is voltooid, zal de wereld grofweg in twee kampen verdeeld zijn:
– het ene kamp bestaat uit landen die onder de Amerikaanse veiligheidsparaplu vallen, maar daarvoor wel een hoge prijs moeten betalen: een sterkere eigen munt, verlies van industriële productie aan de VS, en verplichte aankopen van Amerikaanse exportproducten, waaronder wapens;
– het andere kamp zal strategisch eerder de kant van China en Rusland kiezen, maar blijft toch economisch verbonden met de VS via een beperkt handelsverkeer – dat nog steeds genoeg is om Amerika tariefinkomsten te blijven opleveren.
Trumps visie op een wenselijke internationale economische orde verschilt dan wel radicaal van de mijne, maar dat ontslaat niemand van ons van de plicht om de doordachtheid en het onderliggende doel ervan serieus te nemen – iets wat veel centrumpolitici en -analisten helaas nalaten. Zoals bij elk goed voorbereid plan zijn er uiteraard ook risico’s dat het misloopt. Zo kan de waardevermindering van de dollar onvoldoende blijken om de prijseffecten van de tarieven voor Amerikaanse consumenten te compenseren. Of de verkoopdruk op dollars kan zo groot worden dat de rente op langlopende Amerikaanse staatsobligaties toch oploopt.

Maar naast deze beheersbare economische risico’s zal Trumps masterplan vooral op twee politieke fronten op de proef worden gesteld. De eerste politieke bedreiging voor Trumps masterplan komt van binnenuit. Als het handelstekort volgens plan begint te slinken, zal er minder buitenlands privégeld naar Wall Street stromen. Op dat moment zal Trump een pijnlijke keuze moeten maken: of hij verraadt zijn eigen achterban van verontwaardigde financiers en vastgoedmagnaten, of hij laat de arbeidersklasse vallen die hem aan de macht heeft geholpen.

Tegelijkertijd dreigt er een tweede front in het buitenland. Trump beschouwt andere landen als ondergeschikte ‘spaken’ in het wiel waarvan hij zelf de naaf is. Maar hij zou er zomaar achter kunnen komen dat hij buiten de VS een geduchte macht aan tegenstanders heeft gecreëerd. Peking zou bijvoorbeeld zijn terughoudendheid kunnen laten varen en van de BRICS-landen een nieuw Bretton Woods-systeem kunnen smeden, waarin niet langer de dollar, maar de yuan de centrale rol speelt. Het zou een verrassende wending zijn: dat Trumps ambitieuze economische plan, bedoeld om de Amerikaanse dominantie te herstellen, uiteindelijk juist zou bijdragen aan het einde ervan.

Vertaling: Menno Grootveld

Categorieën
Economie Politiek

Waarom DeepSeek niet als een verrassing had mogen komen

Oorspronkelijke tekst (Engels): The Nation, 30 januari 2025

fotografie: Campaign for America’s Future

door Corbin Trent


Corbin Trent is een fabriekseigenaar uit de Appalachen die uitgroeide tot nationaal beleidsstrateeg en economisch populist. Hij is medeoprichter van Justice Democrats, was communicatiedirecteur voor afgevaardigde Alexandria Ocasio-Cortez, en werkte aan beide presidentiële campagnes van Bernie Sanders.

Terwijl Amerika druk was met het terugkopen van aandelen en kwartaalwinsten, heeft China tientallen jaren gebouwd aan een geïntegreerd systeem dat onderzoek, productie en innovatie met elkaar verbindt


Dit keer draait het om DeepSeek, een Chinese AI-doorbraak die zich kan meten met de beste technologieën uit Silicon Valley, maar slechts 5,6 miljoen dollar kost, vergeleken met de tientallen miljarden die Meta investeert.

Onlangs waarschuwde generaal Chance Saltzman, hoofd operaties van de Amerikaanse luchtmacht, het Congres voor China’s ‘verbijsterende’ vooruitgang op het gebied van de militaire ruimtevaart. Ondertussen heeft China al de wereldmarkt voor elektrische auto’s veroverd en domineert het de productie van zonnepanelen. De impact van deze technologische voorsprong is al eerder duidelijk geworden. In 2021 cirkelde een hypersonische raket van Beijing tijdens een test letterlijk rond de aarde voordat hij zijn doel trof – tot ontsteltenis van de Amerikaanse militaire leiding. Toch reageren Amerikaanse leiders – zowel in de regering als in de industrie – steeds opnieuw met dezelfde verbijsterde verbazing, alsof China’s prestaties een kosmisch toeval zijn.
Maar dit zijn geen toevallige successen. Ze zijn het onvermijdelijke resultaat van een systeem dat functioneert – een systeem dat nationale doelen prioriteert, middelen coördineert en resultaten beloont. Ironisch genoeg was het juist Amerika dat ooit pionierde met dit model. Het stelde ons in staat om grootse projecten te realiseren, van de transcontinentale spoorweg en de Hoover Dam tot het snelwegsysteem en de elektrificatie van het platteland, waarmee de hele natie van energie werd voorzien. Maar terwijl de VS dit systeem achter zich lieten, heeft China het omarmd. Terwijl de Chinezen planden en investeerden, bleef Amerika vasthouden aan een mislukte ideologie: het blinde geloof in de vrije markt, die – aan zichzelf overgelaten – ons vanzelf zou redden.

Deze verering van de vrije markt kwam niet uit het niets. Ze begon bij Friedrich von Hayek, zijn leerling Milton Friedman en de Chicago School of Economics, die Amerika een verleidelijk verhaal verkochten: dat overheidsplanning inefficiënt was, dat regulering innovatie smoorde, en dat de vrije markt alle problemen zou oplossen. Samen met Ronald Reagan overtuigden zij Amerika ervan dat de overheid het probleem was, niet de oplossing. Deze visie – waarin markten werden gepresenteerd als de ultieme probleemoplossers – veroverde Washington, en tegen de jaren tachtig waren regeringen van beide partijen erin meegegaan. Van Reagan tot Clinton, van Bush tot Obama, en ja, zelfs Trump – al deze leiders bleven hardnekkig vasthouden aan het idee dat deregulering, privatisering en globalisering de sleutel waren tot welvaart.
We erfden een natie die was opgebouwd door generaties van bloed, zweet en tranen, en besloten die vervolgens te ontmantelen voor kortetermijnwinsten. Op de een of andere manier geloofden we dat de rijkdom eeuwig zou blijven stromen. De leiders van Amerika begrepen niet hoe onze welvaart was opgebouwd en respecteerden dus niet wat ervoor nodig was om die te behouden. Dat is precies wat Friedman en zijn volgelingen ons verkochten – de illusie dat we het harde werk niet meer hoefden te doen, omdat de markten vanzelf alles zouden regelen.

En wat heeft vijftig jaar marktverering ons opgeleverd? Een uitgeholde industriële basis, een verzwakte middenklasse en een economie die niet meer kan concurreren. We hebben de productie uitbesteed, onze fabrieken verwaarloosd en ons afhankelijk gemaakt van fragiele toeleveringsketens. Markten hebben ons niet gered – ze hebben ons leeggezogen. Zeker, een kleine elite is ongelooflijk rijk geworden. Maar tegen welke prijs?
Kijk maar naar de marktreactie van vorige week: de beurskoers van Nvidia kelderde met 15 procent, wat neerkwam op een verlies van honderden miljarden aan marktwaarde. Tegelijkertijd daalde de technologie-intensieve Nasdaq met 3,5 procent. De reden? DeepSeek toonde aan dat het de Amerikaanse AI-capaciteiten kon evenaren, zonder afhankelijk te zijn van onze dure chips of enorme rekenkracht. Zoals een marktstrateeg het uitdrukte, was het ‘een grote klap in het gezicht’ van beleggers.
De opkomst van China draait niet alleen om technologie, maar ook om doelgericht bouwen. Chinese autofabrikanten produceren al 62 procent van alle elektrische auto’s in de wereld en beheersen 77 procent van de productie van accu’s voor deze auto’s. En ze staan nog maar aan het begin – analisten voorspellen dat ze tegen 2030 maar liefst één op de drie auto’s ter wereld zullen produceren. Dit is geen toeval. China’s export steeg tussen 2020 en 2023 met een verbazingwekkende 851 procent. Hetzelfde geldt voor infrastructuur: de afgelopen twintig jaar heeft China tienduizenden kilometers hogesnelheidslijnen aangelegd, terwijl Californië er nog steeds niet in slaagt om een enkele lijn van nog geen duizend kilometer te voltooien. Terwijl Amerika zich richtte op aandelenterugkopen en kwartaalwinsten, heeft China tientallen jaren besteed aan het opbouwen van een geïntegreerd systeem waarin onderzoek, productie en innovatie naadloos op elkaar aansluiten.

Waarom zijn we nog steeds geschokt? China gebruikt dezelfde strategieën die Amerika ooit hebben geholpen groot te worden: staatsgeleide investeringen, industrieel beleid en langetermijnplanning. Wat werkelijk schokkend is, is niet wat China heeft bereikt, maar hoe weinig de Amerikanen hebben gedaan om bij te blijven.
Dit is geen partijkwestie. De campagnes van Donald Trump hebben terecht gewezen op de pijn die wordt veroorzaakt door het verval van Amerika: het verlies van banen in de verwerkende industrie, slechte handelsovereenkomsten en de schadelijke effecten van de mondialisering. Op deze punten heeft hij absoluut gelijk. Maar noch Trump, noch zijn adviseurs begrijpen de werkelijke oorzaak van deze problemen. Hun oplossing? Nog harder vasthouden aan dezelfde vrijemarktideologie die ons juist in deze situatie heeft gebracht. Trump gelooft dat deregulering en vertrouwen op bedrijven om ‘het juiste te doen’ Amerika op de een of andere manier zullen wederopbouwen. Maar door deze illusie heeft elke Amerikaanse regering zich sinds de jaren zeventig laten leiden – en het is een ramp gebleken.

Markten zijn niet ontworpen om nationale problemen op te lossen; ze zijn ontworpen om winst te maximaliseren. Onbegrensd geven ze altijd voorrang aan kortetermijnwinsten boven langetermijnveerkracht. Dit is precies de reden dat:

  • Bedrijven meer geld uitgeven aan aandelenterugkopen dan aan onderzoek en ontwikkeling.
  • De Amerikaanse gezondheidszorg bijna vijf biljoen dollar per jaar kost, terwijl de resultaten slechter zijn dan in veel andere ontwikkelde landen.
  • Infrastructuurprojecten in de VS vaak meerdere keren duurder zijn per kilometer dan vergelijkbare projecten in China.

Amerika is niet groot geworden door simpelweg te wachten tot de markt alles zou oplossen. De transcontinentale spoorweg, de elektrificatie van het platteland, het arsenaal van de democratie, het Apolloprogramma – dit waren geen wonderen van de ‘onzichtbare hand.’ Ze waren het resultaat van collectieve actie, gedreven door een duidelijk nationaal doel.
De Chinezen begrijpen dit. Ze hebben ons oude draaiboek overgenomen en er hun eigen versie van gemaakt. Terwijl wij onze industriële capaciteit hebben ontmanteld, hebben zij de hunne opgebouwd. Ze hebben innovatie verbonden met productie, en systemen gecreëerd waarin ingenieurs, fabrikanten en denkers samenwerken om problemen in realtime op te lossen. Daarom hebben ze ons ingehaald – niet omdat ze ideeën stelen, maar omdat ze de strategieën en middelen hebben omarmd die wij hebben achtergelaten.
Als we willen concurreren, kunnen we niet langer wachten tot markten ons redden. We hebben een nationale strategie nodig om:

  • Onze industriële basis opnieuw op te bouwen.
  • Te investeren in essentiële industrieën.
  • Overheidsuitgaven te koppelen aan meetbare resultaten.

Zowel de overheid als het bedrijfsleven moet verantwoordelijk worden gehouden voor het leveren van resultaten. Het allerbelangrijkste is dat we afrekenen met de mythe dat alleen markten ons automatisch naar welvaart zullen leiden.
De doorbraak van DeepSeek is opnieuw een waarschuwing, maar het hoeft niet de laatste te zijn. Amerika beschikt nog steeds over de middelen, het talent en de historie om een leidende rol te spelen. Wat ontbreekt, is de wil om te handelen. Leiderschap betekent niet wachten tot iemand anders het probleem oplost. Het betekent doen wat Amerika ooit groot heeft gemaakt: de mouwen opstropen, samenwerken en opnieuw dingen bouwen.
De echte vraag is simpel: Worden we eindelijk wakker en ondernemen we actie? Of blijven we verbijsterd toekijken, telkens opnieuw geschokt en verrast, wachtend op de volgende klap?

Vertaling: Menno Grootveld

Categorieën
Economie Politiek

DeepSeek heeft aangetoond dat sancties niet effectief zijn

Oorspronkelijke tekst (Engels): UnHerd, 28 januari 2025

fotografie: De Morgen

door Wolfgang Münchau


Wolfgang Münchau is directeur van Eurointelligence en columnist van UnHerd.

Sinds het begin van de oorlog in Oekraïne is de ineffectiviteit van de westerse sancties tegen Rusland steeds duidelijker geworden. Datzelfde geldt voor de Amerikaanse sancties tegen China, met name het verbod van de regering-Biden op de export van krachtige halfgeleiders en, recentelijk, van grafische verwerkingseenheden(GPU’s). De buitenlandse beleidsgemeenschap, die vaak weinig begrip heeft van economie en financiën, heeft de impact van deze sancties zwaar overschat. Dit komt voort uit de misvatting dat de opkomst van China volledig afhankelijk zou zijn van Amerikaanse technologie.

De reactie op het Chinese AI-bedrijf DeepSeek en de recente destabilisatie van Amerikaanse technologieaandelen laten zien hoe deze sanctiestrategie is mislukt. Voorstanders van sancties blijven volhouden dat de effecten zich uiteindelijk zullen manifesteren, mits we maar geduldig genoeg zijn. Maar het tegendeel is waar: hoe langer sancties van kracht blijven, des te groter de kans is dat landen manieren zullen vinden om ze te omzeilen – of, zoals in het geval van DeepSeek, ze simpelweg te slim af te zijn.
Sinds de millenniumwisseling zet Beijing alles op de zogenoemde STEM-vakken (wetenschap, technologie, techniek en wiskunde), waarbij vooral Amerikaanse en Britse universiteiten populair zijn onder Chinese studenten. Tegelijkertijd heeft China een uiterst competitieve universitaire sector ontwikkeld, die sterk gericht is op deze disciplines. Mediastudies lijken daarentegen minder in trek.
Het Westen behoudt nog enkele traditionele voordelen, zoals gepatenteerde technologieën die bescherming bieden. Maar, zoals de auto-industrie inmiddels heeft ervaren, werkt dit alleen maar even. China had lange tijd moeite met de productie van halfgeleiders, zoals Chris Miller beschrijft in zijn boek Chip Wars. Maar dat was slechts een momentopname, geen structurele zwakte die oneindig lang zou voortduren. Sinds de VS beperkingen oplegden aan ASML, Europa’s belangrijkste technologiebedrijf, heeft China zijn productiecapaciteit aanzienlijk verbeterd. Waarom zou China – met voldoende talent, kapitaal en natuurlijke hulpbronnen – uiteindelijk niet slagen?

Sancties schieten niet alleen hun doel voorbij, maar werken zelfs contraproductief. DeepSeek, voortgekomen uit het sanctieregime, werd gedwongen een eigen systeem te ontwikkelen – en koos daarbij een route die efficiënter en goedkoper bleek dan die van de VS. Het zijn juist de onbedoelde gevolgen van sancties die zorgwekkend zijn. Ze hebben geleid tot economische verschuivingen in westerse landen, waar regeringen niet op voorbereid waren. Zo droegen de sancties tegen Rusland bij aan de de-industrialisatie van Duitsland en ondermijnden ze de regeringscoalitie van Olaf Scholz, wat op zijn beurt bijdroeg aan de opkomst van de AfD.
Het meest desastreuze geopolitieke gevolg is wellicht dat de sancties China en Rusland in een nieuwe antiwesterse strategische alliantie hebben gedreven. Amerika en Europa moeten nu rekening houden met een multipolaire wereldorde, waarin de mondiale invloed evenwichtiger is verdeeld dan voorheen, ten gunste van opkomende machten.

Het lijkt erop dat het spel voorbij is.

Vertaling: Menno Grootveld

Categorieën
Economie Politiek

Een fragiele Leviathan?

Oorspronkelijke tekst (Engels): Sidecar, 30 januari 2025

fotografie: X

door Cédric Durand

Cédric Durand is hoogleraar politieke economie aan de universiteit van Genève. Zijn onderzoek richt zich op de transformatie van het hedendaagse kapitalisme. Hij levert regelmatig bijdragen aan het radicale online tijdschrift Contretemps en aan Sidecar, de blog van de New Left Review.

In zijn roman De man zonder eigenschappen (1930), die zich afspeelt in Wenen aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog, werpt Robert Musil via legergeneraal Stumm von Bordwehr een intrigerende vraag op: ‘Hoe kunnen degenen die rechtstreeks betrokken zijn bij wat er gebeurt, van tevoren weten of het een grote gebeurtenis wordt?’ Zijn antwoord luidt: ‘Het enige wat ze kunnen doen, is zichzelf wijsmaken dat het zo is! Als ik een paradox mag opwerpen, zou ik zeggen dat de geschiedenis van de wereld wordt geschreven voordat zij gebeurt; het begint altijd als een soort speculatie.’ Eind januari, toen Donald Trump opnieuw aan de macht kwam, nam de speculatie toe terwijl de reuzen van de techindustrie zich verzamelden bij zijn inauguratie. Op de eerste rij zaten Mark Zuckerberg (Meta), Jeff Bezos (Amazon), Sundar Pichai (Google) en Elon Musk (Tesla), terwijl Tim Cook (Apple), Sam Altman (OpenAI) en Shou Zi Chew (TikTok) verder naar achteren plaatsnamen. Nog maar een paar jaar geleden was de overgrote meerderheid van deze miljardairs uitgesproken voorstander van Biden en de Democraten. ‘Ze waren allemaal voor hem,’ herinnert Trump zich. ‘Stuk voor stuk. En nu zijn ze allemaal voor mij.’ De cruciale vraag is wat deze verschuiving precies betekent. Is hier simpelweg sprake van een opportunistische koerswijziging binnen dezelfde systemische kaders? Of markeert dit een diepere breuk – een moment dat het verdient om een grote gebeurtenis in de geschiedenis genoemd te worden? Laten we ons wagen aan die tweede hypothese.
Trump houdt, zoals we weten, van uitbundige eerbetuigingen. Wanneer hovelingen zich verzamelen in zijn villa in Mar-a-Lago, zijn we als het ware getuige van een miniatuurversie van Versailles. Maar Trump is geen Lodewijk XIV in spe. Zijn doel is niet om de macht te centraliseren binnen de staat, maar juist om privébelangen meer macht te geven, ten koste van publieke instellingen. Hij is direct begonnen met het terugdraaien van Bidens eerste stappen richting een meer interventionistisch beleid. Groene subsidies, antitrustmaatregelen en belastinghervormingen worden ingetrokken, waardoor grote bedrijven en monopolies – zowel binnen als buiten de VS – meer armslag krijgen.
Twee van Trumps executive orders, ondertekend op de dag van zijn inauguratie, onderstrepen deze koerswijziging. Met de eerste herriep hij een Biden-maatregel die de ontwikkelaars van AI-systemen verplichtte om veiligheidsrisico’s – met betrekking tot de nationale veiligheid, economie, gezondheid en openbare orde – te delen met de Amerikaanse overheid. Waar de overheid eerder nog enige controle had over de grenzen van de AI-ontwikkeling, is dit minimale toezicht nu volledig verdwenen. De tweede executive order kondigde de creatie aan van het Department of Government Efficiency (DOGE), onder leiding van Elon Musk. DOGE is een herstructurering van de US Digital Services, een orgaan dat onder Obama werd opgericht om informatiesystemen binnen de overheid te integreren. Dit nieuwe agentschap heeft onbeperkte toegang tot de niet-geheime gegevens van alle federale instanties. De eerste missie van DOGE is ‘het federale wervingsproces hervormen en de verdienste van de ambtenarij herstellen.’ Dit houdt in dat ambtenaren zich moeten ‘inzetten voor Amerikaanse idealen, waarden en belangen’ en ‘loyaal de uitvoerende macht moeten dienen.’ Daarnaast zal DOGE ‘moderne technologieën integreren’ in dit proces – wat in de praktijk betekent dat Musk en zijn machines verantwoordelijk worden voor het politieke toezicht op federale ambtenaren.
In de eerste uren van Trumps tweede termijn zijn de tech-ondernemers er dus in geslaagd hun meest winstgevende sectoren af te schermen van openbaar toezicht, terwijl ze tegelijkertijd aanzienlijke invloed hebben verworven over de staatsbureaucratie. De nieuwe regering heeft geen interesse in het inzetten van de federale staat als instrument om de dominante klassen te verenigen binnen een hegemoniale strategie. Integendeel: het doel is om demeest winstgevende kapitaalsectoren volledig te bevrijden van federale beperkingen, terwijl het administratieve apparaat wordt onderworpen aan de algoritmische controle van Musk.
De groeiende machtsconcentratie in handen van de tech-oligarchen is allerminst onvermijdelijk. In China is de relatie tussen de Big Tech-sector en de staat wisselvallig, maar wordt de technologiesector doorgaans gedwongen zich aan te passen aan de ontwikkelingsdoelen van de overheid. Ook in het Westen hebben overheidsinstanties zich soms verzet tegen monopolievorming. Zo blokkeerden het Congres, het Amerikaanse ministerie van Financiën en de Federal Reserve (het federale stelsel van Amerikaanse centrale banken) in 2021 gezamenlijk Facebooks cryptocurrency-project Libra. Volgens de econoom Benoît Cœuré is ‘de moeder van alle politieke vragen de machtsbalans tussen de overheid en Big Tech bij het vormgeven van de toekomst van betalingen en de controle over gerelateerde gegevens.’ Onder Trump kantelt deze balans nu nog verder in het voordeel van Big Tech. Na zijn executive orders gaf hij de toezichthouders opdracht om investeringen in cryptocurrencies te bevorderen, terwijl hij de centrale bank verbood haar eigen digitale valuta te ontwikkelen – een mogelijk tegenwicht tegen private cryptomunten. Dit is waarschijnlijk slechts het begin: we kunnen meer deregulering, belastingvoordelen, overheidscontracten en wettelijke bescherming voor grote techbedrijven verwachten.
Dit radicale project van ’s werelds machtigste staat kan verstrekkende gevolgen hebben: het zal de relatie tussen kapitaal en staat, klassen en landen de komende jaren ingrijpend hervormen. Het dreigt een proces te versnellen dat ik elders heb beschreven als ‘technofeodalisering.’ Terwijl grote bedrijven kennis en data monopoliseren, centraliseren ze tegelijkertijd de algoritmische controle over menselijke activiteiten – van werkprocessen tot sociale mediagebruik en winkelgedrag. Nu publieke instellingen steeds minder in staat zijn om de samenleving te organiseren, verschuift deze taak naar Big Tech, dat daardoor een ongekende macht krijgt om zowel individueel als collectief gedrag te sturen. Hierdoor verdwijnt de publieke sfeer in online netwerken, wordt monetaire macht verplaatst naar cryptocurrencies, en koloniseert kunstmatige intelligentie (AI) datgene wat Marx het general intellect noemde – een voorbode van de gestage toe-eigening van politieke macht door private belangen.

Deze verzwakking van bemiddelende instellingen gaat gepaard met een antidemocratische impuls – of beter gezegd, een afkeer van gelijkheid. Sinds de publicatie van het techno-optimistische manifest Cyberspace and the American Dream (1994) huldigen grote delen van Silicon Valley het Randiaanse principe dat creatieve pioniers niet mogen worden ingeperkt door collectieve regels. Binnen deze visie heeft de ondernemer het recht om iedereen die hem dreigt in te perken met voeten te treden – of het nu gaat om arbeiders, vrouwen, raciale minderheden of transpersonen. Dit verklaart de snelle toenadering tussen Californische liberalen en extreemrechts, waarbij figuren als Musk en Zuckerberg zichzelf nu profileren als cultuurstrijders die vechten tegen ‘wokeness.’ Tegelijkertijd verankert de opkomst van algoritmische gouvernementaliteit het idee dat innovatie een vrijbrief is – een recht om te experimenteren, zonder enige verantwoording aan de samenleving af te hoeven leggen.

Dit nieuwe accumulatieregime vervangt de traditionele logica van productie en consumptie door die van roof en afhankelijkheid. Hoewel de drang naar winst net zo ongeremd is als in eerdere fasen van het kapitalisme, heeft Big Tech een uniek winstmodel. Waar kapitaal traditioneel investeert om de kosten te verlagen of aan de vraag te voldoen, investeert technofeodaal kapitaal juist om steeds meer aspecten van de sociale activiteit onder controle te krijgen. Dit creëert een dynamiek van afhankelijkheid, waarin individuen, bedrijven en instellingen gevangen raken. Dit komt deels doordat de diensten van Big Tech geen gewone handelswaar zijn, maar essentiële infrastructuren waarop de samenleving leunt. De enorme Microsoft-blackout in de zomer van 2024 toonde dit haarscherp aan: luchthavens, ziekenhuizen, banken en overheidsinstellingen raakten verlamd door hun afhankelijkheid van deze technologieën. Hierdoor kunnen monopolisten exorbitante prijzen vragen en een eindeloze stroom waardevolle data te gelde maken.
Het eindresultaat is wereldwijde economische stagnatie. Winstgevende bedrijven in andere sectoren zien hun marktpositie verzwakken doordat ze steeds afhankelijker worden van cloudtechnologie en AI, terwijl de bredere bevolking wordt overgeleverd aan de roofzucht van het rentenierskapitaal. De enorme grondstoffenhonger van de technofeodalisten versnelt bovendien de ecologische vernietiging, met als gevolg dat overal ter wereld energie-intensieve datacenters verrijzen. Naarmate de economische groei vertraagt, nemen de politieke polarisatie en de economische ongelijkheid verder toe. Arbeiders worden gedwongen te strijden om een steeds kleiner deel van de welvaart.
Dit roept een aantal strategische vragen op voor links. Hoe verhoudt de strijd tegen Big Tech zich tot de bestaande antikapitalistische strijd? En hoe moeten we het internationalisme vormgeven in een tijdperk waarin de technofeodale macht nationale grenzen overstijgt? Misschien is het zinvol om de kernprincipes uit Mao’s klassieker On Contradiction (1937) in gedachten te houden, zoals Slavoj Žižek ze treffend samenvatte:

De belangrijkste (universele) tegenstelling valt niet per se samen met de dominante tegenstelling in een specifieke situatie – maar juist in die specifieke tegenstelling schuilt de universele dimensie. In elke concrete situatie is een andere ‘bijzondere’ tegenstelling overheersend. Dit betekent dat, om de strijd voor de oplossing van de hoofdtegenstelling te winnen, een specifieke tegenstelling als prioriteit moet worden behandeld. Alle andere vormen van strijd moeten daaraan ondergeschikt worden gemaakt.

Vandaag de dag blijft de universele tegenstelling die van de kapitalistische uitbuiting, waarin kapitaal tegenover levende arbeid staat. Maar het technofeodale offensief van Trump en Musk zou deze dynamiek kunnen veranderen en een nieuwe hoofdtegenstelling kunnen creëren: die tussen de Amerikaanse Big Tech en de mensen die daardoor worden uitgebuit. Als we dat punt bereiken, zou de strategie van links ingrijpend moeten veranderen. Met de koloniale oorlogen in China als voorbeeld legt Mao uit:

Wanneer het imperialisme een aanvalsoorlog begint tegen een land, kunnen de diverse klassen binnen dat land – met uitzondering van een klein aantal landverraders – tijdelijk verenigd raken in een nationale oorlog tegen het imperialisme. Op dat moment wordt de tegenstelling tussen het imperialisme en het land de belangrijkste tegenstelling. Alle tegenstellingen tussen de diverse klassen binnen het land – inclusief de eerder dominante tegenstelling tussen het feodale regime en de volksmassa’s – nemen tijdelijk een ondergeschikte positie in.

In de huidige context zou dit betekenen dat er een anti-technofeodaal front moet worden gevormd dat verder reikt dan links, waarin verschillende democratische krachten en zelfs fracties van het kapitaal die op gespannen voet staan met Big Tech samenkomen. Deze hypothetische beweging zou een ‘niet-gebonden digitaal beleid’ kunnen voeren, met als doel een economische ruimte te creëren die buiten de greep van de monopolisten ligt, waarin alternatieve technologieën ontwikkeld kunnen worden. Dit zou op zijn beurt twee belangrijke implicaties hebben:

  • Digitaal protectionisme, waarbij Amerikaanse technologiebedrijven actief worden geweerd en hun infrastructuur – waar mogelijk – wordt ontmanteld.
  • Een nieuw digitaal internationalisme, waarin technologische oplossingen op coöperatieve basis worden gedeeld en ontwikkeld.

Het behoeft geen betoog dat een dergelijke alliantie met aanzienlijke structurele barrières te maken zou krijgen. Door de complexe vervlechting van kapitalistische belangen – met investeringen die elkaar overlappen in verschillende sectoren en regio’s – wordt het moeilijk om vast te stellen welke delen van het kapitaal meer op één lijn liggen met Big Tech en welke kunnen worden overgehaald om zich bij de oppositie aan te sluiten. Daarnaast zijn nationale bourgeoisieën berucht om hun onbetrouwbaarheid als partner in ontwikkelingsprojecten buiten de imperiale kern. Ze richten zich meestal liever op het vergroten van hun eigen rijkdom dan op het realiseren van structurele veranderingen die een einde zouden maken aan de afhankelijkheid. Er bestaat bovendien het gevaar dat een anti-technofeodaal front, zelfs als het succesvol kan worden gevormd, kwetsbaar blijft voor bureaucratisering – waarbij de ontwikkeling van digitale alternatieven wordt overgelaten aan een technocratische elite in plaats van aan actieve participatie van de volksmassa’s.
Maar ook de tech-miljardairs staan voor aanzienlijke obstakels. Hun project – waarbij ze via een alliantie met Trump de laatste barrières voor algoritmische controle willen wegvagen – rust op een uiterst smalle sociale basis. De snelheid waarmee dit plan wordt doorgevoerd, zal onvermijdelijk weerstand oproepen, zowel bij de algemene bevolking als binnen de elite. Daarnaast moeten ze opboksen tegen de digitale opmars van China, terwijl rivaliserende bedrijven zoals DeepSeek het imago van onoverwinnelijkheid van Silicon Valley proberen te ondermijnen. Is het Amerikaanse technofeodalisme daarom slechts een fragiele Leviathan? Zal de terugkeer van Trump de geschiedenis ingaan als een ‘grote gebeurtenis,’ of zal dit uiteindelijk niet meer blijken te zijn dan loze speculatie?

Vertaling: Menno Grootveld

Categorieën
Politiek

Hoe de NAVO en het Pentagon de vernietiging van Europa simuleren

Oorspronkelijke tekst (Engels): Thomas Fazi op Substack, 28 januari 2025

fotografie: Tina Wunsch

door Maike Gosh

Maike Gosch is communicatiestrateeg en voormalig jurist. Ze heeft onder meer de Duitse Groenen, Wikimedia Duitsland, de Stop TTIP-campagne en het Europees Parlement geadviseerd over onderwerpen als de energietransitie, Europese handelsovereenkomsten en verkiezingscampagnes.

Een nieuw boek onthult hoe de VS en de NAVO Europa altijd hebben beschouwd als een strategisch slagveld in hun conflict met Rusland, zelfs als dat zou leiden tot de volledige vernietiging van het continent.

Iedereen in Europa heeft het op dit moment over oorlog, maar we weten nog veel te weinig over de concrete gevolgen, het mogelijke verloop en de omvang van zo’n eventuele oorlog in en rond ons continent.
Er worden ‘Bunker-apps’ ontwikkeld, ziekenhuizen oefenen ‘triage’ zoals in de tijd van de Covid-19-pandemie, en gevestigde politieke partijen overtreffen elkaar met oproepen tot meer wapenleveranties aan Oekraïne en een verhoging van de defensiebudgetten. De Duitse strijdkrachten plakken steden vol met wervingsadvertenties om jonge mannen te rekruteren. Ondanks de belofte van Donald Trump om de oorlog in Oekraïne snel te beëindigen zodra hij aan de macht zou zijn, blijft Duitsland in de opperste staat van paraatheid. De ‘Zeitenwende’ (keerpunt) die de sociaal-democratische Duitse bondskanselier Olaf Scholz in het voorjaar van 2022 luchthartig afkondigde, lijkt alsnog werkelijkheid te worden.
Er is hier sprake van een interessante dualiteit: aan de ene kant wordt het gevaar van Rusland en van de mogelijke escalatie van de oorlog herhaaldelijk benadrukt om de wapenleveranties aan Oekraïne en de opbouw van de legers van de Europese landen te rechtvaardigen. De vermeende Russische dreiging wordt door de meeste Europese regeringen en media zeer serieus genomen. Anderzijds stuiten pogingen tot de-escalatie, serieuze diplomatieke initiatieven en pogingen om tot een diepgaand begrip van de onderliggende oorzaken van de oorlog te komen op felle weerstand. De reactie op deze pogingen doet denken aan de scènes uit Thomas Vinterbergs film Festen uit de jaren negentig, waarin een zoon zijn familie probeert te confronteren met het seksueel misbruik van zijn vader, om vervolgens met toenemende woede en geweld het zwijgen te worden opgelegd.
Het is begrijpelijk dat degenen die nog altijd pleiten voor vrede veel van de huidige ontwikkelingen en berichten zien als propaganda, bedoeld om het militair-industrieel complex te verrijken, en steun te winnen voor het NAVO-lidmaatschap en uitbreiding van het bondgenootschap – een fenomeen dat Noam Chomsky omschrijft als manufacturing consent. Maar dit betekent niet dat we onze ogen moeten sluiten voor het gevaarlijke spel met vuur waar het huidige buitenlandse beleid van Duitsland en de Europese Unie op neerkomt.
Het nieuwste boek van Jonas Tögel, Kriegsspiele – Wie NATO und Pentagon die Zerstörung Europas simulieren (Oorlogsspelletjes – Hoe de NAVO en het Pentagon de vernietiging van Europa simuleren) vult een belangrijke leemte in het publieke debat. De auteur geeft een inzichtelijk overzicht van de militaire planning en strategieën in Europa, en pleit tegelijkertijd hartstochtelijk voor vrede.
Jonas Tögel is Amerikanist en propagandaonderzoeker. Hij is gepromoveerd op het onderwerp soft power en motivatie, en werkt als onderzoeksmedewerker aan het Instituut voor Psychologie van de universiteit van Regensburg. Zijn onderzoek richt zich op soft power-technieken, nudging en propaganda. Daarnaast is hij de auteur van de bestseller Kognitive Kriegsführung (‘Cognitieve oorlogsvoering,’ 2023), waarin hij de vaak over het hoofd geziene propaganda-activiteiten van westerse regeringen en inlichtingendiensten blootlegt.
Ik keek dan ook reikhalzend uit naar zijn nieuwste werk en was aanvankelijk verbaasd dat Tögel niet begint met NAVO-propaganda, maar met een overzicht van militaire oefeningen en oorlogsscenario’s voor een conflict tussen het Westen en Rusland. Hoe relevant is het om je te verdiepen in de militaire geschiedenis, die soms teruggaat tot de negentiende eeuw? De wereld verandert snel, en de situatie in Oekraïne en Europa is voortdurend in beweging. Misschien is de oorlogsdreiging volgende maand wel geweken, als Trump op een wit paard komt aanrijden en een vredesverdrag tevoorschijn tovert.
Maar al na een paar bladzijden had Tögel me overtuigd. Hij begint met de ‘Heartland Theorie’ van de geograaf Halford John Mackinder uit 1904. Deze theorie, die misschien niet bij veel lezers bekend is, stelt dat de uitgestrekte en grondstoffenrijke landmassa van Eurazië de grote spil of het ‘heartland’ van de wereldpolitiek is. Wie dit gebied beheerst, kan de wereld beheersen. Het Britse imperium (en later het Amerikaanse imperium) kan alleen echt bedreigd worden vanuit dit gebied.
Drie punten die Mackinder naar voren bracht blijven opvallend actueel:

  1. Hij stelde dat deze regio een even centrale strategische positie had voor de wereldpolitiek als Duitsland voor Europa.
  2. Hij waarschuwde voor Chinese controle over het heartland en beschreef het resulterende rijk als een ‘geel gevaar dat de vrijheid van de wereld bedreigt.’ Tögel benadrukt terecht hoe deze xenofobe retoriek het westerse geopolitieke discours vandaag de dag nog steeds bepaalt.
  3. Hij waarschuwde voor een mogelijke alliantie tussen Rusland en Duitsland en beschouwde die als een van de ernstigste bedreigingen voor de stabiliteit in de wereld.

Tögel verbindt deze historische perspectieven met de hedendaagse geopolitiek en toont hun relevantie aan. In 2015 verklaarde George Friedman, de oprichter van de denktank Stratfor, bijvoorbeeld:

Het allesoverheersende belang van de Verenigde Staten, waarvoor we een eeuw lang oorlogen hebben gevoerd – de Eerste, de Tweede en de Koude Oorlog – was de relatie tussen Duitsland en Rusland, omdat zij samen de enige kracht zijn die ons zou kunnen bedreigen. En we moeten ervoor zorgen dat dat niet gebeurt.

Je ziet dus dat wat Jonas Tögel hier heeft opgegraven een zeer interessant licht werpt op de huidige gebeurtenissen. In deze context wordt vaak de beschuldiging geuit dat dit (ofwel) ‘extreem-rechtse’ of pro-Russische verhalen zijn – dat de VS willen voorkomen dat Rusland en Duitsland hun krachten bundelen. Het zou echter correcter zijn om te spreken van Anglo-Amerikaanse narratieven, zoals Tögel aantoont.
Nu zijn er de laatste jaren al eerder een paar boeken over geopolitiek verschenen die het onderwerp van de ‘heartland’-theorie behandelen, maar dit was slechts de inleiding van het onderhavige boek. Daarna volgen een overzicht en een analyse van de militaire planningsspelletjes van het Westen en de NAVO tijdens de Koude Oorlog. Nu zou je denken dat dit vooral interessant is voor militaire historici, maar ook hier wordt veel spannende informatie opgedist die ik in ieder geval nog niet kende en die een helder licht werpt op de huidige situatie op het gebied van de geopolitiek en de militaire strategie in Europa. Ik had bijvoorbeeld nog nooit gehoord van het Britse plan om op 22 mei 1945 (!) een massale verrassingsaanval op Rusland uit te voeren, met Duitse soldaten die uit de krijgsgevangenkampen zouden worden gehaald waarin de geallieerden ze hadden ondergebracht, en die gedwongen zouden worden om opnieuw te vechten.
Verder was er een plan van de Amerikanen, ook uit 1945, om atoombommen op twintig Russische steden te gooien, gevolgd door een plan uit 1949 voor atoombommen op tweehonderd doelen in Rusland en een plan uit 1957 voor atoombommen op 3.261 doelen.
Tögel beschrijft ook de oprichting van de NAVO en de rol van Duitsland daarin, en opnieuw leren we schokkende en zelden gehoorde feiten. Zo werd tijdens een van de eerste oorlogssimulaties van de NAVO, Operatie ‘Carte Blanche’ (1955), een scenario opgesteld waarin 168 atoombommen op Duits grondgebied zouden worden afgeworpen – niet door de vijand, maar als onderdeel van een strategisch plan in een denkbeeldig conflict tussen de Sovjet-Unie en de NAVO. Deze simulatie vond plaats kort na de toetreding tot de NAVO van de Bondsrepubliek Duitsland, die haar hoop had gevestigd op bescherming door haar transatlantische bondgenoot. Het scenario voorspelde minstens 1,7 miljoen Duitse doden en 3,5 miljoen gewonden. Zo zag die ‘bescherming’ er dus uit! Het idee dat de transatlantische bondgenoot koelbloedig de bijna volledige vernietiging van Duitsland en de gruwelijke dood van miljoenen overwoog, doet de rillingen over je rug lopen.
Uit deze passages – en uit de beschrijvingen van latere simulaties, oefeningen en de bijbehorende politieke debatten – blijkt duidelijk hoezeer de VS Europa beschouwden en blijven beschouwen als een slagveld voor hun conflict met Rusland (of destijds de Sovjet-Unie en het Warschaupact). Net als nu in Oekraïne waren het anderen die moesten lijden en sterven voor de geopolitieke machtsstrijd van een wereldrijk. Wat Tögels beschrijving van deze gebeurtenissen en simulaties vooral fascinerend maakt, is de houding van politici en media in die tijd. Bladen als Der Spiegel waren destijds veel kritischer over de Amerikaanse strategie en bespraken openlijk de negatieve gevolgen ervan voor Duitsland. Het contrast met de hedendaagse berichtgeving is opvallend.
Opnieuw wordt duidelijk hoe eenvormig de berichtgeving en de standpunten van de meeste politieke partijen zijn geworden over kwesties als de ondergeschiktheid van de Europese militaire en geopolitieke belangen aan die van de VS en de door de VS geleide NAVO. Kritische stemmen over dit onderwerp lijken alleen nog te komen uit de vermeende ‘extreme’ randen van het publieke debat.
Tögel beschrijft ook soortgelijke strategische plannen van de Sovjet-Unie en het Warschaupact, zoals het simulatiespel ‘Zeven dagen naar de Rijn’ uit 1964, dat in 2005 door de Poolse regering werd vrijgegeven. In dit scenario zou het Warschaupact zich verdedigen tegen een verrassingsaanval van de NAVO op Oost-Europa door op grote schaal kernwapens in te zetten tegen doelen in West-Europa, gevolgd door een massaal grondoffensief. De beschrijving van de militaire oefeningen door Tögel eindigt met de jongste NAVO-oefening, ‘Steadfast Defender’ (2024). Helaas kan de auteur hier weinig gedetailleerde informatie over geven, aangezien deze oefening nog onderhevig is aan geheimhouding.
In het laatste deel van het boek vat Tögel het huidige debat over oorlog en vrede in Duitsland samen. Hij biedt belangrijke inzichten in de narratieven en communicatiestrategieën die hierbij een rol spelen. Daarnaast laat hij zien hoe verrassend marginaal en ineffectief de stemmen in Duitsland zijn die momenteel pleiten voor vrede en diplomatie – en zoekt hij naar verklaringen voor deze ontwikkeling.
Het boek sluit af met een goed onderbouwde en diepgevoelde oproep tot bewustwording en actie voor een vreedzame oplossing in het ‘heartland.’
Ondanks de gedetailleerde analyse en het zorgvuldige onderzoek, en ondanks het zeer deprimerende onderwerp, is het boek verrassend leesbaar en onderhoudend. Dit is te danken aan Tögels heldere schrijfstijl en gestructureerde gedachtegang. Hij probeert de verschillende posities op een evenwichtige en objectieve manier te presenteren en neemt geen pro-Russisch standpunt in. Toch zal dit waarschijnlijk niemand ervan weerhouden hem alsnog van dit laatste te beschuldigen – zeker niet in een tijdperk dat steeds meer doet denken aan een nieuwe McCarthy-periode.
Al met al is dit korte boek (96 pagina’s) een interessante en waardevolle compilatie van zowel historische feiten als actuele analyses. Het brengt belangrijke kwesties onder de aandacht, die kunnen bijdragen aan een kritischere kijk op de onverantwoordelijke en misplaatste escalatie die in onze tijd plaatsvindt. Hopelijk zal het boek ook leiden tot een versterking van de vredesbeweging in Europa.

Dit is een gastbijdrage van Maike Gosch op de Substack-site van Thomas Fazi, oorspronkelijk in het Duits verschenen in het tijdschrift NachDenkSeiten. Het is een recensie van het nieuwste boek van de Duitse propagandaonderzoeker Jonas Tögel, ‘Kriegsspiele – Wie NAVO und Pentagon die Zerstörung Europas simulieren’ (Neu-Isenburg, Westend Verlag 2025, paperback, 96 pagina’s, ISBN 978-3864894886, 15 euro).

Vertaling: Menno Grootveld

Categorieën
Politiek

Hoe het fascisme kwam

Oorspronkelijke tekst: The Chris Hedges Report, 23 december 2024

fotografie: The Chris Hedges Report

door Chris Hedges

Christopher Lynn Hedges is een Amerikaans journalist, auteur, commentator en Presbyteriaanse dominee.

De Amerikaanse democratie is vernietigd door de twee regerende partijen die ons hebben verraden aan bedrijven, militaristen en miljardairs. Nu betalen we de prijs.

Ruim twee decennia lang heb ik, samen met een handvol anderen zoals Sheldon Wolin, Noam Chomsky, Chalmers Johnson, Barbara Ehrenreich en Ralph Nader, gewaarschuwd dat de groeiende sociale ongelijkheid en de voortdurende erosie van onze democratische instellingen – waaronder de media, het Congres, de georganiseerde arbeid, de academische wereld en de rechtbanken – onvermijdelijk zouden leiden tot een autoritaire of christelijk-fascistische staat. Mijn boeken, waaronder ‘American Fascists: The Christian Right and the War on America (2007), ‘Empire of Illusion: The End of Literacy and the Triumph of Spectacle (2009), ‘Death of the Liberal Class’ (2010), ‘Days of Destruction, Days of Revolt (2012, geschreven met Joe Sacco), ‘Wages of Rebellion (2015) en ‘America: The Farewell Tour (2018), waren een opeenvolging van hartstochtelijke oproepen om het verval serieus te nemen. Het geeft me geen voldoening om gelijk te hebben gekregen.
‘De woede van degenen die door de economie in de steek gelaten zijn, de angsten en zorgen van een belegerde en onzekere middenklasse, en het verlammende isolement dat gepaard gaat met het verlies van gemeenschap, vormen het brandhout voor een gevaarlijke massabeweging,’ schreef ik in 2007 in American Fascists. ‘Als deze bezitslozen niet opnieuw worden opgenomen in de gewone maatschappij, als ze uiteindelijk alle hoop verliezen op het vinden van goede, stabiele banen en kansen voor zichzelf en hun kinderen – kortom, de belofte van een betere toekomst – zal het spook van het Amerikaanse fascisme de natie overspoelen. Deze wanhoop, dit verlies van hoop, deze ontkenning van een toekomst, drijven de wanhopigen in de armen van degenen die wonderen beloven en dromen van apocalyptische glorie verkopen.’

De (her-)verkiezing van Donald Trump als president markeert niet de opkomst van het fascisme, maar het verdwijnen van de dunne vernislaag die de corruptie van de heersende klasse en de façade van democratie bedekte. Trump is een symptoom, niet de oorzaak. Het verlies van democratische basisnormen begon al lang voor zijn tijd en bereidde de weg voor een Amerikaans totalitarisme. Deïndustrialisatie, deregulering, bezuinigingen, ongecontroleerde roofzuchtige bedrijven, onder meer in de gezondheidszorg, grootschalig toezicht op iedere Amerikaan, sociale ongelijkheid, een kiesstelsel dat wordt geplaagd door gelegaliseerde omkoping, eindeloze en zinloze oorlogen, de grootste gevangenisbevolking ter wereld, maar vooral een diepgeworteld gevoel van verraad, stagnatie en wanhoop, hebben geleid tot een giftige mix. Deze omstandigheden hebben een sluimerende haat aangewakkerd tegen de heersende klasse en de instellingen die zij hebben misvormd om uitsluitend de rijken en machtigen te dienen. De Democraten zijn hier net zo schuldig aan als de Republikeinen.

‘Trump en zijn coterie van miljardairs, generaals, halve garen, christelijke fascisten, criminelen, racisten en moreel afwijkenden spelen de rol van de Snopes-clan uit de romans van William Faulkner,’ schreef ik in America: The Farewell Tour. ‘De Snopes-clan vulde het machtsvacuüm in van het vervallen Zuiden en nam meedogenloos de controle over van de gedegenereerde, voormalige slavenhoudende aristocratische elites. Flem Snopes en zijn uitgebreide familie – waaronder een moordenaar, een pedofiel, een bigamist, een brandstichter, een geestelijk gehandicapte man die met een koe copuleert, en een familielid dat kaartjes verkoopt om dit tafereel te aanschouwen – zijn fictieve representaties van het uitschot dat nu tot de hoogste niveaus van de federale overheid is verheven. Ze belichamen de morele verrotting die voortkomt uit ongebreideld kapitalisme.’

‘De gebruikelijke verwijzing naar “amoraliteit,” hoewel accuraat, is niet voldoende onderscheidend en plaatst hen op zichzelf niet, zoals het hoort, in hun historische context,’ schreef criticus Irving Howe over de Snopes-clan. ‘Misschien is het belangrijkste om te zeggen dat zij zijn wat daarna komt: de wezens die opdoemen uit de verwoesting, met het slijm nog op hun lippen.’
‘Laat een wereld instorten, bijvoorbeeld in het Mondiale Zuiden of in Rusland, en onmiddellijk komen er figuren bovendrijven met onbeschaamde ambitie. Ze banen zich een weg omhoog vanuit de diepste lagen van de samenleving, mannen voor wie morele principes niet alleen absurd lijken, maar simpelweg onbegrijpelijk zijn. Het zijn zonen van struikrovers of eenvoudige boeren die uit het niets opduiken en de macht grijpen met de rauwe, nietsontziende kracht van hun onverschrokkenheid,’ schreef Howe. ‘Deze mannen worden presidenten van lokale banken, voorzitters van regionale partijcomités, en later, enigszins opgepoetst, vechten ze zich een weg omhoog tot in het Congres of het Politbureau. Ze zijn aaseters zonder enige terughoudendheid. Ze hoeven niet te geloven in de instortende officiële regels van hun samenleving; het enige wat ze moeten doen, is de juiste geluiden imiteren.’
De politieke filosoof Sheldon Wolin omschreef ons bestuurssysteem als een vorm van ‘omgekeerd totalitarisme.’ Dit is een systeem waarin de oude symbolen, iconografie en taal van de democratie behouden blijven, maar de macht feitelijk is overgedragen aan bedrijven en oligarchen. We maken nu de overgang naar een meer herkenbare vorm van totalitarisme, gekenmerkt door de opkomst van een demagoog en een ideologie die draait om de demonisering van ‘de ander,’ overdreven mannelijkheid en irrationeel, magisch denken. Fascisme ontstaat altijd als het bastaardkind van een failliet liberalisme.
‘We leven in een rechtssysteem met twee gezichten: aan de ene kant worden arme mensen lastiggevallen, gearresteerd en opgesloten voor onbeduidende overtredingen, zoals het verkopen van losse sigaretten – een praktijk die in 2014 leidde tot de fatale wurging van Eric Garner door de politie in New York City. Aan de andere kant worden misdaden van enorme omvang, gepleegd door oligarchen en bedrijven – zoals olielekkages of bankfraude ter waarde van honderden miljarden dollars, die veertig procent van de wereldwijde rijkdom hebben vernietigd – afgedaan met lauwe administratieve maatregelen, symbolische boetes en civiele procedures. Dit systeem biedt de rijke daders feitelijke immuniteit tegen strafrechtelijke vervolging,’ schreef ik in America: The Farewell Tour.
De utopische ideologie van het neoliberalisme en het mondiale kapitalisme is een enorme oplichterij. In plaats van de rijkdom eerlijk te verdelen, zoals de neoliberale pleitbezorgers beloofden, werd het grootste deel ervan omhoog gesluisd naar een roofzuchtige, oligarchische elite. Dit heeft geleid tot de ergste economische ongelijkheid sinds het tijdperk van de roofridders. De werkende armen, van wie de vakbonden en rechten werden afgebroken en van wie de lonen de afgelopen veertig jaar zijn gestagneerd of zelfs gedaald, zijn in een toestand van chronische armoede en werkloosheid terechtgekomen. Hun leven, zoals Barbara Ehrenreich beschrijft in ‘Nickel and Dimed, is een eindeloze, stressvolle strijd om te overleven. De middenklasse verdwijnt langzaam maar zeker. Steden die ooit bloeiden dankzij productie en fabrieksbanen zijn veranderd in verlaten, dichtgetimmerde gebieden. De gevangenissen raken overvol. Tegelijkertijd hebben bedrijven de afbraak van handelsbarrières bevorderd, waardoor ze 1,42 biljoen dollar aan winsten bij buitenlandse banken kunnen parkeren om belasting te ontwijken.

Het neoliberalisme heeft, ondanks zijn belofte om de democratie te versterken en wereldwijd te verspreiden, in werkelijkheid regelgeving uitgehold en democratische systemen ontmanteld. Deze zijn omgevormd tot machtsapparaten die bedrijven dienen. In de neoliberale orde zijn termen als ‘liberaal’ en ‘conservatief’ betekenisloos geworden. Dit blijkt bijvoorbeeld uit een Democratische presidentskandidaat die trots opschepte over de steun van Dick Cheney, een oorlogsmisdadiger die zijn ambt van vice-president onder president George W. Bush verliet met een goedkeuringspercentage van slechts dertien procent. De aantrekkingskracht van Trump ligt erin dat hij, hoewel verwerpelijk en clownesk, het faillissement van de politieke schijnvertoning genadeloos blootlegt en bespot.

‘De permanente leugen is de apotheose van het totalitarisme,” schreef ik in America: The Farewell Tour.

Het maakt niet langer uit wat waar is, alleen wat als ‘juist’ wordt beschouwd. Federale rechtbanken worden bevolkt door incompetente en onkundige rechters die trouw zijn aan de ‘juiste’ ideologie: die van het corporatisme en de strenge sociale normen van christelijk rechts. Zij hebben een diepe minachting voor de werkelijkheid, inclusief de wetenschap en de rechtsstaat, en proberen degenen die leven in een wereld gebaseerd op realiteit en intellectuele en morele autonomie buitenspel te zetten. Totalitaire regimes verheffen altijd de brute kracht en de domheid. Deze regerende idioten hebben geen echte politieke filosofie of concrete doelen. Ze rechtvaardigen hun hebzucht en machtswellust met holle clichés en tegenstrijdige slogans. Dit patroon is net zo zichtbaar bij christelijk rechts als bij de corporatisten die het evangelie van de vrije markt en mondialisering prediken. De samensmelting van deze twee groepen – corporatisten en christelijk rechts – is als een huwelijk tussen Godzilla en Frankenstein.

De illusies die via onze schermen worden verspreid – inclusief de fictieve persoonlijkheid die voor Trump werd gecreëerd in The Apprentice – hebben de werkelijkheid verdrongen. Politiek is verworden tot een burleske voorstelling, zoals de saaie, met beroemdheden doorspekte campagne van Kamala Harris treffend illustreerde. Het is niets meer dan een show, opgebouwd uit rook en spiegels, geproduceerd door een leger van agenten, publicisten, marketingafdelingen, promotors, scriptschrijvers, televisie- en filmproducenten, videotechnici, fotografen, bodyguards, kledingadviseurs, fitnesstrainers, opiniepeilers, nieuwslezers en televisiecoryfeeën. We leven in een cultuur die wordt overspoeld door leugens. ‘De cultus van het zelf domineert ons culturele landschap,’ schreef ik in Empire of Illusion.

Deze cultus vertoont de klassieke eigenschappen van psychopaten: oppervlakkige charme, grootheidswaan en zelfingenomenheid; een onverzadigbare behoefte aan constante prikkels, een voorkeur voor liegen, bedriegen en manipuleren, en een totaal gebrek aan wroeging of schuldgevoel. Dit is precies de ethiek die bedrijven promoten: de ethiek van onbelemmerd kapitalisme. Het is het misplaatste geloof dat persoonlijke stijl en persoonlijke vooruitgang – vaak verward met individualisme – gelijk staan aan democratische gelijkheid. In werkelijkheid is persoonlijke stijl, gedefinieerd door de goederen die we kopen en consumeren, een compensatie geworden voor het verlies van echte democratische gelijkheid. In de cultus van het zelf geloven we dat we recht hebben op alles wat we willen. We mogen alles doen – zelfs onze vrienden kleineren of vernietigen – om rijkdom, geluk en roem te bereiken. En zodra roem en rijkdom bereikt zijn, worden ze hun eigen rechtvaardiging, hun eigen moraal. Hoe je daar gekomen bent, doet er niet meer toe. Zodra je de top hebt bereikt, stelt niemand die vragen nog.

Mijn boek Empire of Illusion begint in Madison Square Garden tijdens een tournee van World Wrestling Entertainment. Ik realiseerde me dat professioneel worstelen een blauwdruk vormde voor ons sociale en politieke leven, maar ik had nooit verwacht dat het uiteindelijk een president zou voortbrengen. ‘De gevechten zijn gestileerde rituelen,’ schreef ik destijds, in woorden die net zo goed een beschrijving van een Trump-rally hadden kunnen zijn:

Het zijn openbare uitingen van pijn en een intens verlangen naar wraak. Het zijn niet de worstelwedstrijden zelf, maar de groteske en gedetailleerde verhalen achter elke wedstrijd die het publiek in extase brengen. Deze geritualiseerde gevechten bieden de mensen in de arena een tijdelijke, uitbundige ontsnapping uit hun dagelijkse bestaan. De zware last van echte problemen wordt getransformeerd tot brandstof voor een energieke en meeslepende pantomime.

Het wordt er niet beter op. De middelen om afwijkende meningen de mond te snoeren zijn diep verankerd. Onze democratie is al jaren geleden ingestort. We verkeren in de greep van wat Søren Kierkegaard omschreef als de ‘ziekte tot de dood’ – een verdoving van de ziel door wanhoop, die leidt tot morele en fysieke vernedering. Het enige wat Trump hoeft te doen om een openlijke politiestaat te vestigen, is een schakelaar omzetten. En dat zal hij doen. ‘Hoe erger de realiteit wordt, hoe minder een belegerde bevolking erover wil horen,’ schreef ik aan het einde van Empire of Illusion, ‘en hoe meer ze zichzelf afleidt met smakeloze pseudo-evenementen vol beroemdheden, roddels en trivia. Dit zijn de vulgaire feesten van een stervende beschaving.’

Vertaling: Menno Grootveld

Categorieën
Politiek

Welkom in de techno-militaire toekomst

Oorspronkelijke tekst (Engels): Unherd, 21 januari 2025

fotografie: Unherd

door Thomas Fazi

Thomas Fazi is columnist en vertaler bij UnHerd. Zijn jongste boek is The Covid Consensus, dat hij samen met Toby Green schreef. Dit boek komt binnenkort in Nederlandse vertaling uit bij Starfish Books.

AI zal worden ingezet om de wereld te domineren.

Vlak voordat hij in januari 1961 het Witte Huis verliet, waarschuwde president Eisenhower op beroemde wijze voor het ‘militair-industriële complex’ en beschreef hij hoe defensiebedrijven en militaire functionarissen samenwerkten om het overheidsbeleid op ongepaste wijze te beïnvloeden. Ruim 64 jaar later sloot Joe Biden zijn eigen ambtstermijn af met een vergelijkbare waarschuwing. In zijn afscheidsboodschap sprak hij over een nieuwe oligarchie: een ‘techno-industrieel complex’ dat de macht steeds meer naar Silicon Valley trekt, ten koste van het Amerikaanse volk.

Biden doelde duidelijk op de warme banden tussen Donald Trump en Big Tech-miljardairs zoals Elon Musk. Hoewel de kritiek van de vertrekkende president enigszins hol klinkt – niet in de laatste plaats vanwege de nauwe banden van zijn eigen regering met het bedrijfsleven – zit er toch een kern van waarheid in zijn woorden. De groeiende samenwerking tussen Big Tech en de Amerikaanse overheid speelt inderdaad een grote rol in het vormgeven van de toekomst van het land en zal naar verwachting een flinke impuls krijgen onder Trump.

Bij de start van zijn tweede termijn zijn Trumps banden met de techindustrie onmiskenbaar. Musk, om een voorbeeld te noemen, heeft aanzienlijke bedragen in Trumps campagne gestoken. Hij is benoemd tot mede-leider van het nieuwe ministerie van Overheidsefficiëntie, een functie die hem directe invloed geeft op federale begrotingsbeslissingen. Om niet achter te blijven hebben alle grote techbedrijven miljoenen gedoneerd aan Trumps inauguratiefonds. Maandag zaten prominenten zoals Jeff Bezos en Tim Cook op de eerste rij, wat wijst op een belangrijke politieke verschuiving binnen de elite van Silicon Valley, traditioneel een bolwerk van progressief liberalisme. Een teken van deze herschikking kwam eerder deze maand, toen Zuckerberg aankondigde dat hij factcheckers van zijn platforms zou verwijderen.

Dit gaat echter verder dan politiek opportunisme, het partij kiezen voor een winnaar of het zich aanpassen aan een nieuwe politieke realiteit. Deze toenadering kan niet alleen worden verklaard door wat Trump de miljardairs heeft beloofd, zoals een afwachtende houding ten opzichte van crypto en AI. Wat zich hier afspeelt, maakt deel uit van een veel groter verhaal, waarin het militair-industriële verleden van Eisenhower samenkomt met het technisch-industriële heden van Biden. Welkom in de techno-militaire toekomst van Amerika. Met de steun van reuzen uit de privésector zal de Amerikaanse veiligheidsstaat dodelijker en krachtiger worden dan ooit tevoren. Tegelijkertijd legt hun afhankelijkheid van federale contracten zowel de hypocrisie van de techmiljardairs als de continuïteit van Trumps beleidsprogramma pijnlijk bloot.

Dit is geen totaal nieuw fenomeen: de nauwe banden tussen industrie en overheid, geworteld in het militarisme van de Koude Oorlog, waren precies waar Eisenhower begin jaren zestig voor waarschuwde. Wat nu echter anders is, is hoe Amerikaanse militaire en inlichtingenoperaties zijn uitbesteed aan Big Tech. Neem Amazon als voorbeeld, een belangrijke leverancier van cloudcomputingdiensten aan zowel het ministerie van Defensie als de CIA. Daarnaast ontwikkelt Amazon actief AI-tools voor logistieke optimalisatie en analyse van het slagveld, waardoor het bedrijf zich nog dieper inbedt in defensieoperaties. Ook concurrenten bewegen in dezelfde richting. Zo heeft Google met Project Maven technologie ontwikkeld die AI inzet om dronebeelden te analyseren voor surveillance en doelbepaling. Hoewel interne protesten Google dwongen zich uit het project terug te trekken, blijft het bedrijf essentiële clouddiensten leveren aan overheidsinstanties.

Microsoft heeft op zijn beurt veel defensiecontracten binnengehaald, waaronder de ontwikkeling van het Integrated Visual Augmentation System voor het Amerikaanse leger. Dit 22 miljard dollar kostende project verbetert het situationeel bewustzijn van troepen via augmented reality. Hoewel het van oudsher minder banden heeft met het Pentagon, heeft Meta zich de laatste tijd ook op dit terrein begeven en zijn Llama-groottaalmodel beschikbaar gemaakt voor militaire klanten. Dit laatste voorbeeld onderstreept hoe Big Tech bedrijven geavanceerde AI-tools inzetten voor militaire doeleinden, waardoor de grenzen tussen privé-innovatie en buitenlands beleid van de VS verder vervagen.

De Big Tech bedrijven zijn ook niet de enigen; in hun kielzog is een nieuwe golf van kleinere bedrijven ontstaan. Ze noemen zichzelf Little Tech – hoewel ze in werkelijkheid miljarden dollars waard zijn en hun rijkdom vaak te danken is aan lucratieve defensiecontracten. Een voorbeeld: Het Starlink satellietsysteem van SpaceX is onmisbaar geworden voor militaire operaties van de VS en zorgt voor veilig en betrouwbaar internet in conflictgebieden zoals Oekraïne. Musk ontwikkelt ook een constellatie van op maat gemaakte spionagesatellieten voor inlichtingendiensten, waardoor zijn rol in de nationale veiligheid verder wordt versterkt. Anduril, opgericht door Palmer Luckey, doet vergelijkbaar werk. Het bedrijf kreeg aanvankelijk aandacht met zijn bewakingstorens die migranten detecteerden, maar is nu ook bezig met het bouwen van autonome drones, raketten, robots en andere defensietechnologieën.

Maar geen enkel bedrijf belichaamt het techno-militarisme beter dan Palantir. Het bedrijf is opgericht door Peter Thiel, die in een vroeg stadium financiering ontving van de risicokapitaalafdeling van de CIA, en hij heeft zijn bedrijf ontwikkeld in nauwe samenwerking met verschillende Amerikaanse inlichtingendiensten. Eén Palantir-product, Gotham, integreert surveillance- en verkenningsgegevens om inzichten te verschaffen voor terrorismebestrijding en inlichtingen op het slagveld. Een ander programma, Foundry, biedt logistiek en supply chain management. Deze systemen bewijzen hun nut in het veld: ze hebben Oekraïne geholpen in de strijd tegen Rusland en Israël in de strijd tegen Hamas-strijders in Gaza.

Niet minder belangrijk is dat deze nieuwe generatie techno-militaristen ook het publieke debat vormgeeft. Hun leiders, met name Thiel en Luckey, staan erom bekend dat ze een agressieve neo-imperialistische ideologie omarmen die oorlog en geweld verheerlijkt als fundamentele uitingen van patriottische plicht. “Samenlevingen hebben altijd een krijger klasse nodig gehad die enthousiast en opgewonden is over het uitvoeren van geweld op anderen om goede doelen na te streven,” legde Luckey uit in een recente toespraak. “Je hebt mensen zoals ik nodig die op die manier ziek zijn en die niet wakker liggen van het maken van geweldswerktuigen om de vrijheid te behouden”. Alex Karp, de CEO van Palantir, heeft soortgelijke beweringen gedaan. Hij stelde dat om de legitimiteit te herstellen en de nationale veiligheid te versterken, de VS hun vijanden “bang wakker moeten laten worden en bang naar bed moeten laten gaan” – iets wat bereikt zou kunnen worden door collectieve straffen.

Wat deze zelfbenoemde techno-oorlogsvoerders verenigt, is hun overtuiging dat de VS technologie, vooral AI, moet gebruiken om de wereldwijde dominantie van hun land te laten gelden – een ontwikkeling waar ze overigens enorm van zullen profiteren. Het voor de hand liggende doelwit is China, dat door Thiel en de rest wordt gezien als een existentiële bedreiging voor de Amerikaanse hegemonie. Cruciaal is dat ze stellen dat de traditionele defensie kolossen, evenals de Big Tech monopolisten, niet geschikt zijn voor deze taak, niet in de laatste plaats vanwege hun logge bedrijfsstructuren.

Vorig jaar publiceerde Palantir zelfs een manifest waarin het de gevestigde aanbestedingspraktijken van het Pentagon aanvalt. Het zei onder andere dat het Ministerie van Defensie concurrentie moet aanmoedigen en ontwikkeling moet versnellen – uiteraard door zich verder open te stellen voor Little Tech. Dit is niets minder dan een oorlogsverklaring aan de gevestigde aannemers, zeker als je bedenkt dat Palantir en Anduril naar verluidt in gesprek zijn met een tiental concurrenten, waaronder SpaceX en ChatGPT-maker OpenAI, om samen mee te dingen naar contracten uit het kolossale defensiebudget van 850 miljard dollar van de VS.

In elk geval onderstreept deze activiteit de voosheid van de libertaire en anti-statistische ideologie die wordt aangehangen door tech bros als Thiel. Hoezeer ze ook beweren dat ze tegen een grote overheid zijn, de waarheid is dat het techno-militaire complex volledig afhankelijk is van de staat: om buitenlandse markten af te snoepen, fondsen van veiligheidsagentschappen door te sluizen – en natuurlijk om oorlogen te voeren. Als ideologische goeroe van Little Tech heeft Thiel inderdaad uitgebreide banden opgebouwd met Magaworld. Hij doneerde $15 miljoen aan de senaatscampagne van JD Vance in 2022, die op zijn beurt in Anduril investeerde.

Wie de dreigende burgeroorlog tussen Big Tech en zijn meer agressieve neefje ook wint, het is duidelijk dat het techno-militaire complex niet alleen de nieuwe regering – maar ook de Amerikaanse samenleving – vorm zal geven en de groeiende onderlinge afhankelijkheid tussen staatsmacht en bedrijfsbelangen zal verergeren. Maar het meest opvallende is misschien wel wat het techno-militaire complex zegt over het beleidsplatform van Trump. De nieuwe president heeft zichzelf gepresenteerd als een anti-interventionist en als een kandidaat voor vrede, maar zijn regering is nauw verbonden met bedrijven die afhankelijk zijn van het bestendigen van het Amerikaanse militarisme. De fixatie van de techno-oorlogsvoerders op China is een goed voorbeeld van deze dynamiek, omdat spanningen met de Volksrepubliek volop kansen bieden aan hightech defensiebedrijven. Zolang bedrijven die gedijen op oorlog invloed blijven uitoefenen op het Amerikaanse buitenlands beleid, is het onwaarschijnlijk dat het land ooit zal kunnen afkicken van zijn oorlogszuchtige neigingen.

De groeiende macht van het techno-militaire complex heeft ook gevolgen voor het binnenland. De bewakingstechnologieën die ontwikkeld zijn door bedrijven als Palantir kunnen uiteraard zowel in eigen land als in het buitenland worden ingezet – en dat is ook al gebeurd. In 2009 gebruikte JPMorgan immers een Palantir-programma genaamd Metropolis om gegevens van werknemers te monitoren, inclusief e-mails en GPS-locaties, om tekenen van ontevredenheid op te sporen. Nogmaals, figuren als Thiel prediken het libertarisme terwijl ze profiteren van autoritaire bewakingstechnologieën, een tegenstrijdigheid die de nieuwe regering zal achtervolgen. Het is nog vroeg, maar je hoeft geen Eisenhower te zijn om te raden hoe deze spanningen zullen uitpakken.

Vertaling: Menno Grootveld

Categorieën
Politiek

De inauguratie van Trump liet duidelijk zien waar zijn prioriteiten liggen

Oorspronkelijke tekst (Engels): The Nation, 20 januari 2025

fotografie: The Festival of the New

door Chris Lehmann

Chris Lehmann is hoofd van het bureau in Washington DC van The Nation en redacteur bij The Baffler. Hij is de auteur van The Money Cult: Capitalism, Christianity, and the Unmaking of the American Dream (Melville House, 2016).

Voor Trump stond een handvol CEO’s met een gezamenlijke rijkdom van ruim 1,2 biljoen dollar. Zij, samen met de cryptofraudeurs, zijn de echte begunstigden van Trumps tweede ambtstermijn.

Presidentiële inauguraties zijn beladen met symboliek, van Jimmy Carter die te voet door de menigte op Pennsylvania Avenue wandelde, tot het mediagenieke post-Bush feest van Barack Obama. Het is dan ook treffend dat het meest opvallende beeld van Donald Trumps inauguratie als 47e president van de Verenigde Staten een foto was van de miljardairs op de eerste rij tijdens zijn beëdiging in de Capitol Rotunda. Elon Musk, Jeff Bezos en Mark Zuckerberg, vergezeld door andere minder bekende giganten van het informatietijdperk, maakten veel van de pracht en praal van de MAGA-ceremonies die dag overbodig. Hier zaten de echte begunstigden van Trumps tweede presidentschap, evenals de zelfgenoegzame facilitators die van het presidentschap een verlengstuk maakten van zijn merkenimperium. Om het beeld nog krachtiger te maken, mochten de aanwezige miljardairs – met een gezamenlijke nettowaarde van ruim 1,2 biljoen dollar – hun echtgenotes meenemen. Een privilege dat niet gegund werd aan hun ingehuurde bedienden die als leden van het Congres dienen.

Vier jaar geleden zou dit tafereel ondenkbaar zijn geweest, te midden van de smerige, haatgedreven nasleep van de mislukte couppoging op 6 januari en Trumps tweede impeachment in de laatste dagen van zijn eerste termijn. Maar zoals Cyndi Lauper op beroemde wijze zong: money changes everything. De leden van Trumps rij van miljardairs hadden allemaal donaties van zeven cijfers gedaan aan zijn inaugurele fonds – een veredeld slushfund dat opereert onder de Trump-merknaam – en plukken nu al overvloedig de vruchten van hun investering. Alleen al Elon Musk heeft zijn ongeëvenaarde rijkdom in razend tempo zien toenemen sinds hij 270 miljoen dollar aan schimmige donaties schonk aan Trumps herverkiezingscampagne. Met een extra 222 miljard dollar aan vermogen sinds verkiezingsdag staat zijn nettowaarde nu op ongeveer een half biljoen dollar. Het is dan ook niet verrassend dat een uitgelaten Musk zijn grote dag in de politieke schijnwerpers afsloot met wat leek op een Sieg Heil-groet tijdens een bijeenkomst na de inauguratie.
In zijn toespraak herhaalde Trump de gebruikelijke MAGA-leuzen over de ‘radicale en corrupte gevestigde orde’ die het geboorterecht van de natie zou hebben geplunderd. Hij beweerde daarbij dat hij ‘door God was gered’ tijdens de moordaanslag op hem in Butler, Pennsylvania, afgelopen zomer, om ‘Amerika weer groot te maken.’ Deze retoriek, een echo van de Bannon-achtige klaagzangen over het ‘Amerikaanse bloedbad,’ was echter niets meer dan een standaard vertoning van verontwaardiging voor het publiek. De echte actie in Trumps regering is altijd voorbehouden geweest aan de rijken en ingewijde insiders.
Dit was de onmiskenbare boodschap van Trumps eigen financiële stunt voorafgaand aan de inauguratie: de lancering van een memecoin met het Trump-merk in het weekend, die hem op maandagochtend rond 13.00 uur tijdelijk een papieren meevaller opleverde van ongeveer 41 miljard dollar aan marktwaarde. (Een vergelijkbare memecoin, gelanceerd voor zijn vrouw Melania, bereikte in dezelfde korte periode een marktwaarde van ongeveer 8,4 miljard dollar.) Zoals vaak het geval is met vluchtige cryptoproducten, kelderden beide munten snel in waarde. De daling werd versneld doordat Trump zijn cryptofanboys teleurstelde door hun stokpaardje niet eens te noemen in zijn inaugurele rede.
Toch was deze symbolische vertoning rond de inauguratie veelzeggend, omdat crypto-promotors nog steeds hopen op gunstige beleidsveranderingen tijdens een tweede termijn van Trump. De Bitcoinprijs steeg naar een recordhoogte in 2025 van 109,000 dollar na berichten dat Trump van plan is een executive order te ondertekenen waarmee hij het beleid van Biden terugdraait dat de handel in crypto’s scheidde van traditionele bankactiviteiten. Ook zou hij een executive order voorbereiden om het huidige boekhoudsysteem – dat crypto’s classificeert als passiva op de balansen van financiële instellingen – te schrappen. Daarnaast is Trump van plan om Gary Gensler, het aftredende hoofd van de Securities and Exchange Commission (SEC) en een uitgesproken criticus van crypto, te vervangen door Paul Atkins. Atkins, een crypto-voorstander en voormalig medevoorzitter van de crypto-promotiegroep Token Alliance, staat bekend om zijn steun aan de cryptomarkt en belooft een veel vriendelijker beleid richting deze sector.
Voor de goede orde heeft Trump David Sacks, een zakenbankier en prominent lid van de PayPal-maffia in Silicon Valley, aangesteld als zijn AI- en crypto-adviseur. Het is veelzeggend dat cryptomarkten zo instabiel zijn dat ze al reageren op een enkele tegenslag in een inaugurele toespraak. Maar na te hebben gezien hoe zijn eigen merkimperium kortstondig op epische schaal werd gestimuleerd door de cryptomarkt, lijkt Trump vastberaden om precies die deregulerende gunsten te blijven uitdelen waar cryptobaronnen zo naar verlangen. Crypto-deregulering is ook een belangrijk thema in het pas bijeengeroepen 119e Congres – een ontwikkeling die nauwelijks verrassend is, aangezien de crypto-industrie de grootste bron van politieke donaties was tijdens de laatste verkiezingscyclus.
Hoewel crypto-enthousiastelingen misschien niet naast Musk en andere miljardairs stonden tijdens de eigenlijke inauguratie, volgden ze wel snel het voorbeeld van de ultrarijken. De cryptosector droeg ruim tien miljoen dollar aan donaties bij aan de inauguratie van Trump en organiseerde afgelopen vrijdag een onofficieel inauguratiebal, met een optreden van de met MAGA sympathiserende rapper Snoop Dogg. Het bal vond plaats in het Andrew Mellon Auditorium in Washington DC, een opvallende keuze voor de weinig productieve cryptosector. Mellon, die in de jaren twintig van de vorige eeuw diende als minister van Financiën tijdens het tijdperk van de robber barons, is vooral bekend van zijn beruchte advies aan president Herbert Hoover bij het begin van de Grote Depressie om ‘arbeid te liquideren, aandelen te liquideren, boeren te liquideren, onroerend goed te liquideren,’ een ironische associatie voor een sector die zichzelf graag presenteert als een revolutie tegen gevestigde machten.
Trumps absurde voorstel voor een ‘cryptoreserve’ – een speculatief noodfonds om de overheidsuitgaven tegen inflatie te beschermen – zou een gigantische cadeau zijn voor de cryptosector. Dit onofficiële financiële plan leidde eerder al tot een korte rally in cryptoprijzen, gevolgd door de gebruikelijke ineenstorting die dichter bij de realiteit kwam. Toch maken deze marktbewegingen weinig uit voor de insider-financiers die de macht zullen hebben in Trumps nieuwe regering. Niet alleen de inauguratie was bezaaid met ultra-rijken; zijn team omvat maar liefst dertien miljardairs. Eén van hen, Vivek Ramaswamy, lijkt echter al snel buitenspel te staan. Hij wist in zijn twijfelachtige rol als covoorzitter van het ministerie van Overheidsefficiëntie vóór Trumps aantreden al een groot deel van zijn federale collega’s tegen zich in het harnas te jagen, wat hem mogelijk een snelle exit oplevert – een scenario dat doet denken aan de korte ambtstermijn van Antonio Scaramucci.

Het marktvuurwerk zal vooral rampzalig zijn voor de late instappers die uiteindelijk met lege handen zullen blijven staan. In die zin lijkt het cryptocircus sterk op de retoriek die het einde voorspelt voor de deep state en haar vermeende bondgenoten. De enige cryptoboodschap die er echt toe doet, is de garantie die Trump tijdens zijn campagne aan zijn crypto-achterban gaf: ‘Vanaf nu worden alle regels geschreven door mensen die van jullie industrie houden.’

Vertaling: Menno Grootveld