Categorieën
Politiek

De Fransen hebben een revolutie nodig

Oorspronkelijke tekst (Engels): Unherd, 14 juli 2023

fotografie: The Telegraph

door Anne-Elisabeth Moutet

Anne-Elisabeth Moutet is een Franse journaliste, schrijfster en columniste. Ze schrijft voor The Daily Telegraph in Londen, vooral over internationale zaken

De betekenis van quatorze juillet is vergeten

Je kunt je afvragen wat de Indiase premier Narendra Modi, eregast bij de militaire parade op de Champs-Elysées eergisteren, van de politieke koorts in Frankrijk vond. De beverige stemming werd goed gevangen in het recente interview van zijn tegenhanger Elisabeth Borne in Le Parisien: de regering zou ‘massale maatregelen nemen om de Fransen te beschermen,’ zei ze. Nauwelijks de juiste toon voor een viering – meer geschikt voor, laten we zeggen, Kyiv dan Parijs. Normaal gesproken betekent de viering van quatorze juillet (waarmee de bestorming van de Bastille in 1789 wordt gevierd, die de aanzet gaf tot de Franse Revolutie) dat je moet kiezen naar welk brandweerbal je ’s avonds gaat. Maar Madame Borne leek te geloven dat alle brandweerlieden nodig zouden zijn om de brandjes van de relschoppers te blussen. De rest van Frankrijk, erkende ze, maakte zich dezelfde zorgen.
‘De verkoop en het bezit van vuurwerk met lanceerinrichtingen’ was verboden tot zaterdagochtend. Al het openbaar vervoer in de steden (bussen en trams) werd afgelopen vrijdag om 22 uur stilgelegd en reed gisteren ook niet – een maatregel om de chauffeurs en hun bussen te beschermen. Ongeveer honderddertigduizend politieagenten, gendarmes en hulptroepen waren op de been. ‘Het bevel is om onruststokers onmiddellijk te arresteren,’ maakte minister van Binnenlandse Zaken Gérald Darmanin bekend, een man die de baan van Elisabeth Borne in het vizier heeft en het niet kan schelen wie daarvan op de hoogte is. Er zouden ‘veertigduizend brandweermannen extra worden ingezet,’ voegde hij eraan toe, waarmee hij bevestigde dat de Bals des Pompiers inderdaad van de baan waren, behalve in dorpen en heel kleine steden. De hele feestdag zou aanvoelen als een Jacques Tati-film, met een beetje apocalyps.
Hoe is Frankrijk in deze situatie beland? Het is een bekende trope van professionele Frankrijk-watchers in het buitenland om te klagen dat ‘de Fransen in een paradijs leven, maar zeggen dat ze in de hel leven.’ En vervolgens komen dan de neerbuigende theorieën over hoe wij niet weten hoe goed we het hebben. En het helpt ook niet dat de meeste Fransen die dergelijke analyses in buitenlandse bladen tot zich nemen zich er eerder voor schamen om in de houding te springen tijdens La Marseillaise dan om te stelen uit het moderne equivalent van een armenpot, om een citaat van Orwell te misbruiken. Het is makkelijk om van de status quo te houden als die status quo jou dient, en om het eens te zijn met wijsneuzerige buitenlanders als zij de luxe toeristische clichés verkondigen waar jij van profiteert.
De waarheid is dat Frankrijk, een land dat zichzelf (niet altijd zonder succes) heeft opgebouwd op vlagen van revolutionair geweld, afgewisseld door perioden van autoritarisme, zelden tevreden is geweest met zijn lot. Talleyrand, de gewiekste, uit zijn ambt ontzette bisschop die het buitenlands beleid van Frankrijk leidde vanaf de eerste overwinningen van Bonaparte tot aan het Congres van Wenen, zei altijd Qui n’a pas connu les années qui ont précédé la Révolution ne sait pas ce que c’est que la douceur de vivre (‘Iedereen die de jaren voorafgaand aan de Revolutie niet heeft meegemaakt, kent de zoetheid van het leven niet’).

Let op de elegische verleden tijd. De grote Franse films van de jaren dertig verwezen naar de Belle Époque; die van de jaren vijftig naar het interbellum. Het is geen toeval dat ten tijde van de tussenliggende ramp van 1940-1944, toen Frankrijk werd bezet door de nazi’s, het collaborerende Pétain-regime geïnspireerd werd door de ideologen van de Révolution Nationale, de jonge en gretige theoretici van het Franse fascisme. Een deel van hun woede kwam voort uit het gevoel dat ze op brute wijze een nationale stuurloze langueur (inerte willoosheid) moesten bestrijden die het land had behoed voor het ergste, maar tevens had veroordeeld tot een langzame maar onverbiddelijke neergang. (Het is altijd moeilijk geweest om lijnen in beweging te krijgen in Frankrijk, vandaar de stakingen die alle Europese vakanties bederven).
Terugkijkend is het land dat de rest van de wereld, van Kossuth tot Lenin of Pol Pot, leerde hoe je een revolutie moest voeren, zelden blij geweest met het eindresultaat van haar terugkerende, tijdelijke razernij. De verklikkersbrieven die in de jaren vóór het bloedbad onder Franse protestanten op Sint-Bartholomeusdag 1572 naar magistraten werden gestuurd, geven blijk van dezelfde gretige ijver die een gestage stroom verdachten aan de genade van Fouquier-Tinville overleverde tijdens de Terreur, of aan die van de Milice en de Gestapo in 1940-’44. (‘Ik ken X, die zegt dat hij een goed katholiek is, maar in werkelijkheid tot de RPR [Religion Prétendument Réformée] behoort,’ schrijft een buurman, begerig naar de bezittingen van de arme man, in de beproefde stijl van verklikkers overal). De populaire, protestantse-maar-katholiek-geworden koning, die probeerde de Fransen na de godsdienstoorlogen te verzoenen (Hendrik IV), werd als dank voor zijn moeite vermoord. Zijn opvolgers hebben hun les geleerd.
Duff Cooper, Brits minister in oorlogstijd, dwangmatig dagboekschrijver en ooit ambassadeur in Parijs, schreef in zijn elegante biografie van Talleyrand dat er een historische reden was voor de uiteenlopende politieke systemen van Groot-Brittannië en Frankrijk. De Britse aristocratie had op vreedzame wijze de macht gegrepen tijdens de Glorious Revolution van 1688, waarmee in feite het parlementaire monarchisme werd ingevoerd, terwijl de Fronde van Franse edelen, geleid door de neven van Lodewijk XIV, de hertogin van Montpensier en de Duc de Condé, dertig jaar eerder jammerlijk was mislukt. Cruciaal was dat dit de vijftienjarige Lodewijk XIV zoveel schrik aanjoeg dat zijn beleid voor de zes decennia daarna gewijd was aan het creëren van een absolutistisch, centralistisch model, waarin zelfs de kleinste beslissingen door de koning genomen werden. En veel van dat rigide model is overeind gebleven, herwerkt door Napoleon en overgenomen door La République. Vraag jezelf dus af waar de hedendaagse erfenis van de Révolution werkelijk gelegen is.

De huidige frustratie in het land is voor een groot deel te wijten aan het kinetische immobilisme dat Emmanuel Macron de afgelopen zes jaar heeft beoefend. Zijn wervelende activiteiten – wereldreizen, rondzwervingen en internationale initiatieven – leveren echter geen beweging op. Macron, die zich graag beroept op de Gaulle, draagt het kostuum uit de grondwet van de Vijfde Republiek en is in feite de Général van mei 1968, die zich beperkt tot het oproepen van mannen in uniform (hoewel Gérald Darmanin geen Jacques Massu is). Hij heeft de Nationale Assemblee gevuld met bleke klonen van zichzelf – maar nog niet de Senaat, die momenteel de beschermende kleur heeft van een hogere instantie met een ondergeschikte rol, maar eigenlijk goed uitgerust zou zijn om de echte democratie te herstellen.
De logische conclusie is dat Frankrijk toe is aan een echte revolutie, niet aan een mooie parade en een formeel tuinfeest in het park van het Élysée-paleis. Het probleem is dat de meeste Fransen vergeten zijn hoe ze dat moeten aanpakken en dat ze geen enkele herinneringsinstelling meer hebben. De Franse vakbonden zijn zwak – vooral vergeleken met het zegevierende Volksfront van 1936. Dat geldt ook voor de politieke partijen, waarvan de laatste tekenen van leven zijn gedoofd door Macrons centristische klaroengeschal, ‘en même temps de droite et de gauche’ (‘tegelijkertijd rechts en links’). En ze leren hun kinderen op onze scholen hun geschiedenis niet – wat niet geschrapt is, wordt geminacht door docenten die denken dat chronologie, persoonlijkheden en lineaire geschiedenis irrelevant zijn.
De Franse werkplek was lange tijd de alledaagse replica van de absolute monarchie, en is dat grotendeels nog steeds. Frankrijk heeft geen Dilberts, maar wel een gezonde industrie van keukenschorten en koelkastmagneten die op allerlei manieren de volgende boodschap verkondigen: Même quand il a tort, le boss a toujours raison [‘Zelfs als hij het mis heeft, heeft de baas altijd gelijk’]. Het is een zin die je nooit mag vergeten als je met de Fransen te maken hebt. Daarom is rustig opstappen aan de orde van de dag, in plaats van rebelleren. De jongste opstand in de banlieues was, ondanks de inspanningen van activisten, a-politiek. Hij werd gedreven door anomie, een gebrek aan kansen en het consumenteninstinct. Zoals altijd zijn de zelfvernietigende passies van de Fransen het evenwicht tussen het individu en het collectief, dat toch al nooit erg sterk was, uit het oog verloren. Geen enkele quatorze juillet, rustig of rellerig, zal dit voorlopig kunnen veranderen.

Vertaling: Menno Grootveld

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *