Categorieën
Economie Politiek

Hoe Mario Draghi Italië kapot heeft gemaakt

Oorspronkelijke tekst (Engels): Unherd, 25 juli 2022

fotografie: UnHerd

door Thomas Fazi

Thomas Fazi is schrijver, journalist en vertaler. Zijn laatste boek Reclaiming the State verscheen bij Pluto Press.

Er broeit een crisis in de straten van Europa

Het aftreden van Mario Draghi heeft het Italiaanse – en zelfs het internationale – establishment met afgrijzen vervuld. Dat is geen verrassing. Toen hij begin vorig jaar werd voorgedragen als premier van Italië, verwelkomden de politieke en economische elites van Europa zijn komst als een wonder. Vrijwel alle partijen in het Italiaanse parlement – inclusief de twee voorheen ʻpopulistischeʼ partijen die in 2018 de verkiezingen wonnen, de Vijfsterrenbeweging en de Liga – boden hun steun aan. De toon van de discussie werd goed getroffen door de machtige gouverneur van de regio Campanië, Vincenzo De Luca (PD), die Draghi vergeleek met ʻChristusʼ zelf.

Iedereen was het erover eens: een regering-Draghi zou een zegen zijn voor het land, een laatste kans om zijn zonden goed te maken en ʻItalië weer groot te maken.ʼ Draghi, zo zeiden zij, zou alleen al door zijn ʻcharisma,ʼ ʻcompetentie,ʼ ʻintelligentieʼ en ʻinternationale slagkrachtʼ de obligatiemarkten koest kunnen houden, de broodnodige hervormingen kunnen doorvoeren en de stagnerende Italiaanse economie weer op gang kunnen brengen.

Helaas heeft de realiteit niet helemaal aan de verwachtingen voldaan: Draghi laat een land achter dat aan flarden ligt. De jongste macro-economische prognose van de Europese Commissie voorspelt dat Italië volgend jaar de traagste economische groei in het blok zal kennen, namelijk slechts 0,9 procent, door toedoen van een daling van de consumentenbestedingen door stijgende prijzen en lagere bedrijfsinvesteringen – een gevolg van stijgende leen- en energiekosten, alsook van ontwrichtingen in de levering van Russisch gas.

Italië heeft ook te maken met een van de snelst stijgende inflatiepercentages van Europa, momenteel 8,6 procent, het hoogste niveau in ruim drie decennia. De rente op Italiaanse staatsobligaties is ook gestaag gestegen sinds Draghi aan de macht kwam, en is onder zijn toezicht verviervoudigd; vandaag staat de rente op het hoogste niveau in bijna tien jaar.

En deze ʻpolycrisisʼ heeft zijn tol geëist in de Italiaanse samenleving: 5,6 miljoen Italianen – bijna tien procent van de bevolking, waaronder 1,4 miljoen minderjarigen – leven momenteel in absolute armoede, het hoogste niveau ooit. Velen van hen hebben werk, en dat aantal zal nog toenemen aangezien de reële lonen in Italië blijven dalen in het hoogste tempo binnen het blok. Ondertussen dreigen bijna honderdduizend kleine en middelgrote ondernemingen insolvent te worden – een stijging met twee procent ten opzichte van vorig jaar.

Tot zover dus ʻSuper Mario.ʼ Natuurlijk kan men aanvoeren dat andere landen met soortgelijke problemen kampen, maar het zou een vergissing zijn om Draghi vrijuit te laten gaan. Hij was een van de grootste voorstanders van de maatregelen die tot deze situatie hebben geleid en een drijvende kracht achter de strenge EU-sancties tegen Moskou – sancties die de Europese economieën lamleggen, terwijl ze Rusland grotendeels ongedeerd laten.

Draghi pochte zelfs over de doortastende maatregelen die Italië had genomen om het land van het Russische gas af te helpen – het resultaat is dat Italië nu de hoogste groothandelsprijzen voor elektriciteit in de hele EU betaalt. De absurditeit van dit beleid wordt duidelijk als we kijken naar zijn poging om de afhankelijkheid van Italië van Russisch gas te verminderen door een paar kolengestookte elektriciteitscentrales nieuw leven in te blazen – kolen die Italië grotendeels uit Rusland importeert.

Erger nog, Draghi heeft weinig of niets gedaan om loontrekkers, huishoudens en kleine bedrijven te beschermen tegen de gevolgen van dit beleid. De weinige ʻstructureleʼ maatregelen die zijn regering heeft genomen, waren allemaal gericht op privatisering, liberalisering, deregulering en begrotingsconsolidatie – zoals het openstellen voor privatisering van de weinige openbare diensten die buiten het bereik van de markt waren gebleven, het verder ʻflexibiliserenʼ van de arbeidsmarkt, het voor het eerst in decennia openbaar aanbesteden van privéstranden, of pogingen om taxidiensten uit te breiden met ridesharing-operators zoals Uber, wat tot massale protesten heeft geleid.

Voor iedereen die ook maar enig idee heeft van Draghiʼs ideologie is dit nauwelijks verrassend. Zoals ik al eerder heb betoogd, is Mario Draghi de lijfelijke incarnatie van het ʻneoliberalisme.ʼ Het is ook niet verrassend dat dit beleid niets heeft opgeleverd, gezien het feit dat de neoliberale logica van de EU, gebaseerd op privatisering, fiscale soberheid en druk op de lonen – bij de implementatie waarvan Draghi een cruciale rol heeft gespeeld sinds het begin van de jaren negentig – de belangrijkste reden is dat Italië zoʼn puinhoop is. Draghi heeft ook de wurggreep van de EU op de Italiaanse economie verder versterkt door onophoudelijk het verhaal te verspreiden dat Italië de Europese Covid-herstelfondsen hard nodig had om zijn economie weer op gang te brengen, en dat het land, om toegang tot die fondsen te verkrijgen, ijverig de door Brussel geëiste hervormingen moest doorvoeren.

Macro-economisch gezien zijn de fondsen in kwestie echter een schijntje, en komen ze niet in de buurt van wat nodig zou zijn om een effect van betekenis te hebben op de Italiaanse economie. Maar er zijn wel zeer strikte voorwaarden aan verbonden. Dat is uiteindelijk waar het bij het Next Generation EU-ʻherstelfondsʼ om draait: meer controle van Brussel over het begrotingsbeleid van de lidstaten, en een versterking van het EU-stelsel van technocratische en autoritaire controle. En wie beter dan Draghi kon het verankeren van dergelijke maatregelen worden toevertrouwd? Zoals hij zelf opmerkte, betekende het ʻhervormingspadʼ dat zijn regering had uitgestippeld dat ʻwij de voorwaarden hebben geschapen om het [herstel van de EU] voort te zetten, ongeacht wie er [in de regering] zitʼ – en er zo voor te zorgen dat toekomstige regeringen niet van het rechte pad zouden afdwalen.

Draghi laat echter niet alleen een verschroeide economie achter zich, maar ook een diepgaand gebroken en verdeelde samenleving. Hij is de man die verantwoordelijk is voor het bedenken van het meest repressieve, discriminerende en segregerende massa-vaccinatiebeleid in het Westen, dat niet alleen miljoenen niet-gevaccineerden – waaronder kinderen – uit het sociale leven heeft geweerd, door de vaccinatiepaspoorten uit te breiden tot praktisch alle openbare ruimten, maar ook veel mensen heeft beperkt in hun mogelijkheden om te werken. Hij heeft er ook toe bijgedragen dat ongevaccineerden het mikpunt werden van institutioneel gesanctioneerde haatzaaierij, zoals toen hij de beruchte uitspraak deed: ʻAls je je niet laat vaccineren, word je ziek en ga je dood. Of je doodt anderen.ʼ

Dit alles zou een aanwijzing kunnen zijn waarom uit een recente opiniepeiling bleek dat vijftig procent van de Italianen niet gelukkig was met het werk van de regering. Ondanks deze weinig indrukwekkende resultaten werd het Italiaanse establishment, toen Draghi zijn voornemen bekendmaakte om af te treden, getroffen door een beroerte. In wat de geschiedenis zal ingaan als een van de meest pathetische demonstraties van het pluimstrijkerige conformisme van de Italiaanse samenleving, haastte bijna elke denkbare beroepsgroep zich om zijn eigen oproep te lanceren en Draghi te smeken aan te blijven – niet alleen rijke zakenlieden, zoals te verwachten was, maar ook artsen, apothekers, verpleegkundigen, burgemeesters, universiteitsdecanen, ngoʼs, progressieve intellectuelen en zelfs de CGIL, de grootste vakbond van het land.

Nog betreurenswaardiger is dat de Italiaanse media massaal aandacht hebben besteed aan diverse ʻpro-Draghi demonstratiesʼ – waarbij niet meer dan enkele tienduizenden mensen kwamen opdagen. Misschien wel het meest komisch is dat een van de grootste nieuwsagentschappen van het land, Adnkronos, zelfs meldde dat diverse daklozen naar voren waren gekomen om hun steun aan Draghi te betuigen. Een van hen werd geciteerd en zei: ʻDraghi maakt het verschil. Dankzij hem heeft Italië zijn prestige en geloofwaardigheid herwonnen. Als dakloze kan ik getuigen dat er nu meer aandacht voor ons is en dat is te danken aan Draghi.ʼ

Ook het westerse internationale establishment heeft zich volledig achter Draghi geschaard. Iedereen, van de Financial Times tot de Guardian en de EU-commissaris voor economie Paolo Gentiloni, kwam uitleggen wat een tragedie het zou zijn voor Italië – en zelfs voor Europa als geheel – als Draghi zou wegvallen. Gentiloni zei zelfs dat ʻeen perfecte stormʼ over het land zou razen als Draghi zou vertrekken, terwijl de Guardian zich beperkte tot het instrueren van de Italiaanse parlementsleden dat Draghi ʻvoor nu moet blijven.ʼ De New York Times beweerde zonder enige ironie dat het vertrek van Draghi een einde zou maken aan de ʻkorte gouden periodeʼ die hij voor Italië had ingeluid. Over buitenlandse actoren gesproken die zich met Italiaanse zaken bemoeien!

Waarom trokken drie partijen vorige week dan toch de stekker uit zijn regering, ondanks de enorme druk die er op hen werd uitgeoefend? Een deel van de verklaring ligt in de mate waarin Draghi erin geslaagd was partijen als de Vijfsterrenbeweging en de Liga van zich te vervreemden – hij weigerde met hen in discussie te gaan over welk beleid van zijn regering dan ook, of zelfs maar de meest schuchtere kritiek te onderkennen. Bij meer dan één gelegenheid heeft Draghi duidelijk gemaakt wat hij als de rol van het parlement beschouwde: de besluiten van de regering goedkeuren. Dit blijkt ook uit het misbruik dat Draghi maakte van het instrument van de vertrouwensstemming.

In zijn toespraak in de Senaat een paar weken geleden was Draghi nog explicieter: nadat hij had gezegd dat hij had besloten zijn aftreden te heroverwegen omdat ʻdat is wat het volk wil,ʼ vertelde hij het Parlement in feite dat hij alleen bereid was als premier aan te blijven als de partijen ermee zouden instemmen zich niet te bemoeien met toekomstige besluiten van zijn regering. Voor veel aanwezigen in het parlement gingen de arrogantie en megalomanie van Draghiʼs toespraak een stap te ver – en bovendien zeggen sommigen dat Berlusconi op het juiste moment wachtte om zich te wreken voor de keer dat hij door Draghi uit zijn ambt werd gezet, in 2011, toen Draghi president van de ECB was.

Het belang van de anti-Draghi-opstand in het parlement moet echter niet worden overschat. Uiteindelijk deed Draghi niet veel meer dan de partijen een ongemakkelijke waarheid voorhouden: ʻJullie hebben geen echte macht, accepteer dat gewoon.ʼ Maar dat is een waarheid die de politieke partijen niet willen accepteren. Uiteindelijk zijn ze niet bereid om de fundamentele tegenstelling onder ogen te zien tussen de formele institutionele architectuur van het land – die van een parlementaire democratie – en wat we de ʻfeitelijk bestaandeʼ institutionele architectuur zouden kunnen noemen, waarin het parlement en per definitie de politieke partijen bijna geen enkele macht hebben, omdat de regering zelf, in de context van de eurozone, weinig of geen economische autonomie heeft. De partijen weten dit, maar zijn niet bereid dit toe te geven (niet aan zichzelf, maar vooral niet tegenover hun kiezers).

Daardoor verkeren zij in een toestand van permanente cognitieve dissonantie, die leidt tot wat wij ʻde politieke cyclus van de externe dwangʼ zouden kunnen noemen. Net als in ʻnormaleʼ landen strijden partijen om consensus op basis van verschillende verkiezingsprogrammaʼs – en zoals zo vaak gebeurt, winnen de partijen die ʻveranderingʼ beloven. Maar anders dan in ʻnormaleʼ landen komen de partijen die in de regering komen er al snel achter dat zij niet beschikken over de ʻnormaleʼ instrumenten van economisch beleid, die nodig zijn om op sociaal-economisch gebied werkelijk iets te veranderen. In feite hebben ze weinig andere keus dan mee te gaan met wat Brussel en Frankfurt zeggen, en als ze niet meespelen staat de ECB altijd klaar om de druk op te voeren. Als de regering op dat moment niet terugkrabbelt, zal de ECB een regelrechte financiële crisis veroorzaken (denk aan Italië in 2011 of aan Griekenland in 2015) – wat er meestal toe leidt dat de politieke partijen zich tot door de EU gesteunde technocraten wenden om een probleem op te lossen dat de EU in de eerste plaats heeft gecreëerd.

Maar zelfs als de regering toegeeft, leidt de toenemende spanning tussen de eisen van de externe dwang en de eisen van de burgers, waartegen de partijen niet opgewassen zijn, ertoe dat zij zich tot technocraten wenden om de impasse op te lossen, door hen de maatregelen te laten uitvoeren waarvoor de partijen geen verantwoordelijkheid willen nemen. Vervolgens voelen de politieke partijen op een bepaald moment, meestal wanneer nieuwe verkiezingen naderen, de behoefte om zichzelf opnieuw te legitimeren in de ogen van de kiezers en dus de technocratische geest weer in de fles te stoppen – tot de volgende crisis, die een nieuwe cyclus in gang zet.

Dit is grotendeels het verhaal van wat er is gebeurd tussen 2018 en het vertrek van Draghi, toen de Vijfsterrenbeweging en de Liga zich in de loop van slechts een paar jaar van anti-EU-populisme naar Draghi bewogen. En de volgende verkiezingen zullen een nieuwe cyclus in gang zetten, die mogelijk zal worden bekroond door een centrumrechtse regering onder leiding van Giorgia Meloni. Maar naarmate de sociaal-economische situatie verder verslechtert, zullen ook deze cycli steeds korter worden. Een toekomstige centrumrechtse regering – ʻpopulistischʼ of niet – zou weinig of geen mogelijkheden hebben om de crises op te lossen die Draghi heeft achtergelaten. Zoals altijd zullen Brussel en Frankfurt de lakens uitdelen.

Met de lancering van haar recente Transmission Protection Instrument (TPI) heeft de ECB zichzelf een instrument verschaft dat haar technisch in staat stelt om ʻalles te doen wat nodig isʼ om de eurospreads te dichten en zo mogelijke toekomstige financiële crises af te wenden. Een dergelijke interventie is echter afhankelijk van de naleving van het begrotingskader van de EU en van de ʻhervormingenʼ die zijn uiteengezet in de ʻherstelfondsʼ-plannen van elk land – die al door Draghi zijn vergrendeld. Maar deze hervormingen zullen niets doen om de sociaal-economische crisis te beëindigen; integendeel, ze zullen de crisis alleen maar verergeren. Met andere woorden, de volgende Italiaanse regering zal, als ze financieel overeind wil blijven, weinig anders kunnen doen dan de economische dictaten van de EU op te volgen. Hoe lang zal het in een dergelijke context duren voordat de laatste restjes democratische legitimiteit in landen als Italië uiteenvallen? En wat dan? Uiteindelijk is het veel waarschijnlijker dat de volgende eurocrisis in de straten van Europa zal uitbreken dan op de financiële markten.

Vertaling: Menno Grootveld

Één reactie op “Hoe Mario Draghi Italië kapot heeft gemaakt”

Interessant en intens triest verhaal over wat een democratie zou moeten zijn. De EU lijkt meer en meer een creatie van de USA.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *