Oorspronkelijke tekst (Engels): The Nation, 12 april 2021

door Byung-Chul Han
Byung-Chul Han is een in Korea geboren Duitse filosoof. Zijn meest recente boek, Capitalism and the Death Drive, is verschenen bij Polity. Han is hoogleraar filosofie en culturele studies aan de Universität der Künste in Berlijn en schreef onder meer de boeken The Burnout Society, The Expulsion of the Other en The Disappearance of Rituals. The Guardian omschreef hem als ʻeen wonderkind van een wederoplevende en ongekend leesbare Duitse filosofie,ʼ en El País noemde hem ʻde meest gelezen levende Duitse filosoof in de wereld.ʼ
Covid-19 is een spiegel die ons de crises in onze samenleving laat zien. Het virus maakt de pathologische symptomen die reeds voor de pandemie bestonden zichtbaarder. Een van deze symptomen is vermoeidheid. We voelen ons allemaal op de een of andere manier heel erg moe. Het is een fundamentele vermoeidheid, die ons overal en altijd vergezelt, als onze eigen schaduw. Tijdens de pandemie hebben we ons zelfs nóg vermoeider gevoeld. Het nietsdoen dat ons tijdens de lockdown is opgelegd, heeft ons moe gemaakt. Sommigen meenden dat we de schoonheid van de vrije tijd zouden herontdekken, dat het leven zou kunnen vertragen. In feite wordt de tijd tijdens de pandemie echter niet beheerst door vrije tijd en vertraging, maar door vermoeidheid en depressie.
Waarom voelen wij ons zo moe? Vermoeidheid lijkt vandaag de dag een wereldwijd fenomeen te zijn. Tien jaar geleden publiceerde ik een boek, The Burnout Society, waarin ik vermoeidheid beschreef als een ziekte die de neoliberale prestatiemaatschappij teistert. De vermoeidheid die ik tijdens de pandemie heb ervaren, heeft me gedwongen opnieuw over dit onderwerp na te denken. Werk, hoe zwaar het ook is, brengt geen fundamentele vermoeidheid teweeg. We kunnen uitgeput zijn na het werk, maar deze uitputting is niet hetzelfde als fundamentele vermoeidheid. Werk houdt op een gegeven moment op. De prestatiedwang waaraan wij ons onderwerpen reikt echter verder. Zij vergezelt ons in onze vrije tijd, kwelt ons zelfs in onze slaap en leidt dikwijls tot slapeloze nachten. Het is niet mogelijk van de prestatiedwang te herstellen. Het is juist deze interne druk die ons moe maakt. Er is dus een verschil tussen vermoeidheid en uitputting. De juiste vorm van uitputting kan ons zelfs bevrijden van vermoeidheid.
Psychische stoornissen zoals depressie of burn-out zijn symptomen van een diepe crisis van de vrijheid. Zij zijn een pathologisch signaal, dat erop wijst dat de vrijheid vandaag de dag vaak omslaat in dwang. Wij denken dat we vrij zijn. Maar eigenlijk buiten we onszelf hartstochtelijk uit, totdat we ineenzijgen. We verwezenlijken onszelf, optimaliseren onszelf, tot de dood erop volgt. De verraderlijke logica van de prestatiemaatschappij dwingt ons om onszelf permanent vóór te zijn. Als we eenmaal iets bereikt hebben, willen we méér bereiken, dat wil zeggen: we willen onszelf opnieuw voorbijstreven. Maar het is natuurlijk onmogelijk om jezelf voorbij te streven. Deze absurde logica leidt uiteindelijk tot een ineenstorting. Het prestatie-subject gelooft dat het vrij is, maar in werkelijkheid is het een slaaf. Het is een absolute slaaf voor zover het zichzelf vrijwillig uitbuit, zelfs zonder dat er een meester aanwezig is.
De neoliberale prestatiemaatschappij maakt uitbuiting mogelijk, zelfs zonder overheersing. De tuchtmaatschappij met haar geboden en verboden, zoals Michel Foucault die analyseert in zijn Discipline en Straf, is geen beschrijving van de huidige prestatiemaatschappij. De prestatiemaatschappij buit de vrijheid zelf uit. Zelfuitbuiting is efficiënter dan uitbuiting door anderen, omdat het gepaard gaat met een gevoel van vrijheid. Kafka heeft met grote helderheid de paradox van de vrijheid van de slaaf beschreven die denkt dat híj de meester is. In een van zijn aforismen schrijft hij: ʻHet dier ontworstelt zich aan de zweep van zijn meester en slaat zichzelf met de zweep om meester te worden, niet wetende dat dit slechts een fantasie is, voortgebracht door een nieuwe knoop in de zweepslag van de meester.ʼ Deze permanente zelfkastijding maakt ons moe en uiteindelijk ook depressief. In een bepaald opzicht is het neoliberalisme gebaseerd op zelfkastijding.
Het griezelige aan Covid-19 is dat degenen die het oplopen last hebben van extreme vermoeidheid en uitputting. De ziekte lijkt de fundamentele vermoeidheid na te bootsen. En er zijn steeds meer meldingen van patiënten die hersteld zijn, maar nog steeds lijden aan ernstige, langdurige symptomen, waarvan er één het ʻchronische vermoeidheidssyndroomʼ is. De uitdrukking ʻde batterij laadt niet meer opʼ beschrijft het heel goed. De getroffenen zijn niet meer in staat om te werken en te presteren. Zij moeten zich al inspannen om een glas water in te schenken. Als ze lopen, moeten ze vaak even stilstaan om op adem te komen. Ze voelen zich als levende doden. Een patiënt meldt: ʻHet voelt eigenlijk alsof de mobiel maar voor 4 procent is opgeladen, en alsof je echt maar 4 procent voor de hele dag hebt, en dat hij niet kan worden opgeladen.ʼ
Maar het virus maakt niet alleen Covid-patiënten moe. Het maakt nu zelfs ook gezonde mensen moe. In zijn boek Pandemie wijdt Slavoj Žižek een heel hoofdstuk aan de vraag ʻWaarom zijn we de hele tijd moe?ʼ Žižek voelt duidelijk ook aan dat de pandemie ons moe heeft gemaakt. In dit hoofdstuk gaat Žižek in op mijn boek The Burnout Society, en betoogt hij dat de uitbuiting door anderen niet is vervangen door zelfuitbuiting, maar alleen is verplaatst naar derdewereldlanden. Ik ben het met Žižek eens dat deze verplaatsing heeft plaatsgevonden. The Burnout Society heeft vooral betrekking op westerse neoliberale samenlevingen en niet op de situatie van de Chinese fabrieksarbeider. Maar via de sociale media breidt de neoliberale levensvorm zich ook uit over de Derde Wereld. De opkomst van egoïsme, atomisering en narcisme in de samenleving is een wereldwijd fenomeen. De sociale media maken van ons allemaal producenten, ondernemers die zelf bedrijven zijn. Ze mondialiseren de ego-cultuur die de gemeenschap uitholt, die alles wat sociaal is uitholt. We produceren onszelf en zetten onszelf permanent in de etalage. Deze zelfproductie, dit voortdurend ʻin het zicht staanʼ van het ego, maakt ons moe en depressief. Žižek gaat niet in op deze fundamentele vermoeidheid, die kenmerkend is voor onze huidige tijd en die door de pandemie nog is verergerd.
Žižek lijkt in een passage van zijn pandemie-boek warm te lopen voor de these van de zelfuitbuiting, door te schrijven: ʻZij [mensen die vanuit huis werken] krijgen misschien nog meer tijd om “zichzelf uit te buiten”.ʼ Tijdens de pandemie heeft het neoliberale werkkamp een nieuwe naam gekregen: het thuiskantoor. Het werk op het thuiskantoor is vermoeiender dan het werk op kantoor. Dit kan echter niet worden verklaard in termen van de toegenomen zelfuitbuiting. Wat vermoeiend is, is de eenzaamheid, het eindeloos in je pyjama voor het scherm zitten. We worden geconfronteerd met onszelf, gedwongen om voortdurend over onszelf te piekeren en te speculeren. Fundamentele vermoeidheid is uiteindelijk een soort ego-moeheid. Het kantoor aan huis versterkt dit door ons nog dieper in onszelf te verstrikken. Andere mensen, die ons zouden kunnen afleiden van ons ego, ontbreken. We worden moe door het gebrek aan sociaal contact, aan omhelzingen, aan lichamelijke aanrakingen. Onder quarantaineomstandigheden beginnen we te beseffen dat andere mensen misschien toch niet ʻde helʼ zijn, zoals Sartre schreef in Huis clos, maar juist genezend. Het virus versnelt ook de verdwijning van de ander die ik heb beschreven in The Expulsion of the Other.
De afwezigheid van rituelen is een andere reden voor de vermoeidheid die het thuiskantoor teweegbrengt. In naam van de flexibiliteit verliezen we de vaste temporele structuren en architecturen die het leven stabiliseren en kracht geven. Vooral de afwezigheid van ritme versterkt de depressie. Rituelen creëren gemeenschappen zonder communicatie, terwijl vandaag de dag communicatie zonder gemeenschappen juist de overhand heeft. Zelfs de rituelen die we nog hadden, zoals voetbalwedstrijden, concerten, en het uitgaan naar restaurant, theater of bioscoop, zijn geschrapt. Zonder begroetingsrituelen zijn we op onszelf teruggeworpen. In staat zijn om iemand hartelijk te begroeten, maakt dat je minder tot last bent van jezelf. Sociale distantie ontmantelt het sociale leven. Het maakt ons moe. Andere mensen worden gereduceerd tot potentiële dragers van het virus van wie fysieke afstand moet worden bewaard. Het virus versterkt onze huidige crises. Het vernietigt de gemeenschap, die toch al in crisis was. Het vervreemdt ons van elkaar. Het maakt ons nog eenzamer dan we al waren, in dit tijdperk van sociale media die het sociale terugdringen en ons isoleren.
Cultuur was het eerste dat werd opgegeven tijdens de lockdown. Maar wat ís cultuur? Die zorgt voor gemeenschap! Zonder cultuur gaan we lijken op dieren die alleen maar willen overleven. Het is niet de economie maar vooral de cultuur, die van het gemeenschapsleven, die zo snel mogelijk van deze crisis moet herstellen.
Voortdurende Zoom-vergaderingen maken ons ook moe. Ze veranderen ons in Zoom-zombies. Ze dwingen ons voortdurend in de spiegel te kijken. Naar je eigen gezicht kijken op het scherm is vermoeiend. We worden voortdurend geconfronteerd met ons eigen gezicht. Ironisch genoeg verscheen het virus precies in de tijd van de selfie, een mode die kan worden verklaard als het gevolg van het narcisme van onze samenleving. Het virus versterkt dit narcisme. Tijdens de pandemie worden we allemaal voortdurend geconfronteerd met ons eigen gezicht; we produceren een soort eindeloze serie selfies voor onze schermen. Dat maakt ons moe.
Het Zoom-narcisme heeft eigenaardige neveneffecten. Het heeft geleid tot een hausse aan cosmetische chirurgie. Vervormde of onscherpe beelden op het scherm brengen mensen tot wanhoop over hun uiterlijk, terwijl we, als de resolutie van het scherm toevallig goed is, plotseling rimpels, kaalheid, levervlekken, wallen onder onze ogen of andere onaantrekkelijke huidimperfecties ontwaren. Sinds het begin van de pandemie is het aantal zoekopdrachten naar cosmetische chirurgie bij Google sterk gestegen. Tijdens de lockdowns zijn cosmetische chirurgen overspoeld met vragen van klanten die hun vermoeide uiterlijk wilden verbeteren. Er is zelfs sprake van een ʻZoom-dysmorfie.ʼ De digitale spiegel moedigt deze dysmorfie aan (een overdreven bezorgdheid over vermeende gebreken in iemands fysieke verschijning). Het virus drijft de optimaliseringswoede, die ons reeds voor de pandemie in zijn greep had, tot het uiterste op. Ook hier houdt het virus onze maatschappij een spiegel voor. En in het geval van Zoom-dysmorfie is de spiegel een echte spiegel! Pure wanhoop over ons eigen uiterlijk komt in ons naar boven. Zoom-dysmorfie, deze pathologische bekommernis om ons ego, maakt ons ook moe.
De pandemie heeft ook de negatieve neveneffecten van de digitalisering aan het licht gebracht. Digitale communicatie is een zeer eenzijdige, uitgeklede aangelegenheid: er is geen blik, geen lichaam. Het ontbreekt aan de fysieke aanwezigheid van de ander. De pandemie zorgt ervoor dat deze in wezen onmenselijke vorm van communicatie de norm wordt. Digitale communicatie maakt ons heel erg moe. Het is een communicatie zonder weerklank, een communicatie verstoken van geluk. Tijdens een Zoom-vergadering kunnen we elkaar om technische redenen niet in de ogen kijken. Het enige wat we doen is naar het scherm staren. De afwezigheid van de blik van de ander maakt ons moe. De pandemie zal ons hopelijk doen beseffen dat de fysieke aanwezigheid van een andere persoon iets is dat geluk brengt, dat taal een fysieke ervaring impliceert, dat een succesvolle dialoog lichamen veronderstelt, dat wij fysieke wezens zijn. De rituelen die we tijdens de pandemie hebben moeten missen, impliceren ook lichamelijke ervaring. Zij vertegenwoordigen vormen van fysieke communicatie die gemeenschap scheppen en daarom geluk brengen. Bovenal leiden ze ons weg van onze egoʼs. In de huidige situatie zouden rituelen een tegengif vormen voor fundamentele vermoeidheid. Een fysiek aspect is ook inherent aan gemeenschap als zodanig. Digitalisering verzwakt de gemeenschapscohesie in zoverre dat het een ʻontlichamendʼ effect heeft. Het virus vervreemdt ons van het lichaam.
De gezondheidsmanie tierde al welig vóór de pandemie. Nu zijn we vooral bezig met overleven, alsof we in een permanente staat van oorlog verkeren. In de strijd om te overleven komt de vraag naar het goede leven niet meer aan de orde. We doen alleen een beroep op alle levenskrachten om het leven koste wat het kost te verlengen. Met de pandemie escaleert deze hevige strijd om te overleven op virale wijze. Het virus verandert de wereld in een quarantaineafdeling waar al het leven bevriest tot louter overleven.
Gezondheid wordt nu het hoogste doel van de mensheid. De maatschappij van het overleven verliest het gevoel voor het goede leven. Zelfs het genot wordt geofferd op het altaar van de gezondheid, die een doel op zich wordt. Nietzsche noemde het al de nieuwe godin. Ook het strenge rookverbod geeft uitdrukking aan deze overlevingsdrang. Het genot moet wijken voor het overleven. Het verlengen van het leven wordt de hoogste waarde. In het belang van het overleven offeren we gewillig alles op wat het leven de moeite waard maakt.
De rede eist dat we zelfs tijdens een pandemie niet alle aspecten van het leven opofferen. Het is de taak van de politiek om ervoor te zorgen dat het leven niet wordt gereduceerd tot het naakte leven, tot louter overleven. Ik ben katholiek. Ik ben graag in kerken, vooral in deze vreemde tijden. Vorig jaar met Kerstmis woonde ik een middernachtmis bij die ondanks de pandemie doorging. Het maakte me blij. Helaas was er geen wierook, waar ik zo van hou. Ik vroeg me af: is er ook een strikt verbod op wierook tijdens de pandemie? Waarom? Bij het verlaten van de kerk stak ik zoals gewoonlijk mijn hand in de stoop en schrok: de stoop was leeg. Er stond een fles ontsmettingsmiddel naast.
De ʻcoronabluesʼ is de naam die de Koreanen hebben gegeven aan de depressie die zich tijdens de pandemie heeft verspreid. Onder quarantaine-omstandigheden, zonder sociale interactie, verdiept de depressie zich. Deze depressie is de echte pandemie. The Burnout Society ging uit van de volgende diagnose:
Elk tijdperk heeft zijn kenmerkende aandoeningen. Zo bestond er een bacterieel tijdperk; dat eindigde tenslotte met de ontdekking van antibiotica. Ondanks de wijdverbreide vrees voor een griepepidemie leven wij niet in een virustijdperk. Dankzij de immunologische technologie hebben we dat al achter ons gelaten. Vanuit pathologisch oogpunt wordt de beginnende eenentwintigste eeuw niet bepaald door bacteriën of virussen, maar door neuronen. Neurologische ziekten zoals depressie, aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD), borderline persoonlijkheidsstoornis (BPD) en burn-outsyndroom markeren het landschap van de pathologie aan het begin van de eenentwintigste eeuw.
Binnenkort zullen we voldoende vaccins hebben om het virus te verslaan. Maar er zullen geen vaccins zijn tegen de pandemie van de depressie.
Depressie is ook een symptoom van de burn-out maatschappij. Het prestatie-subject lijdt aan burn-out op het moment dat het niet langer in staat is ʻin staat te zijn.ʼ Het slaagt er niet in te voldoen aan zijn zelfopgelegde eis om te presteren. Niet langer in staat zijn om ʻin staat te zijnʼ leidt tot destructief zelfverwijt en auto-agressie. Het prestatie-subject voert een oorlog tegen zichzelf en gaat daaraan ten onder. De overwinning in deze oorlog tegen zichzelf wordt een burn-out genoemd.
In Zuid-Korea plegen ieder jaar enkele duizenden mensen zelfmoord. De voornaamste oorzaak is depressie. In 2018 deden ongeveer zevenhonderd schoolkinderen een zelfmoordpoging. De media spraken zelfs van een ʻstil bloedbad.ʼ Daarentegen zijn er in Zuid-Korea tot nu toe slechts zeventienhonderd mensen overleden aan Covid-19. Het zeer hoge zelfmoordcijfer wordt gewoon geaccepteerd als nevenschade van de prestatiemaatschappij. Er zijn geen maatregelen van betekenis genomen om het percentage te verlagen. De pandemie heeft het zelfmoordprobleem verergerd – het zelfmoordcijfer in Zuid-Korea is sinds het uitbreken ervan snel gestegen. Het virus verergert blijkbaar ook depressies. Maar over de hele wereld wordt niet genoeg aandacht besteed aan de psychologische gevolgen van de pandemie. Mensen worden gereduceerd tot een biologisch bestaan. Iedereen luistert alleen nog maar naar de virologen, die zich een absolute autoriteit hebben aangemeten als het gaat om de interpretatie van de toestand. De echte crisis die door de pandemie is veroorzaakt, is het feit dat het naakte leven tot een absolute waarde is getransformeerd.
Het Covid-19-virus maakt onze burn-out maatschappij moe door pathologische sociale breuklijnen te verdiepen. Het drijft ons tot een collectieve vermoeidheid. Het coronavirus zou dus ook het vermoeidheidsvirus genoemd kunnen worden. Maar het virus is ook een crisis in de Griekse betekenis van krisis, wat keerpunt betekent. Want het kan ons ook in staat stellen ons lot te keren en ons af te keren van onze nood. Het doet een dringend beroep op ons: je moet je leven veranderen! Maar dat kan alleen als we onze maatschappij radicaal herzien, als we erin slagen een nieuwe vorm van leven te vinden die immuun is voor het vermoeidheidsvirus.
Vertaling: Menno Grootveld