Oorspronkelijke tekst (Engels): The New York Times, 7 april 2021

door Stephanie Kelton
Stephanie Kelton is hoogleraar economie en overheidsbeleid aan de universiteit van Stony Brook en de auteur van ʻThe Deficit Myth,ʼ in het Nederlands als ʻDe mythe van de staatsschuldʼ bij Ambo Anthos.
Door zich te concentreren op de hoeveelheid inkomsten die ze kunnen binnenhalen uit belastingverhogingen voor de rijken, lopen de Democraten het risico de reikwijdte van hun ambities te moeten beperken
Twee weken geleden introduceerde president Biden in een toespraak een infrastructuurplan van 2,2 biljoen dollar, dat hij ʻeen investering in Amerika die maar één keer in een generatie plaatsvindtʼ noemde. En op woensdag 7 april schetsten hij en het ministerie van Financiën veel van de details van het pakket, onder meer hoe ervoor ʻbetaaldʼ zou moeten worden. Als we die zogenaamde ʻpay-forsʼ eens wat nauwkeuriger bekijken, zien we echter dat de Democraten op de verkeerde manier over budgettaire verantwoordelijkheid nadenken. Ze zouden wel eens aanstalten kunnen maken een onaangename oververhitting van de economie op de korte termijn te veroorzaken, waarbij de prijzen sneller stijgen en de koopkracht van de dollar enigszins daalt. Als het uiteindelijke pakket veel groter uitvalt – en in de buurt komt van de 10 biljoen dollar die veel progressieven in het Congres nastreven – zou dat de inflatie de hoogte in kunnen jagen.
In een interview op MSNBC twee weken terug gaf afgevaardigde Alexandria Ocasio-Cortez uiting aan haar gemengde gevoelens over het voorstel van de president, door te zeggen dat ze ʻernstige zorgen heeft dat het volstaat om de zeer inspirerende visie te realiseren die de heer Biden naar voren heeft gebracht.ʼ In plaats van in acht jaar ruwweg 2 biljoen dollar uit te geven, zouden mevrouw Ocasio-Cortez en veel van haar collegaʼs van de Progressieve Caucus in het Huis van Afgevaardigden liever ʻveel verder gaanʼ en een kortere termijn hanteren.
Ze heeft gelijk als ze zegt dat het mogelijk is voor het Congres en de regering-Biden om verder te gaan en dat ook sneller te doen – maar alleen als er wordt overgeschakeld op een volledig ander begrotingskader: in plaats van wetgeving aan te nemen die leunt op het belasten van bedrijven en de rijken, met het doel te voorkomen dat de uitgaven het tekort laten oplopen, zouden ze een robuust plan moeten ontwikkelen met de nadruk op het beteugelen van de inflatiedruk als die hogere overheidsuitgaven de reële economie raken.
De president noemde zijn plan tijdens zijn toespraak ʻfiscaal verantwoord,ʼ simpelweg omdat het meer inkomsten zal opleveren dan wat hij voorstelt uit te gaan geven. Op papier, en volgens de conventionele wijsheid, is dit evenwichtig beleid. Het zou de beoordelaars van het Congressional Budget Office tevreden stellen of zelfs hoge cijfers krijgen van de deficit hawks. Maar omdat de voorgestelde belastingverhogingen uitsluitend ten laste komen van bedrijven en meer welvarende Amerikanen – die een relatief grotere neiging hebben om te sparen dan om geld uit te geven – zullen de belastingen de uitgaven van de particuliere sector wellicht niet genoeg doen dalen om te voorkomen dat de verhoogde uitgaven van de overheid zelf tot inflatoire oververhitting leiden, vooral als het Congres ʻnog veel verderʼ wil gaan.
De sleutel tot het verantwoord uitgeven van grote sommen geld ligt in het zorgvuldig beheren van de reële productieve beperkingen van de economie. Net zoals de legoprojecten van mijn zoon beperkt worden door de hoeveelheid blokjes die we voor hem hebben gekocht, kunnen we niet méér goederen en diensten uit onze economie persen als we alle beschikbare middelen hebben gebruikt.
Het is makkelijk om de uitgaven op te voeren als er miljoenen werklozen zijn die kunnen worden aangenomen en tal van binnenlandse bedrijven staan te popelen om de overheid zonnepanelen en elektrische voertuigen te leveren. Maar wat gebeurt er als het moeilijker wordt om de werkloze dingen en mensen te vinden – bouwvakkers, architecten, machines, grondstoffen enzovoort – die nodig zijn om gelijke tred te houden met een enorme opknapbeurt van de infrastructuur van de VS? Nu de Amerikaanse economie aantrekt, zou het onverantwoord zijn om geen uitrolplan te ontwikkelen voor dergelijke onvoorziene omstandigheden.
Veel van de door president Biden voorgestelde belastingverhogingen moeten worden verdedigd en zelfs geprezen, omdat ze tot meer rechtvaardigheid zullen leiden en de ongelijkheid enigszins zullen terugdringen, maar men zal moeten erkennen dat ze relatief weinig doen om de druk op de uitgaven te compenseren.
Afhankelijk van de omvang van de infrastructuurinvesteringen die het Congres uiteindelijk wil plegen, en van de snelheid waarmee dat zal gebeuren, kan het nodig zijn een hele reeks inflatiebeperkende maatregelen te nemen, die allemaal niets te maken zullen hebben met het terugdringen van het begrotingstekort.
Deze grotendeels niet-fiscale inflatiecompensaties kunnen onder meer bestaan uit industriebeleid, zoals een veel agressievere uitbreiding van onze binnenlandse productiecapaciteit door investeringen terug te leiden naar de VS, met gebruikmaking van als ʻwortelʼ fungerende prikkels zoals rechtstreekse federale aanbestedingen, subsidies en leningen, alsmede van meer als ʻstokʼ dienende maatregelen zoals het heffen van nieuwe belastingen, teneinde het verplaatsen van fabrieken naar elders te ontmoedigen. Hervorming van het handelsbeleid is een andere optie: het intrekken van handelstarieven zou het voor Amerikaanse bedrijven makkelijker en goedkoper maken om in het buitenland geproduceerde goederen te kopen, en voor consumenten om een groter deel van hun inkomen te besteden aan producten die buiten onze grenzen zijn gemaakt, waardoor de druk op de binnenlandse vraag enigszins zou worden weggenomen.
Het team van Biden zou ook kunnen overwegen het beleid inzake legale immigratie te versoepelen, zodat er zelfs wanneer Amerika de volledige werkgelegenheid nadert, nog voldoende aanbod zal zijn om aan de toegenomen vraag naar arbeidskrachten te voldoen. Afgezien van de voor de hand liggende klimaatvoordelen van strengere milieuvoorschriften, zou een verbod van fracking op federaal grondgebied en van offshore-boringen in federale wateren mensen en materiaal kunnen vrijmaken voor andere activiteiten. De hervorming van de gezondheidszorg zou ook een rol kunnen spelen. (Een aanzienlijke verlaging van de leeftijd waarop mensen voor Medicare in aanmerking komen zou de totale uitgaven aan gezondheidszorg, een belangrijke bron van de prijsdruk in de economie, sterk doen dalen).
Na verloop van tijd zullen de investeringen van het plan-Biden in onze fysieke en menselijke infrastructuur de productiecapaciteit van onze economie verhogen, waardoor wij beter opgeleide en productievere arbeidskrachten, efficiëntere spoorwegen, minder verstopte wegen, verbeterde technologieën en nog veel meer zullen hebben. Maar dit kan niet van de ene op de andere dag gebeuren. Het zou jaren duren en kunnen betekenen dat we gaandeweg door onze beschikbare capaciteit heen raken – vooral als de House Progressive Caucus de besteding van biljoenen dollars extra binnenhaalt. Niemand kan precies voorspellen wanneer, of in welke sectoren, ernstige knelpunten en andere tekorten kunnen ontstaan.
Daarom zou de Amerikaanse regering, om kortetermijnbeperkingen zoals bottlenecks in de bevoorrading te voorkomen, elders capaciteit kunnen zoeken. Amerikaanse bedrijven kunnen gebruik maken van de ongunstige omstandigheden in het buitenland en inkopen doen in landen met economieën die misschien nog worstelen met een volledig herstel van de economische neergang, en meer dan blij zullen zijn om wederzijds te profiteren van de Amerikaanse bloei.
Het was dan ook jammer dat president Biden in zijn langverwachte toespraak over infrastructuur beloofde dat ʻonder mijn bewind geen enkel contractʼ zal worden gegund aan een bedrijf dat ʻgeen Amerikaans bedrijf is, met Amerikaanse producten en Amerikaanse werknemers.ʼ
Deze ʻkoop Amerikaansʼ-filosofie is goed bedoeld, maar kan tot contraproductieve problemen leiden, vooral omdat de president heeft beloofd dat ʻniemand die minder dan 400.000 dollar verdient zijn federale belastingen zal zien stijgenʼ – een belofte die het verhogen van de belastingen voor de middenklasse, die relatief meer geneigd is om geld uit te geven, van de tafel haalt als mogelijke inflatiecompensatie.
Een Biden-plan dat al te protectionistisch zou zijn vormt een veel grotere inflatiedreiging dan een plan dat niet wordt betaald op de traditionele, budgetneutrale manier. Zoʼn raamwerk – gebaseerd op de principes van de Moderne Monetaire Theorie – herdefinieert begrotingsverantwoordelijkheid door de eeuwenoude vraag ʻHoe ga je dat betalen?ʼ om te draaien. De echte uitdaging is: ʻHoe ga je dat financieren?ʼ
Senator Bernie Sanders van Vermont zinspeelde onlangs op deze aanpak toen hij tegen Politico zei: ʻJe moet niet beginnen met een bedrag, om dat vervolgens weer naar beneden te brengen. Je moet beginnen met te kijken naar de behoeften die moeten worden aangepakt, en die optellen.ʼ De volgende stap is uitzoeken hoe je de beschikbare reële middelen kunt budgetteren om die prioriteiten te verwezenlijken.
De moderne monetaire theorie staat hier niet alleen in. Voor een historische visie kunnen we kijken naar wat John Maynard Keynes voorstelde in ʻHow to Pay for the War: A Radical Plan for the Chancellor of the Exchequer,ʼ een minder bekend werk van hem. Voor een hedendaags gehoor suggereert de titel dat Keynes probeerde aan te geven hoe we aan geld konden komen om de uitgaven voor de Tweede Wereldoorlog te dekken. Dat deed hij echter niet.
Keynes begreep dat de Britse regering, die de nationale munt controleerde, al het benodigde geld kon creëren. Het doel van het boek was de regering te laten zien hoe zij hogere uitgavenniveaus kon bereiken en handhaven, en hoe zij tegelijkertijd de inflatiedruk in de hand kon houden. Het boek vermeldde de soldaten, bommenwerpers, tanks, gevechtsuitrusting enzovoorts die nodig zouden zijn om de oorlog voort te zetten, en hoe de hele economie snel opnieuw zou moeten worden ingericht om al die dingen te kunnen leveren.
We zijn er allemaal aan gewend geraakt om belastingen te zien als een belangrijke bron van inkomsten voor de federale regering. Dit komt deels doordat het makkelijk is om de federale overheid te zien als een staat of een lokale overheid, die zonder voldoende inkomsten – uit inkomstenbelastingen, vastgoedbelastingen, omzetbelastingen en zo meer – haar activiteiten niet zou kunnen financieren. Deze entiteiten hebben echter niet de bevoegdheden die de federale overheid heeft om valuta uit te geven, waardoor de uitgavencapaciteit van de regering sterk verandert.
In 1945 hield een man genaamd Beardsley Ruml een vurige toespraak voor de American Bar Association met als titel: ʻTaxes for Revenue Are Obsoleteʼ (ʻBelastingen voor inkomsten zijn achterhaald.ʼ Hij was niet gek. Hij was voorzitter van de New York Federal Reserve Bank. Zoals Ruml in die toespraak uitlegde, helpen belastingen in de eerste plaats een situatie te voorkomen waarin te veel geld achter te weinig goederen aanjaagt: ʻDe dollars die de regering uitgeeft worden koopkracht in de handen van de mensen die ze hebben ontvangen,ʼ zei hij, terwijl ʻde dollars die de regering via belastingen afneemt niet door de mensen kunnen worden uitgegeven.ʼ
Meer recent zijn economen als L. Randall Wray en Yeva Nersisyan gaan nadenken over hoe een Green New Deal kan worden betaald met gebruikmaking van het eerdere ʻradicaleʼ raamwerk van Keynes. En zelfs als je de voorwaarden zou aanvaarden van de oude, op het voorkomen van tekorten gerichte budgettering die momenteel in Washington de voorkeur geniet, is een grotere inspanning voor infrastructuur, mits zorgvuldig uitgevoerd, haalbaar: Larry Summers, de voormalige topeconoom van het Witte Huis onder Obama, erkende in 2014 dat ʻinvesteringen in publieke infrastructuur zichzelf kunnen terugbetalenʼ en dat ʻdoor de capaciteit van de economie te vergroten, infrastructuurinvesteringen het vermogen vergroten om elk gegeven schuldenniveau aan te kunnen.ʼ
We staan voor enorme, elkaar kruisende en versterkende crises: onder meer een klimaatcrisis, een banencrisis, een gezondheidscrisis en een huisvestingscrisis. Er zal veel geld nodig zijn om te doen wat nodig is. Zoals Kate Aronoff onlangs in de New Republic schreef: ʻOm de emissiedoelstellingen van het verdrag van Parijs te halen, zal de regering van de Verenigde Staten naar schatting van deskundigen jaarlijks minstens 1 biljoen dollar moeten uitgeven.ʼ En ook al is het infrastructuurplan van het Witte Huis het historisch gezien ambitieus, het is nog steeds niet omvangrijk genoeg om het probleem te kunnen oplossen. Mevrouw Ocasio-Cortez wees er bijvoorbeeld op dat het plan van de president Biden een investering van 40 miljard dollar in publieke huisvesting voor de hele natie behelst, maar dat alleen al de stad New York wellicht een dergelijke investering behoeft.
Door zich te concentreren op de hoeveelheid inkomsten zij denken te kunnen halen uit een breed scala van belastingverhogingen voor de welgestelden, lopen de Democraten het risico dat de reikwijdte van hun ambities wordt bepaald door het gedateerde raamwerk van budgettaire verantwoordelijkheid en de politieke steun voor belastingverhogingen in Washington, in plaats van door wat werkelijk mogelijk is op basis van de logistiek van de reële economie.
Het Bureau of Labor Statistics, de Federal Reserve, het ministerie van Financiën en andere diensten en ministeries die de arbeidsparticipatie, de prijsstijgingen en de aanbodtekorten bijhouden, kunnen worden belast met de ontwikkeling van een specifiek dashboard om problemen tijdig te kunnen signaleren.
Als het Congres en het Witte Huis verantwoordelijke rentmeesters willen zijn van zowel de samenleving als de waarde van de Amerikaanse dollar, moeten ze, in plaats van zich te richten op belastingheffing op de rijken, prioriteiten stellen en precies aangeven wat er, in termen van reële middelen, nodig is om het elektriciteitsnet van het land te verbeteren, iedere krakkemikkige brug te repareren, conciërges een loon te geven waarvan ze kunnen rondkomen, onze spoorwegen te verbeteren en schoon drinkwater en hogesnelheidsbreedbandinternet aan ieder huis te leveren. Hoeveel mensen zijn er nodig om al dat werk te doen? Hoeveel staal, beton en glasvezelkabels? Hoeveel torenkranen en ander bouwmaterieel zal er nodig zijn? De lijst gaat maar door.
Dit zijn de vragen die we onze leiders moeten stellen, en de vragen die zij zichzelf moeten stellen – en niet: ʻHoe gaan we dat betalen?ʼ
Vertaling: Menno Grootveld