Categorieën
Politiek

Een bipolaire wereldorde?

Oorspronkelijke stuk (Engels): NLR Sidecar, 1 mei 2023

fotografie: Manolo Finish

door Wolfgang Streeck

Wolfgang Streeck is een Duitse socioloog, gespecialiseerd in economische sociologie. Hij is directeur emeritus van het Max Planck Instituut voor Sociale Wetenschappen in Keulen. Sinds ca. 2013 doet hij ook opgeld als publieksintellectueel, met een boek en een serie artikelen over de gevolgen van de kredietcrisis, de eurocrisis en het fundamentele conflict tussen kapitalisme en democratie.

Italianen, zo wordt gezegd, hebben een kijk op politiek die ze dietrismo noemen. Dietro betekent achter, en dietrismo is de vaste overtuiging dat wat je ziet bedoeld is om te verbergen wat er werkelijk gebeurt, door krachten die opereren achter een gordijn dat de wereld verdeelt in een toneel en een ruimte daarachter, waarbij het laatste het domein is waar de echte actie zich afspeelt, en het eerste het domein waar die actie opzettelijk verkeerd wordt gepresenteerd. Je leest iets, of hoort erover op de radio of ziet het op tv, en als goed getrainde dietrista vraag je je niet zozeer af wat je verteld wordt, maar eerder waarom het je verteld wordt, en waarom nu.
Tegenwoordig, na drie jaar Covid en één jaar Oekraïense oorlog, lijkt het alsof we allemaal Italianen zijn geworden, en dat dietrismo nu net zo universeel is als pasta. Steeds meer van ons lezen de ‘verhalen’ die overheden en hun gedweeë media voor ons produceren niet meer om wat ze zeggen maar om wat ze kunnen betekenen: als vervormde beelden van de werkelijkheid die niettemin iets lijken aan te duiden, een beetje zoals de schaduwen op de muur van Plato’s grot. Neem bijvoorbeeld het semi-officiële ersatz-verslag van de sabotage van de Nord Stream-pijpleidingen, gepubliceerd door de New York Times en overhandigd aan het Duitse weekblad Die Zeit: de veronderstelde daders waren zes, nog onbekende mensen op een Pools jacht dat ergens in Oost-Duitsland was gehuurd, die op de keukentafel van de boot handig sporen hadden achtergelaten van de krachtige explosieven die ze hadden meegenomen naar de plaats van de misdaad. Afgezien van de ware gelovigen en natuurlijk de trouwe producenten van publieke instemming, was er niet veel denkwerk voor nodig om te zien dat het verhaal was verzonnen om het verslag van Seymour Hersh, de onsterfelijke onderzoeksjournalist, te verdringen. Het spannende eraan voor de diëtristische geest was dat het zó belachelijk was dat het leek alsof die belachelijkheid niet te wijten kon zijn aan incompetentie – zelfs de CIA kon niet zo dom zijn – maar dat er opzet in het spel was, wat de vraag opriep waarvoor het verhaal misschien bedoeld was. Wellicht, zo opperden politieke cynici, was het doel om de Duitse regering en haar openbaar ministerie te vernederen, en zo hun wil te breken, door hen publiekelijk te laten verklaren dat deze overduidelijke onzin een waardevolle aanwijzing was die zij zouden volgen in hun niet aflatende inspanning om het mysterie van de bomaanslag op de Nord Stream-pijpleidingen op te lossen.

Een ander intrigerend aspect van het verhaal was dat de vermoedelijke huurders van de boot banden zouden hebben met ‘pro-Oekraïense groeperingen.’ Hoewel er volgens het rapport geen aanwijzingen waren dat het ging om connecties met de Oekraïense regering of het leger, weet elke Le Carré-kenner dat als de geheime diensten erbij betrokken zijn elk soort bewijs makkelijk kan worden achterhaald als dat nodig is. Het was geen verrassing dat het rapport paniek teweegbracht in Kyiv, waar het, waarschijnlijk terecht, gelezen werd als een signaal van de Verenigde Staten dat hun geduld met Oekraïne en zijn huidige leiders niet onbeperkt is. Ongeveer op hetzelfde moment kwamen er steeds meer berichten over corruptie in Oekraïne, afkomstig uit de Verenigde Staten, die samenvielen met het groeiende verzet van de Republikeinen in het Congres tegen steeds meer dollars die naar het Oekraïense defensiebudget werden doorgesluisd – alsof de corruptie in Oekraïne niet altijd al welig had getierd (zie Hunter Bidens tijd als energiedeskundige in het bestuur van Burisma Holdings Ltd.). Vanaf januari van dit jaar publiceerden de Washington Post en de New York Times een reeks artikelen over Oekraïense wandaden, waaronder die van legercommandanten die Amerikaanse dollars gebruikten om goedkope Russische diesel voor Oekraïense tanks te kopen en het verschil in eigen zak staken. Een geschokte Zelensky ontsloeg onmiddellijk twee of drie hooggeplaatste functionarissen en beloofde er op termijn nog meer te zullen ontslaan.
Waarom werd dit nu als nieuws gebracht, terwijl al veel langer bekend is dat Oekraïne tot de meest corrupte landen ter wereld behoort? Daar komt bovenop wat vanuit Kyiv gezien steeds meer moet hebben gevoeld als onheilspellende tekenen aan de wand: uit geheime Amerikaanse documenten die in de tweede helft van april uitlekten, bleek dat het vertrouwen van het Amerikaanse leger in het vermogen van Oekraïne om een succesvol tegenoffensief in het voorjaar te beginnen, laat staan de oorlog te winnen zoals de regering aan haar burgers en internationale sponsors had beloofd, een dieptepunt had bereikt. Voor de Amerikaanse tegenstanders van de oorlog, zowel Republikeinen als Democraten, bevestigden de documenten dat het onaanvaardbaar duur zou kunnen worden om het Oekraïense leger in actie te houden, temeer daar beide politieke partijen in de Verenigde Staten het erover eens waren dat hun land zich beter vroeger dan later kon voorbereiden op een veel grotere oorlog, namelijk tegen de Chinezen in de Stille Oceaan. (Eind 2022 hadden de Verenigde Staten naar schatting zo’n 46,6 miljard dollar uitgegeven aan militaire hulp aan Oekraïne; er zal naar verwachting nog veel meer nodig zijn als het conflict voortduurt). Voor de Oekraïners en hun Europese aanhangers leek het moeilijk om de conclusie te vermijden dat de Verenigde Staten binnenkort het slagveld zullen verlaten en hun onafgemaakte Europese zaken zullen overdragen aan de Europeanen.
Natuurlijk, vergeleken met Afghanistan, Syrië, Libië en soortgelijke landen, is de toestand die de Amerikanen hier zullen achterlaten waarschijnlijk lang niet zo rommelig. In samenwerking met de Baltische staten en Polen zijn de Verenigde Staten er de afgelopen maanden in geslaagd Duitsland in een soort Europese leiderspositie te duwen, op voorwaarde dat het de verantwoordelijkheid op zich neemt voor de organisatie en, belangrijker nog, de financiering van de Europese bijdrage aan de oorlog. Stap voor stap werd de EU het afgelopen jaar tegelijkertijd veranderd in een hulporganisatie van de NAVO – onder meer belast met de economische oorlogsvoering – terwijl de NAVO meer dan ooit een instrument van de als ‘westers’ bestempelde Amerikaanse politiek werd.

Wanneer de huidige secretaris-generaal van de NAVO, Jens Stoltenberg, medio 2023 voor zijn harde werk zal worden beloond met een welverdiende sinecure, het presidentschap van de Noorse centrale bank, zal volgens de geruchten Ursula von der Leyen, momenteel voorzitter van de Europese Commissie, tot zijn opvolger worden gepromoveerd. Dit zou de ondergeschiktheid van de EU aan de NAVO voltooien – die andere, veel machtigere internationale organisatie met een hoofdkwartier in Brussel die, in tegenstelling tot de EU, de Verenigde Staten omvat en er zelfs door wordt gedomineerd. In haar vroegere leven was Von der Leyen natuurlijk een Duitse minister van Defensie onder Merkel, zij het naar algemeen inzicht een van de meer incompetente. Terwijl zij in die hoedanigheid medeverantwoordelijk was voor de vermeend deplorabele toestand van de Duitse strijdkrachten aan het begin van de Oekraïense oorlog, is dat haar nu kennelijk vergeven vanwege haar vurige Amerikanisme-als-Europeanisme of, al naar gelang het geval, Europeanisme-als-Amerikanisme. Hoe dan ook werd in januari 2023 een akkoord over nauwere samenwerking van de EU en de NAVO ondertekend, wat niet in de laatste plaats mogelijk werd doordat Finland en Zweden hun neutraliteit loslieten en toetraden tot de NAVO. Volgens de FAZ bekrachtigt de overeenkomst ‘in niet mis te verstane bewoordingen de prioriteit van het Bondgenootschap met betrekking tot de collectieve verdediging van Europa,’ waarmee de leidende rol van de Verenigde Staten in het Europese veiligheidsbeleid in ruimere zin wordt vastgelegd.
De Duitse regering is nu bezig met het samenstellen van bataljons tanks van verschillende Europese makelij (de Amerikaanse M1 Abrams zullen over enkele maanden – hoeveel maanden precies wordt geheim gehouden – in Europa aankomen, waar hun Oekraïense bemanningen op Duitse militaire bases zullen worden getraind). Zij zal ook de gevechtsvliegtuigen leveren en in goede staat van onderhoud houden die Duitsland, samen met de Verenigde Staten, nog steeds weigert aan Oekraïne aan te bieden (maar niet lang meer als de ervaring een leidraad mag zijn). Ondertussen kondigde Rheinmetall aan dat het in Oekraïne een tankfabriek zal bouwen met een capaciteit van vierhonderd gevechtstanks van het nieuwste model per jaar. Aan de vooravond van de vergadering van 21 april van de Ramstein Support Group tekende Duitsland ook een overeenkomst met Polen en Oekraïne over een in Polen gevestigde reparatiewerkplaats voor aan het Oekraïense front beschadigde Leopard-tanks, die al eind 2023 in bedrijf zal worden genomen (klaarblijkelijk in de veronderstelling dat de oorlog dan nog niet is afgelopen). Voeg daarbij de door Von der Leyen namens de EU vrijelijk hernieuwde belofte dat Oekraïne na de oorlog op Europese, d.w.z. Duitse, kosten zal worden herbouwd – overigens zonder vermelding van een bijdrage van de Oekraïense oligarchen, niet talrijk in aantal, maar elk van hen des te rijker. Een bezoek aan Kyiv, begin april, van de Duitse minister van Economische Zaken, Robert Habeck, samen met een delegatie van CEO’s van grote Duitse bedrijven, bood een gelegenheid om de toekomstige zakelijke mogelijkheden bij de wederopbouw van Oekraïne na de oorlog te verkennen.

Dit zal vermoedelijk echter niet op korte termijn gebeuren. De onlangs uitgelekte Amerikaanse documenten en de uitspraken van het semi-officiële ‘commentariaat’ wijzen erop dat een Oekraïense Endsieg niet op korte termijn wordt verwacht, als die überhaupt al wordt verwacht. De westerse levering van militaire hardware lijkt erop te zijn afgestemd om het Oekraïense leger in staat te stellen zijn positie te behouden; wanneer de Russen grondgebied veroveren, zal Oekraïne zoveel artillerie, munitie, tanks en gevechtsvliegtuigen krijgen als het nodig heeft om hen terug te dringen. Een Oekraïense overwinning, die door de regeringspartij essentieel is verklaard voor het overleven van het Oekraïense volk, lijkt echter niet meer op het Amerikaanse boodschappenlijstje te staan. Als we kijken naar de leveringsschema’s voor Abrams-tanks en jachtbommenwerpers, voor zover die uit officiële aankondigingen kunnen worden afgeleid, is de verwachting eerder iets als een slepende loopgravenoorlog met zwaar bloedvergieten aan beide zijden. In dit verband is het interessant dat Zelensky, die zoals altijd meer westerse militaire steun eist, in een schijnbaar onbewaakt ogenblik tijdens een van zijn dagelijkse televisietoespraken betoogde dat Oekraïne de oorlog vóór eind 2023 moet winnen, omdat het Oekraïense volk wellicht niet bereid is de last nog veel langer te dragen.
Nu de Verenigde Staten de oorlog gaan europeaniseren, zal het aan Duitsland zijn om niet alleen de westerse steun voor Oekraïne te organiseren, maar ook om de Oekraïense regering ervan te doordringen dat deze steun uiteindelijk wellicht niet voldoende zal zijn voor het soort overwinning dat de Oekraïense natie volgens de Oekraïense nationalisten nodig heeft. Als Amerikaanse concessiehouder voor de oorlog zal Duitsland als eerste aan de beurt zijn om de schuld op zich te nemen als de uitkomst niet voldoet aan de publieke verwachtingen in Oost-Europa, in de Verenigde Staten, onder Duitse pro-Oekraïense militanten en zeker in Oekraïne zelf. Dit vooruitzicht moet voor de Duitse regering des te ongemakkelijker zijn, aangezien het steeds onwaarschijnlijker lijkt dat de afloop van de oorlog in Europa zal worden beslist. Een belangrijke, mogelijk beslissende speler op de achtergrond is China, met zijn reeds lang bestaande beleid van verzet tegen elk gebruik van kernwapens en afzien van wapenleveranties aan landen in oorlog, waaronder Rusland. Na een kort bezoek aan Beijing beweerde Scholz dat dit concessies aan Duitsland waren, hoewel ze veel verder teruggaan. De kennelijke Amerikaanse terughoudendheid om Oekraïne in staat te stellen voor een totale overwinning te gaan, waarna de wederopbouw na de oorlog aan Duitsland zal worden overgelaten, kan inderdaad zijn ingegeven door de wens om China in staat te stellen aan zijn beleid vast te houden – wat misschien onmogelijk zou zijn als Rusland en zijn regime op een gegeven moment tegen de muur worden gedrukt. Als dit niet slechts een stilzwijgende afspraak was, maar eerder een soort onderhandelde overeenkomst, dan zou deze zeker niet openbaar worden gemaakt op een moment dat de regering-Biden voorbereidingen treft voor een oorlog tegen China.
De supernationalisten in Kyiv ruiken misschien al een rat. Kort na de laatste bijeenkomst van de Ramstein-groep sprak onderminister van Buitenlandse Zaken Andriy Melnyk, vertegenwoordiger van het klassiek-fascistische Bandera-element in de Oekraïense regering, de dankbaarheid van zijn land uit voor de beloofde wapenleveranties. Tegelijkertijd liet hij weten dat ze jammerlijk tekort schieten om een Oekraïense overwinning in 2023 te garanderen; daarvoor, zo benadrukte Melnyk, zouden niet minder dan tien keer zoveel tanks, vliegtuigen, houwitsers en dergelijke nodig zijn. De zich opnieuw van diëtristische hermeneutiek bedienende Melnyk, opgeleid aan de Harvard Universiteit, moet hebben geweten dat dit zijn Amerikaanse beschermheren zou irriteren. Dat dit hem niet lijkt te interesseren impliceert dat hij en zijn strijdmakkers de ‘draai naar Azië’ van Washington al in gang gezet achten. Het duidt ook op de wanhoop van de regerende Oekraïense kliek over de vooruitzichten van de oorlog, maar tevens op haar bereidheid om tot het bittere eind door te vechten, gedreven door de radicaal-nationalistische overtuiging dat echte naties groeien op het slagveld, bewaterd met het bloed van hun besten.

Het naderende dieptepunt van het Oekraïense ultranationalisme duidt op de opkomst van een nieuwe wereldorde, waarvan de contouren, met inbegrip van de plaats van Europa en de Europese Unie daarin, alleen kunnen worden onderscheiden door China in het beeld te betrekken. Nu de Verenigde Staten hun aandacht richten op de Stille Oceaan, streven zij naar een wereldwijde alliantie die China omsingelt, om te voorkomen dat Beijing de Amerikaanse controle over de Stille Oceaan betwist. Dit zou de unipolaire wereld van het mislukte neoconservatieve ‘Project for a New American Century’ vervangen door een bipolaire wereld: mondialisering, en zelfs hypermondialisering, nu met twee centra, zoals tijdens de Koude Oorlog van weleer, met een schimmig vooruitzicht op een terugkeer, misschien na een nieuwe hete oorlog, naar slechts één centrum, een Nieuwe Wereldorde II. (We mogen niet vergeten dat het kapitalisme zich in de nasleep van de twee grote oorlogen van de twintigste eeuw, in 1918 en 1945, fundamenteler en doeltreffender dan ooit heeft getransformeerd en hervormd, en zijn voortbestaan heeft veiliggesteld door een nieuwe vorm aan te nemen; er moet in de centra van de kapitalistische strategie toch enige herinnering zijn aan de verjongende effecten van oorlog).
Het geostrategische project van China lijkt daarentegen een multipolaire wereld te zijn. Om redenen van zowel geografie als militaire capaciteit kan het doel van het Chinese buitenlands en veiligheidsbeleid niet echt een bipolaire orde zijn waarbij China met de Verenigde Staten strijdt om de wereldheerschappij, noch een unipolaire wereld met zichzelf in het centrum. Als landmacht die aan een groot aantal potentieel vijandige naties grenst, heeft China in de eerste plaats zoiets als een cordon sanitaire nodig, waarbij zijn buurlanden met China verbonden zijn door gedeelde fysieke infrastructuur, vrijelijk toegekende kredieten en een verbintenis om geen allianties aan te gaan met potentieel vijandige externe mogendheden – in tegenstelling tot de Amerikaanse wens om de wereld als geheel te onderwerpen aan een gemondialiseerde Monroe Doctrine. (De Verenigde Staten hebben slechts twee buurlanden, Canada en Mexico, die zeer waarschijnlijk geen Chinese bondgenoten zullen worden). Bovendien moedigt China actief de vorming aan van zoiets als een liga van niet-gebonden regionale machten, waaronder Brazilië, Zuid-Afrika, India en andere landen: een nieuwe Derde Wereld die buiten een Chinees-Amerikaanse confrontatie zou blijven en, wat belangrijker is, zou weigeren zich aan te sluiten bij de Amerikaanse economische sancties tegen China en zijn nieuwe cliënt-staat Rusland.

In feite zijn er aanwijzingen dat China liever wordt gezien als een neutrale macht te midden van andere machten dan als een van de twee partijen die strijden om de wereldheerschappij, tenminste zolang het er niet zeker van kan zijn dat het een oorlog tegen de Verenigde Staten niet zou verliezen. De wens om een nieuw bipolarisme naar het voorbeeld van de eerste Koude Oorlog te vermijden verklaart de weigering van China om Rusland van wapens te voorzien, ook al wordt Oekraïne door de Verenigde Staten tot de tanden bewapend. (China kan zich dit veroorloven omdat Rusland geen andere keuze heeft dan zich bij China aan te sluiten, wapens of geen wapens, ongeacht de prijs die China voor zijn bescherming zou kunnen vragen). In dit verband kan het telefoongesprek van een uur tussen Xi en Zelensky op 26 april, dat door de meeste Europese dagbladen slechts terloops werd vermeld, een soort keerpunt zijn geweest. Blijkbaar bood Xi zich aan als bemiddelaar in de Russisch-Oekraïense oorlog, op basis van een Chinees vredesplan van twaalf punten dat door de westerse leiders als triviaal en nutteloos was afgekraakt, als ze er überhaupt al kennis van namen. Opmerkelijk genoeg noemde Zelensky het gesprek ‘zinvol,’ waarbij hij opmerkte dat ‘bijzondere aandacht was besteed aan de manieren van mogelijke samenwerking om een rechtvaardige en duurzame vrede voor Oekraïne tot stand te brengen.’ Indien de Chinese interventie succesvol is, zou deze van formatieve betekenis kunnen zijn voor de opkomende wereldorde na het einde van het einde van de geschiedenis.
De afgelopen maanden heeft de Duitse minister van Buitenlandse Zaken, Annalena Baerbock, de wereld rondgereisd op een missie om zoveel mogelijk landen in het Amerikaanse kamp van een hernieuwd bipolarisme te krijgen, door een beroep te doen op liberale – ‘westerse’ – waarden, diplomatieke, economische en militaire steun aan te bieden en te dreigen met economische sancties. In haar hoedanigheid van Amerika’s rondreizende ambassadeur vereist Baerbocks geloofwaardigheid dat haar eigen land strikt de Amerikaanse lijn volgt, inclusief het weren van China uit de wereldeconomie. Dit is echter in fundamenteel conflict met de belangen van de Duitse industrie, en van Duitsland als land, waardoor Baerbock gedwongen wordt een lastige, vaak ronduit tegenstrijdige lijn te volgen met betrekking tot China. Terwijl zij bijvoorbeeld haar recente bezoek aan Beijing zowel voor haar aankomst als na haar vertrek met agressieve en zelfs vijandige retoriek omlijstte – zozeer zelfs dat haar Chinese collega het nodig vond om haar op een gezamenlijke persconferentie uit te leggen dat door het Westen de les gelezen te worden het laatste was wat China nodig had – gaf zij blijkbaar ook aan dat de Duitse sancties eerder selectief dan allesomvattend zouden kunnen zijn, zodat de handelsbetrekkingen in verschillende industriële sectoren min of meer onverminderd kunnen worden voortgezet.
Met het oog op wat er wellicht achter de schermen is gebeurd, kan men speculeren of Scholz erin geslaagd zou kunnen zijn de Verenigde Staten zover te krijgen dat zij Duitsland wat ruimte gunnen in zijn betrekkingen met zijn belangrijkste exportmarkt, als beloning voor het feit dat het land de Europese oorlogsinspanningen in Oekraïne overeenkomstig de Amerikaanse eisen heeft geleid. Anderzijds lijken Duitse producenten onlangs marktaandeel te hebben verloren in China, met name in de automobielsector, waar Chinese klanten nieuwe elektrische auto’s uit Duitsland links laten liggen ten gunste van voertuigen van eigen bodem. Hoewel dit kan komen doordat Duitse modellen minder aantrekkelijk worden gevonden, kan de Duitse anti-Chinese retoriek een rol hebben gespeeld in een land met sterke nationalistische en anti-westerse gevoelens. Als dit zo is, duidt dit erop dat het probleem van de te grote afhankelijkheid van de Duitse industrie van China op het punt staat zichzelf op te lossen.

Het Duitse China-beleid, dat het bipolaire wereldpolitieke project van de VS volgt, veroorzaakt niet alleen binnenlandse conflicten maar ook internationale conflicten, vooral met Frankrijk, zodat het de Europese Unie nog verder uit elkaar dreigt te scheuren. Het Franse streven naar ‘strategische autonomie’ voor ‘Europa’ (en ‘strategische soevereiniteit’ voor Frankrijk) heeft alleen een kans in een multipolaire wereld die bevolkt wordt door een flink aantal politiek significante niet-gebonden landen, wat vergelijkbaar is met wat de Chinezen lijken te willen. In hoeverre dit een soort gelijke afstand tot de Verenigde Staten en China impliceert, is een vraag die Emmanuel Macron waarschijnlijk doelbewust openlaat. Soms lijkt hij die gelijke afstand te willen, soms ontkent hij dat. In ieder geval wordt dit vooruitzicht afgekeurd door Duitse pro-westerse militanten, vooral door de Groenen die nu de Duitse buitenlandse politiek controleren. Onder hen heerst diepe argwaan over Macrons incidentele beweringen dat ‘strategische autonomie’ verenigbaar is met transatlantische loyaliteit, in een tijd van groeiende confrontatie tussen ‘het Westen’ en het nieuwe Oost-Aziatische Evil Empire. Als gevolg hiervan is Frankrijk meer dan ooit geïsoleerd binnen de EU.
Macron heeft, net als eerdere Franse presidenten, altijd geweten dat Frankrijk, om de Europese Unie te domineren, Duitsland nodig heeft aan zijn zijde, of beter gezegd – in Brussels jargon – op het achterzitje van een Frans-Duitse tandem. Zijn probleem is dat Duitsland nu voorgoed van de fiets is afgesprongen. Onder leiding van de Groenen droomt het ervan, samen met vooral Polen en de Baltische staten, Poetin uit te leveren aan het Internationaal Strafhof in Den Haag, waarvoor Oekraïens-Duitse tanks Moskou zouden moeten binnenrijden, zoals ooit Sovjettanks Berlijn binnenreden. Macron wil Poetin daarentegen toestaan ‘zijn gezicht te redden’ en hoopt Rusland een hervatting van de economische betrekkingen aan te kunnen bieden, na een staakt-het-vuren – bemiddeld, zo niet door Frankrijk, dan misschien wel door een coalitie van niet-gebonden landen uit het ‘Mondiale Zuiden,’ of zelfs door China.
De Götterdämmerung van de Frans-Duitse overheersing van de Europese Unie, en de transformatie van haar ruïnes in een anti-Russische economische en militaire infrastructuur, gerund door Oost-Europese landen namens het Amerikaanse trans-Atlanticisme, was nooit duidelijker zichtbaar dan in Macrons reis naar China op 6 april, na Scholz (4 november) en voorafgaand aan Baerbock (13 april). Vreemd genoeg liet Macron Von der Leyen hem vergezellen, volgens sommigen als een Duitse gouvernante belast met het voorkomen dat hij Xi te hartstochtelijk zou omhelzen, volgens anderen om de Chinezen te laten zien dat de president van de EU geen echte president is, maar een ondergeschikte van de president van Frankrijk, die niet alleen zijn eigen land maar de hele EU regeert. De Chinezen, die de signalen van Macron al dan niet begrepen, behandelden hem vorstelijk hoewel ze ongetwijfeld op de hoogte waren van zijn binnenlandse problemen; Von der Leyen, bekend als de Atlantische hardliner die ze is, kreeg een speciale ‘niet-behandeling.’ Terwijl hij in zijn vliegtuig terugvloog en Von der Leyen niet meer met hem meereisde, verklaarde Macron aan de pers dat Amerikaanse bondgenoten geen Amerikaanse vazallen zijn, een opmerking die algemeen werd opgevat als een opmerking dat Europa zich op gelijke afstand van China en de Verenigde Staten zou moeten opstellen. Duitsland, en in de eerste plaats zijn minister van Buitenlandse Zaken, was ontzet en liet dit luid en duidelijk weten, terwijl de Duitse media zich daar slaafs en unaniem bij aansloten.
Enkele dagen later, op 11 april, woonde Baerbock de bijeenkomst van de ministers van Buitenlandse Zaken van de G7 in Japan bij. Daar liet ze haar collega’s, waaronder die van Frankrijk, zoveel mogelijk trouw zweren aan de Amerikaanse vlag, die staat voor één ondeelbare wereld, met vrijheid en rechtvaardigheid voor iedereen. Maar tegen die tijd was Macron, die had gemerkt dat zijn retorische opmerkingen over de Franse vazallenstatus onopgemerkt waren gebleven bij de tegenstanders van zijn pensioenhervorming, al teruggekomen van zijn uitspraken en had hij opnieuw zijn eeuwige trouw aan de NAVO en de Verenigde Staten betuigd. Er is echter geen reden om aan te nemen dat dit een halt zal toeroepen aan de Zeitenwende van de Europese Unie, die met de Oekraïense oorlog is begonnen: de breuk tussen Frankrijk en Duitsland en de opmars van de Oost-Europese lidstaten naar Europese dominantie na de terugkeer van de Verenigde Staten naar Europa onder Biden, ter voorbereiding van een wereldwijde confrontatie met het Land van Xi, in het onvermoeibare Amerikaanse streven om de wereld veilig te maken voor democratie.

Vertaling: Menno Grootveld

Één reactie op “Een bipolaire wereldorde?”

Het lijkt een GBJ Hilterman-verhaal waarin de hele geopolitieke wereld even gauw wordt doorgenomen. De tijden van weleer herhalen zich.
Wat mij betreft zou Wolgang Streeck het wat scherper mogen formuleren. Maar duidelijk is dat de USA (en UK) de wereld weer aan het verdelen zijn en dat Europa daarin een ondergeschikte rol is toebedacht. Onduidelijk is nog of ik dit positief of negatief moet vinden.
Europa als de grootste markt in de wereld in een ondergeschikte rol. Dat zegt wat over de ontwikkelkracht van Europa, economisch en politiek. Opnieuw, ik weet niet of ik dit positief of negatief moet waarderen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *