Categorieën
Economie Gezondheid Politiek

Het Covid-falen van links

Oorspronkelijke tekst (Engels): Unherd, 23 november 2021

fotografie: Unherd

door Toby Green en Thomas Fazi

Toby Green is hoogleraar geschiedenis aan Kingʼs College, Londen, en de auteur van The Covid Consensus: The New Politics of Global Inequality (Hurst); Thomas Fazi is schrijver, journalist en vertaler. Zijn jongste boek ʻReclaiming the Stateʼ is verschenen bij Pluto Press.

Tijdens de verschillende fasen van de wereldwijde pandemie zijn de voorkeuren van mensen in termen van epidemiologische strategieën dikwijls nauw samengevallen met hun politieke oriëntatie. Sinds Donald Trump en Jair Bolsonaro in maart 2020 hun twijfels uitten over de wijsheid van een lockdownstrategie, hebben progressieven en linkse mensen in het westerse politieke spectrum, waaronder de meeste socialisten, zich in het openbaar achter de lockdownstrategie van de pandemie-indamming geschaard – en de laatste tijd ook achter de logica van de vaccinpaspoorten. Nu landen in heel Europa experimenteren met strengere beperkingen voor ongevaccineerden, valt op dat linkse commentatoren – die gewoonlijk zo luidkeels opkomen voor minderheden die gediscrimineerd worden – er vooral het zwijgen toe doen.

Als schrijvers die zich altijd ter linkerzijde hebben gepositioneerd, zijn wij verontrust over deze ontwikkeling. Is er werkelijk geen progressieve kritiek mogelijk op het in quarantaine plaatsen van gezonde mensen, terwijl uit de meest recente onderzoeken blijkt dat er een miniem verschil bestaat in termen van de overdracht van het virus tussen gevaccineerden en ongevaccineerden? De reactie van links op Covid lijkt deel uit te maken van een bredere crisis in de linkse politiek en het linkse denken – een crisis die al minstens drie decennia aan de gang is. Het is dus belangrijk om het proces te identificeren waardoor dit vorm heeft gekregen.

In de eerste fase van de pandemie – de fase van de lockdowns – waren het naar cultureel en economisch rechts neigende politici die het meest de nadruk legden op de sociale, economische en psychologische schade die de lockdowns konden aanrichten. Ondertussen maakte de aanvankelijke scepsis van Donald Trump ten aanzien van lockdowns dit standpunt onhoudbaar voor de meeste aanhangers van cultureel en economisch links. De algoritmes van de sociale media hebben deze polarisatie vervolgens nog aangewakkerd. Al snel omarmden linkse mensen in het Westen de lockdowns, die werden gezien als een ʻpro-levenʼ- en ʻpro-collectieveʼ keuze – een beleid dat in theorie de volksgezondheid of het collectieve recht op gezondheid hoog in het vaandel droeg. Intussen werd iedere kritiek op de lockdowns afgedaan als een ʻrechtse,ʼ ʻpro-economischeʼ en ʻpro-individueleʼ benadering, en werden de boodschappers ervan beticht van het voorrang geven aan ʻwinstʼ en ʻbusiness as usualʼ boven het leven van mensen.

Kortom, decennia van politieke polarisatie hebben een volksgezondheidsprobleem gepolitiseerd, zonder enige discussie mogelijk te maken over wat een coherent links antwoord zou kunnen zijn. Tegelijkertijd verwijderde het linkse standpunt zich van iedere vorm van een arbeidersbasis, aangezien werknemers met een laag inkomen het zwaarst werden getroffen door de sociaal-economische gevolgen van een aanhoudend lockdown-beleid, en het ook het meest waarschijnlijk was dat deze mensen buiten het arbeidsproces zouden komen te staan, terwijl de laptopklasse juist van Zoom profiteerde. Deze zelfde politieke breuklijnen kwamen aan de oppervlakte tijdens de uitrol van de vaccins, en nu ook weer tijdens de fase van de Covid-paspoorten. Het verzet daartegen wordt geassocieerd met rechts, terwijl mainstream links beide maatregelen doorgaans steunt. De oppositie wordt gedemoniseerd als een verwarde mengeling van anti-wetenschappelijk irrationalisme en individualistisch libertarisme.

Maar waarom heeft mainstream links uiteindelijk vrijwel alle Covid-maatregelen gesteund? Hoe is deze simplistische kijk op de relatie tussen gezondheid en economie ontstaan, een kijk die de spot drijft met decennia van (links georiënteerd) sociaal-wetenschappelijk onderzoek, waaruit blijkt hoe nauw welvaart en gezondheid met elkaar samenhangen? Waarom negeerde links de enorme toename van de ongelijkheid, de aanval op de armen, op arme landen, op vrouwen en kinderen, de wrede behandeling van ouderen, en de enorme toename van de rijkdom voor de rijkste individuen en bedrijven als gevolg van dit beleid? Hoe heeft links, in verband met de ontwikkeling en de verspreiding van vaccins, uiteindelijk het idee belachelijk kunnen maken dat er, gezien het geld dat op het spel staat en gezien het feit dat BioNTech, Moderna en Pfizer momenteel samen ruim duizend dollar per seconde verdienen aan de Covid-vaccins, mogelijk andere beweegredenen van de vaccinproducenten in het spel zouden kunnen zijn dan ʻhet algemeen belangʼ? En hoe is het mogelijk dat links, dat vaak het slachtoffer is van staatsrepressie, zich vandaag de dag niet bewust lijkt te zijn van de zorgwekkende ethische en politieke implicaties van de Covid-paspoorten?

Terwijl de Koude Oorlog samenviel met het tijdperk van de dekolonisatie en de opkomst van een wereldwijde antiracistische politiek, luidde het einde van de Koude Oorlog – afgezien van de symbolische triomf van de dekolonisatiepolitiek in de vorm van het einde van de apartheid – een existentiële crisis in voor de linkse politiek. De opkomst van de neoliberale economische hegemonie, de mondialisering en het transnationalisme van ondernemingen hebben alle drie de historische visie van links op de staat als motor van de herverdeling ondermijnd. Daarbij komt het besef dat, zoals de Braziliaanse theoreticus Roberto Mangabeira Unger heeft betoogd, links altijd het meest heeft geprofiteerd in tijden van grote crises – de Russische Revolutie profiteerde van de Eerste Wereldoorlog, en het welvaartskapitalisme van de nasleep van de Tweede Wereldoorlog. Deze geschiedenis kan gedeeltelijk de huidige houding van links verklaren: het verergeren van de crisis en het verlengen ervan door eindeloze beperkingen kan door sommigen worden gezien als een manier om de linkse politiek nieuw leven in te blazen na decennia van existentiële crisis.

Het gebrekkige inzicht van links in de aard van het neoliberalisme kan ook van invloed zijn geweest op de reactie van links op de crisis. De meeste linkse mensen zijn van mening dat het neoliberalisme heeft geleid tot een ʻterugtrekkingʼ of ʻuithollingʼ van de staat ten gunste van de markt. Zij interpreteerden het overheidsoptreden tijdens de pandemie dan ook als een welkome ʻterugkeer van de staat,ʼ een terugkeer die het volgens hen mogelijk zou kunnen maken om het anti-étatistische project van het neoliberalisme terug te draaien. Het probleem met dit betoog, zelfs als men de dubieuze logica ervan aanvaardt, is dat het neoliberalisme niet heeft geleid tot het verdwijnen van de staat. Integendeel, de omvang van de staat als percentage van het bbp is gedurende het neoliberale tijdperk blijven toenemen.

Dit zou niet als een verrassing mogen komen. Het neoliberalisme steunt net zozeer op uitgebreide staatsinterventie als het ʻKeynesianismeʼ dat deed, behalve dat de staat nu bijna uitsluitend ingrijpt om de belangen van het grootkapitaal te dienen – teneinde toezicht te kunnen houden op de arbeidersklasse, grote banken en bedrijven te kunnen redden die anders failliet zouden gaan, enz. In veel opzichten is het kapitaal tegenwoordig zelfs afhankelijker van de staat dan ooit. Zoals Shimshon Bichler en Jonathan Nitzan opmerken: ʻ[Naarmate het kapitalisme zich ontwikkelt, raken regeringen en grote ondernemingen steeds verder met elkaar verstrengeld. … De kapitalistische wijze van machtsuitoefening en de dominante-kapitaalcoalities die deze beheersen vereisen geen kleine overheden. In feite hebben ze in veel opzichten juist grotere overheden nodig.ʼ Het neoliberalisme van vandaag lijkt meer op een vorm van staatsmonopolie-kapitalisme – of corporatocratie – dan op het soort kleine staat-vrijemarkt-kapitalisme dat het vaak beweert te zijn. Dit verklaart mede waarom het steeds machtigere, interventionistische en zelfs autoritaire staatsapparaten heeft voortgebracht.

Dit op zich maakt het gejuich van links over een niet-bestaande ʻterugkeer van de staatʼ al beschamend naïef. En het ergste is dat links deze fout al eerder heeft gemaakt. Ook in de nasleep van de financiële crisis van 2008 bejubelden velen ter linkerzijde de grote overheidstekorten als ʻde terugkeer van Keynesʼ – terwijl die maatregelen in feite heel weinig te maken hadden met Keynes, die het gebruik van overheidsuitgaven adviseerde om volledige werkgelegenheid te bereiken, en in plaats daarvan bedoeld waren om de boosdoeners van de crisis, de grote banken, te ondersteunen. Ze werden ook gevolgd door een ongekende aanval op de sociale stelsels en de rechten van werknemers in heel Europa.

Iets soortgelijks gebeurt vandaag, nu overheidscontracten voor Covid-tests, persoonlijke beschermingsmiddelen, vaccins, en nu ook technologieën voor een vaccinpaspoort worden gegund aan transnationale bedrijven (vaak via duistere deals die rieken naar vriendjespolitiek). Ondertussen worden het leven en de bestaansmiddelen van de burgers overhoop gehaald door ʻhet nieuwe normaal.ʼ Dat links zich hier helemaal niet bewust van lijkt te zijn, is bijzonder raadselachtig. Het idee dat regeringen de neiging hebben crisissen uit te buiten om de neoliberale agenda verder te bestendigen, is immers een hoofdbestanddeel van veel recente linkse literatuur. Pierre Dardot en Christian Laval hebben bijvoorbeeld betoogd dat het bevorderen en in stand houden van crises onder het neoliberalisme een ʻregeringsmethodeʼ is geworden. Bekender is Naomi Klein, die in haar boek The Shock Doctrine uit 2007 (in het Nederlands verschenen als De Shockdoctrine) het idee van ʻrampenkapitalismeʼ heeft onderzocht. Haar centrale stelling is dat het op momenten van publieke angst en desoriëntatie makkelijker is om samenlevingen een nieuwe inrichting te geven: dramatische veranderingen in de bestaande economische orde, die normaal gesproken politiek onmogelijk zouden zijn, worden in hoog tempo doorgevoerd voordat het publiek de tijd heeft gehad om goed en wel te begrijpen wat er gebeurt.

Vandaag de dag is er sprake van een soortgelijke dynamiek. Neem bijvoorbeeld de hightech surveillancemaatregelen, de digitale IDʼs, het harde politieoptreden bij demonstraties en de versnelde invoering van wetten door regeringen om de uitbraak van het coronavirus tegen te gaan. Als we mogen afgaan op de recente geschiedenis, zullen overheden zeker een manier vinden om veel van deze noodmaatregelen permanent te maken – net zoals ze hebben gedaan met veel antiterrorismewetgeving na 9/11. Zoals Edward Snowden opmerkte: ʻAls we noodmaatregelen aangenomen zien, vooral vandaag, hebben ze de neiging om te blijven hangen. De noodtoestand heeft de neiging te worden uitgebreid.ʼ Dit bevestigt ook de ideeën over de ʻuitzonderingstoestandʼ van de Italiaanse filosoof Giorgio Agamben, die niettemin door mainstream links is verguisd vanwege zijn anti-lockdownstandpunt.

Uiteindelijk moet iedere vorm van overheidsingrijpen worden beoordeeld op waar dit werkelijk voor staat. Wij steunen overheidsingrijpen als het dient om de rechten van arbeiders en minderheden te bevorderen, om volledige werkgelegenheid te scheppen, om cruciale publieke diensten te garanderen, om de macht van het bedrijfsleven te beteugelen, om de disfunctionaliteit van de markten te corrigeren, en om de controle over cruciale industrieën over te nemen in het algemeen belang. Maar de afgelopen achttien maanden zijn we getuige geweest van precies het tegenovergestelde: een ongeëvenaarde versterking van transnationale bedrijfskolossen en hun oligarchen ten koste van werknemers en lokale bedrijven. Uit een vorige maand verschenen rapport op basis van gegevens van Forbes bleek dat alleen al de miljardairs in de VS hun rijkdom tijdens de pandemie met 2 biljoen dollar hebben zien toenemen.

Een andere linkse fantasie die door de realiteit aan het wankelen is gebracht, is het idee dat de pandemie een nieuwe collectieve geest zou inluiden, die in staat zou zijn decennia van neoliberaal individualisme te boven te komen. Integendeel: de pandemie heeft samenlevingen nóg meer verdeeld – tussen gevaccineerden en ongevaccineerden, en tussen degenen die de vruchten kunnen plukken van nieuwe vormen van werken en degenen die dat niet kunnen. Bovendien is een demos bestaande uit getraumatiseerde individuen – gescheiden van hun dierbaren, bang gemaakt voor elkaar als potentiële vectoren van ziekten, en doodsbang voor fysiek contact – niet bepaald een goede voedingsbodem voor collectieve solidariteit.

Maar misschien kan de reactie van links beter worden begrepen in individuele dan in collectieve termen. De klassieke psychoanalytische theorie heeft een duidelijk verband gelegd tussen genot en autoriteit: de ervaring van groot genot (verzadiging van het genotsprincipe) kan vaak gevolgd worden door een verlangen naar hernieuwde autoriteit en controle, gemanifesteerd door het ego of het ʻrealiteitsprincipe.ʼ Dit kan inderdaad een verstoorde vorm van genot opleveren. De laatste twee decennia van mondialisering hebben een enorme expansie te zien gegeven van het ʻervaringsgenot,ʼ zoals dat wordt gedeeld door de in toenemende mate transnationale mondiale progressieve klasse – waarvan velen zich, enigszins merkwaardig in historische termen, als links identificeerden (en inderdaad deze positie in toenemende mate overnamen van de traditionele arbeidersklasse-kiezers van links). Deze enorme toename van het genot en de ervaring daarvan door de progressieve klasse ging gepaard met een groeiend secularisme en het ontbreken van iedere erkende morele dwang of autoriteit. Vanuit het perspectief van de psychoanalyse is de steun van deze klasse voor de ʻCovid-maatregelenʼ in deze termen vrij makkelijk te verklaren, d.w.z. als de gewenste verschijning van een coterie van beperkende en autoritaire maatregelen die kunnen worden opgelegd om het genot te beknotten, binnen de strikte grenzen van een morele code waar er eerder een ontbrak.

Een andere factor die de omarming door links van de ʻCovid-maatregelenʼ verklaart, is haar blinde geloof in de ʻwetenschap.ʼ Dit heeft zijn wortels in het traditionele geloof van links in het rationalisme. Geloven in de onbetwistbare deugden van de wetenschappelijke methode is echter één ding – volledig onwetend zijn van de manier waarop de machthebbers de ʻwetenschapʼ exploiteren om hun agenda te bevorderen is iets heel anders. Een beroep kunnen doen op ʻharde wetenschappelijke gegevensʼ om je beleidskeuzen te rechtvaardigen is een ongelooflijk krachtig instrument in de handen van overheden – het is in feite de essentie van technocratie. Dit betekent echter dat de ʻwetenschapʼ zorgvuldig moet worden geselecteerd die je agenda ondersteunt – en dat alternatieve standpunten agressief moeten worden gemarginaliseerd, ongeacht hun wetenschappelijke waarde.

Dit gebeurt al jaren op het gebied van de economie. Is het echt zo moeilijk te geloven dat een dergelijke operatie vandaag de dag ook plaatsvindt als het gaat om de medische wetenschap? Niet volgens John P. Ioannidis, hoogleraar in de geneeskunde en epidemiologie aan de Stanford Universiteit. Ioannidis haalde begin 2021 de voorpaginaʼs toen hij, samen met enkele collegaʼs, een artikel publiceerde waarin hij beweerde dat er in epidemiologisch opzicht geen praktisch verschil bestond tussen landen die wel en landen die geen lockdown kenden. De reacties op dat artikel – en tegen Ioannidis in het bijzonder – waren hevig, vooral onder zijn collega-wetenschappers.

Dit verklaart zijn recente vernietigende kritiek op zijn eigen beroepsgroep. In een artikel getiteld ʻHow the Pandemic Is Changing the Norms of Scienceʼ merkt Ioannidis op dat de meeste mensen – vooral ter linkerzijde – schijnen te denken dat wetenschap werkt op basis van ʻde Mertoniaanse normen van communalisme, universalisme, belangeloosheid, en georganiseerd scepticisme.ʼ Maar helaas is dat niet hoe de wetenschappelijke gemeenschap in werkelijkheid te werk gaat, zo legt Ioannidis uit. Met de pandemie explodeerden de belangenconflicten tussen bedrijven – en toch werd erover praten anathema. Hij vervolgt: ʻConsultants die miljoenen dollars verdienden aan het adviseren van bedrijven en overheden kregen prestigieuze posities, macht en publieke lof, terwijl wetenschappers die pro bono werkten maar het waagden om dominante verhalen in twijfel te trekken, werden besmeurd als conflictzoekend. Georganiseerde scepsis werd gezien als een bedreiging voor de volksgezondheid. Er was een botsing tussen twee denkrichtingen, autoritaire volksgezondheid versus wetenschap – en de wetenschap verloor.ʼ

Uiteindelijk is de flagrante veronachtzaming en bespotting door links van de legitieme zorgen van mensen (over lockdowns, vaccins of Covid-paspoorten) beschamend. Niet alleen zijn deze zorgen geworteld in daadwerkelijke ontberingen, maar ze komen ook voort uit een begrijpelijk wantrouwen jegens overheden en instellingen die ontegenzeggelijk in de greep zijn van bedrijfsbelangen. Iedereen die voorstander is van een werkelijk progressief-interventionistische staat, zoals wij, moet zich deze zorgen serieus nemen – en ze niet verwerpen.

Maar waar het antwoord van links het meest tekortschiet, is op het wereldtoneel, waar het gaat om de relatie tussen de Covid-beperkingen en de toenemende armoede in het Mondiale Zuiden. Heeft links werkelijk niets te zeggen over de enorme toename van het aantal kinderhuwelijken, de ineenstorting van het onderwijs en de vernietiging van de formele werkgelegenheid in Nigeria, waar volgens het Staatsbureau voor de Statistiek 20 procent van de mensen hun baan is kwijtgeraakt tijdend de lockdowns? Hoe zit het met de realiteit dat Peru – dat een van de strengste lockdowns ter wereld kende – het land was met de hoogste Covid-sterftecijfers en het hoogste oversterftecijfer voor 2020? Over dit alles heeft links vrijwel niets gezegd. Dit moet worden gezien in relatie tot het overwicht van de nationalistische politiek op het wereldtoneel: het electorale falen van linkse internationalisten zoals Jeremy Corbyn betekende dat bredere mondiale kwesties weinig tractie hadden bij het overwegen van een breder links antwoord in het Westen op Covid-19.

Het is vermeldenswaard dat er ter linkerzijde uitzonderingen zijn geweest – radicaal-linkse en socialistische bewegingen die zich hebben uitgesproken tegen het dominante beheer van de pandemie. Hiertoe behoren Black Lives Matter in New York, de Left Lockdown Sceptics in the UK, Chileens stedelijk links, Wu Ming in Italië en niet in de laatste plaats de sociaal-democratisch-groene alliantie die momenteel in Zweden regeert. Maar het volledige spectrum van de linkse opinie werd genegeerd, deels door het kleine aantal linkse mediakanalen, maar ook door de marginalisering van afwijkende meningen, in de eerste plaats door mainstream links.

Dit is echter vooral een historisch falen van links geweest, dat rampzalige gevolgen zal hebben. Iedere vorm van een afwijkende mening zal waarschijnlijk opnieuw door (extreem-)rechts worden gedomineerd, waardoor iedere kans van links om de kiezers terug te winnen die het nodig heeft om de rechtse hegemonie omver te werpen, teniet wordt gedaan. Ondertussen houdt links vast aan een technocratie van deskundigen die ernstig wordt ondermijnd door wat een catastrofale aanpak van de pandemie in termen van sociaal progressivisme blijkt te zijn. Naarmate iedere vorm van levensvatbaar verkiesbaar links tot het verleden gaat behoren, zullen de discussies en de meningsverschillen, die de kern vormen van ieder echt democratisch proces, waarschijnlijk eveneens vervagen.

Vertaling: Menno Grootveld

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *