Categorieën
Politiek

Progressieven geven rechtse ʻdesinformatieʼ de schuld van onze problemen

Oorspronkelijke tekst (Engels): The Guardian, 19 maart 2021

fotografie: WikiPedia

door Thomas Frank

Thomas Frank is de auteur van The People, No: A Brief History of Anti-Populism. Hij is ook columnist voor de Guardian in de VS.

Op een dag in maart 2015 zat ik in een theater in New York City en maakte ik zorgvuldig aantekeningen toen een reeks personages, onder leiding van Hillary Clinton en Melinda Gates, de oogverblindende zonnestraal der bevrijding beschreef die onze kant op zou komen dankzij ondernemers, stichtingen en Silicon Valley. De presentatie die ik me het best herinner was die van een beroemde tv-acteur die enthousiast verhaalde over de wonderen van Twitter, Facebook en de rest: ʻHet maakt niet uit welk platform je verkiest,ʼ vertelde ze ons, ʻde sociale media hebben ons allemaal een buitengewone nieuwe wereld gegeven, waarin iedereen, ongeacht zijn of haar geslacht, zijn verhaal kan delen en verspreiden over gemeenschappen, continenten en computerschermen. Een hele nieuwe wereld zonder plafonds.ʼ

Het is nu zes jaar later, en progressieven kunnen niet wachten tot die buitengewone nieuwe wereld ophoudt te bestaan. Vandaag de dag weten we dat je door sociale media dingen krijgt als de leugenachtige tweets van Donald Trump, de QAnon-complottheorie en het Capitooloproer van 6 januari. Sociale media, zo weten we nu, zijn als een vulkaan van desinformatie, een non-stop wenteling in haat en leugens, gegenereerd voor de lol en de winst. Dezer dagen bepleiten progressieve politici openlijk bij de eigenaren van sociale media om er pleez toezicht op te houden, en om mensen te stoppen met het delen van hun valse en gevaarlijke verhalen.

Een ʻrealiteitscrisisʼ is de opzienbarende naam die een artikel in de New York Times onlangs aan deze troosteloze situatie gaf. Een ʻinformatiestoornisʼ is het meer medisch klinkende label dat andere gezaghebbende organen eraan hebben toegekend. Hoe dan ook, zo luidt de diagnose, wij Amerikanen verdrinken in de semiotische draaikolk. We zijn losgeraakt van de gedeelde materiële wereld en zijn onszelf kwijtgeraakt in een eindeloos doolhof van buitenlandse desinformatie en rechtse complottheorieën.

In reactie hierop heeft Joe Biden ons als natie opgeroepen om ʻde waarheid te verdedigen en de leugens te verslaan.ʼ Een gerenommeerde CNN-journalist pleit voor een ʻschadebeperkingsmodelʼ om de ʻinformatievervuilingʼ te minimaliseren en de ʻrationele standpuntenʼ te leveren die het publiek wil. Een schrijver van de New York Times heeft voorgesteld dat de president een federale ʻreality-tsaarʼ benoemt die de platformmonopolies in Silicon Valley zou moeten ʻhelpenʼ om de sirenenzang van QAnon te dempen en ons zo een nieuw tijdperk van oprechtheid in te leiden.

Tegenwoordig oefenen Democratische politici druk uit op iedereen met macht over de platforms om de propaganda van rechts een halt toe te roepen. Voormalige Democratische functionarissen schrijven opiniestukken waarin ze ons oproepen om ons over de vrije meningsuiting heen te zetten. Journalisten fantaseren over hoe makkelijk en pijnloos Silicon Valley verwerpelijke taal kan controleren en uitroeien. In een recente HBO-documentaire over dit onderwerp is de ene journalist na de andere te zien die beredeneert dat, omdat sociale media-platforms particuliere bedrijven zijn, het eerste amendement van de Amerikaanse grondwet niet op hen van toepassing is … en, zo neem ik aan, ook niet op de Amerikaanse traditie van vrije, ongebreidelde politieke meningsuiting.

Bij ontstentenis van een dergelijke censuur, zo wordt ons verteld, is het gevaar groot. In een verhaal over Steve Bannons aanhoudende Trumpistische podcasts vertelt ProPublica ons bijvoorbeeld dat ʻextremisme-deskundigen zeggen dat de retoriek nog steeds een alternatieve realiteit voedt die woede en cynisme kweekt, wat uiteindelijk tot geweld kan leiden.ʼ

In progressieve kringen heerst tegenwoordig een voelbare afschuw van de ongecureerde wereld, van gedachtespinsels die buiten de consensus bloeien, van ongeoorloofde stemmen die vrijelijk hun mening verkondigen in een arena waar geen moderator is aan wie iemand kan worden overgeleverd. De remedie voor slechte meningsuiting, zo geloven wij nu, is niet méér meningsuiting, zoals in de beroemde formule van rechter Brandeis, maar een ʻextremisme-deskundigeʼ die de wereld de mond snoert.

Wat een enorme opgave zal dat zijn! De Amerikaanse politieke cultuur is altijd al een zaak geweest van mythen, idealisme en een selectief geheugen. Verkopen, niet onderzoeken, is ons specifieke nationale talent. Hollywoodfilms, niet historici, schrijven onze heilige nationale heldendichten. Er waren al leugenaars te huur in dit land, lang voordat Roger Stone er was. Onze politiek is al sinds mensenheugenis een bad in bullshit. Mensen met de domste ideeën doen het fantastisch in dit land, als hun ideeën toevallig overeenkomen met wat de heersende klasse het liefst zou willen geloven.

ʻDebunkingʼ was hoe literair links vroeger reageerde op Amerikaʼs Niagara-waterval van onzin. Kritiek, analyse, spot en protest: dat waren onze wapens. We waren rationeel denkende sceptici, en we hadden enorm veel lol met het laten leeglopen van creationisten, gebedsgenezers, opgeblazen militaristen en allerhande leugenaars uit het bedrijfsleven.

Censuur en plaatsing op een zwarte lijst waren, op belangrijke uitzonderingen na, de wapens van puriteins rechts: dat waren hun middelen om uit te halen naar rapmuziek of suggestieve toneelstukken of naar linkse mensen die een betaalde baan hadden.

Wat verklaart die inperkingsmanie onder progressieven? Het meest voor de hand liggende antwoord is dat ze een excuus nodig hebben. Kijk maar naar de geschiedenis: rechts heeft de afgelopen decennia enorm veel succes geboekt, en het is waar dat het vermogen van conservatieven om hallucinante nep-populistische oproepen te doen hen daarbij heeft geholpen. Maar dat succes is ook te danken aan het feit dat de Democraten, vastbesloten om zichzelf tot de partij van de welgestelden en de hoger opgeleiden te maken, rechts de kans hebben gegeven om hiermee weg te komen.

Er zijn in de loop der jaren talloze momenten geweest waarop de Democraten deze domme strategie hadden kunnen heroverwegen en hun koers hadden kunnen wijzigen. Maar keer op keer kozen ze ervoor dat niet te doen en gaven ze van alles de schuld voor hun falen, behalve hun eigen glorieuze postindustriële visie. In 2016 kozen de Democraten er bijvoorbeeld voor om Rusland de schuld te geven van hun verlies bij de presidentsverkiezingen in plaats van in de spiegel te kijken. Bij andere gelegenheden verzekerden ze elkaar dat ze geen problemen hadden met witte arbeiders – totdat onweerlegbaar bleek dat ze dat wél hadden, waarna progressieven ervoor kozen om diezelfde mensen er de schuld van te geven dat ze werden afgewezen.

En nu kakelen we over een betreurenswaardige ʻinformatiestoornis.ʼ De Republikeinen hebben afgelopen november niet de verpletterende nederlaag geleden die ze verdienden; rechts is nog steeds even sterk als altijd; daarom zou de Trumpistische onwaarheid verantwoordelijk zijn voor de slecht functionerende publieke opinie. In geen geval zou dit het gevolg zijn van de zwakke prestaties van de Democraten zelf, en van hun weigering om de vervreemde miljoenen de hand te reiken met een soort FDR-achtige visie van sociale solidariteit.

Of misschien is deze nieuwe voorkeur voor censuur wel een indicatie dat de Democraten gezond zijn. Dit is immers een partij die decennialang elites uit het bedrijfsleven het hof heeft gemaakt, en nu is zij er eindelijk in geslaagd deze mensen voor zich te winnen, samen met het grootste deel van de welvarende gebieden waar deze mensen wonen. Progressieven foeteren en houden toezicht als een gekrenkte heersende klasse, omdat ze dat tot op zekere hoogte ook zijn. Steeds vaker vertegenwoordigen zij de goed opgeleide mensen die ons op de werkplek controleren, en steeds vaker gedragen zij zich ook zo.

Maar wat al dit gepraat over censuur werkelijk is, is het erkennen van een nederlaag – nog voordat de regering Biden feitelijk begonnen is. Het opgeven van de vrijheid van meningsuiting is wanhopen aan de rede zelf. (Desinformatie, zo lezen we in de New York Times, is ongevoelig voor kritisch denken). Het volk kan eenvoudigweg niet worden overtuigd; er is iets krachtigers nodig; het moet worden geleid door ons, de verlichten; en de eerste stap in zoʼn programma is het afsluiten van Amerikaʼs vele borrelende fonteinen van slechte praat.

Ik moet bekennen: iedere keer dat ik zoʼn verhaal lees waarin wij worden opgeroepen om de vrijheid van meningsuiting terzijde te schuiven, of waarin Mark Zuckerberg wordt opgeroepen die grote rode ʻmuteʼ-knop in te drukken om onze politieke tegenstanders de mond te snoeren, voel ik een golf van ongeloof over me heen komen. Progressieven geloven in vrijheid, zeg ik dan tegen mezelf. Dit kan toch niet echt gebeuren, niet in de VS.

Maar, mensen, het gebeurt wél. En de dwaasheid van dit alles tart ieder geloof. Zeggen dat dit rechts een onderwerp zal geven om campagne op te voeren is bijna té voor de hand liggend. Erop wijzen dat dit rechtse klassenfantasieën in de kaart speelt, vergt slechts een beetje meer fantasie. Zeggen dat dit een verraad is van alles waarvan we geleerd hebben dat progressief zijn voor stond – een verraad waar we nog jaren mee zullen moeten leven – is misschien een te complexe gedachte voor onze club ʻdeskundigen,ʼ maar het is niettemin waar.

Vertaling: Menno Grootveld

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *