Categorieën
Filosofie Politiek

Pleidooi voor een nieuw soort communisme

Oorspronkelijke tekst (Engels): The Philosophical Salon, 16 maart 2020

fotografie: How To Academy

door Slavoj Zizek

Slavoj Zizek (Slovenië, 1949) is een van de bekendste hedendaagse filosofen. Zijn werk is vooral beïnvloed door Hegel, Marx en Lacan. Hij noemt zichzelf een eurocentrisch marxist. Zijn nieuwe boek, ‘Als een dief op klaarlichte dag’, verschijnt in mei bij Starfish Books.

Veel progressieve en linkse commentatoren hebben opgemerkt hoe de coronavirus-epidemie dient om maatregelen van controle en toezicht te rechtvaardigen en te legitimeren die in een westerse democratische samenleving tot nu toe ondenkbaar waren. Is de totale lockdown in Italië niet een natte droom van totalitaire types die werkelijkheid is geworden? Geen wonder dat (althans zoals het er nu uitziet) China, dat al eerder op grote schaal allerlei manieren van gedigitaliseerde sociale controle heeft uitgeoefend, het best toegerust bleek te zijn om het hoofd te bieden aan catastrofale epidemieën. Betekent dit dat China, in ieder geval in sommige opzichten, onze toekomst is? Komen we in de buurt van een wereldwijde uitzonderingstoestand? Hebben de analyses van Giorgio Agamben een nieuwe actualiteit verkregen?

Het is niet verwonderlijk dat Agamben zelf deze conclusie trok: hij reageerde radicaal anders op de coronavirus-epidemie dan de meeste andere commentatoren. Hij betreurde de ʻpanische, irrationele en absoluut ongerechtvaardigde noodmaatregelen voor een vermeende coronavirus-epidemie,ʼ die slechts ʻeen soort griepʼ zou zijn, en vroeg: ʻWaarom doen de media en de autoriteiten hun uiterste best om een klimaat van paniek te creëren, waardoor een echte uitzonderingstoestand ontstaat, met ernstige beperkingen van de bewegingsvrijheid en de opschorting van de normale dagelijkse activiteiten in hele regioʼs als gevolg?ʼ

Agamben ziet de belangrijkste reden voor deze ʻdisproportionele reactieʼ in ʻde groeiende tendens om de uitzonderingstoestand als een normaal beleidsparadigma te gebruiken.ʼ De opgelegde maatregelen stellen de regering in staat onze vrijheden per decreet ernstig in te perken: ʻHet is overduidelijk dat deze beperkingen niet in verhouding staan tot de dreiging van wat volgens de NRC een normale griep is, die niet veel verschilt van die welke ons elk jaar treft. /… / We zouden kunnen zeggen dat nu het terrorisme is uitgeput als rechtvaardiging voor uitzonderlijke maatregelen, de uitvinding van een epidemie het ideale excuus is om dergelijke maatregelen onbeperkt te kunnen verruimen.ʼ De tweede reden is ʻde toestand van angst, die zich de laatste jaren heeft verspreid tot in het individuele bewustzijn van mensen en die zich vertaalt in een reële behoefte aan een toestand van collectieve paniek, waarvoor de epidemie opnieuw het ideale excuus biedt.ʼ

Agamben beschrijft een belangrijk aspect van het functioneren van het staatstoezicht bij actuele epidemieën. Maar er blijven vragen open: waarom zou de staatsmacht geïnteresseerd zijn in het bevorderen van een dergelijke paniek, die gepaard gaat met wantrouwen in de staatsmacht (ʻze zijn hulpeloos, ze doen niet genoeg…ʼ) en die de vlotte reproductie van kapitaal verstoort? Is het werkelijk in het belang van het kapitaal en de staatsmacht om een wereldwijde economische crisis op gang te brengen teneinde hun heerschappij nieuw leven in te blazen? Zijn de duidelijke tekenen dat niet alleen gewone mensen, maar ook de staatsmacht zelf in paniek is, zich volledig bewust van het feit dat zij de situatie niet onder controle heeft – zijn deze tekenen werkelijk slechts een list?

Agambens reactie is de extreme vorm van een wijdverbreide linkse houding van het interpreteren van de ʻoverdreven paniek,ʼ veroorzaakt door de verspreiding van het virus, als een mengeling van machtsuitoefening via sociale controle en elementen van regelrecht racisme (ʻgeef de schuld aan de natuur of aan Chinaʼ). Een dergelijke sociale interpretatie doet de realiteit van de dreiging echter niet verdwijnen. Dwingt deze realiteit ons om onze vrijheden effectief te kortwieken? Quarantaines en soortgelijke maatregelen beperken natuurlijk onze vrijheid, en nieuwe Assanges zijn hier nodig om mogelijk misbruik aan het licht te brengen. Maar de dreiging van een virusinfectie heeft ook een enorme impuls gegeven aan nieuwe vormen van lokale en mondiale solidariteit, en duidelijk gemaakt dat de macht zelf onder controle moet worden gehouden. De mensen hebben gelijk als ze de staatsmacht verantwoordelijk stellen: jullie hebben de macht, laat nu maar eens zien wat jullie kunnen! De uitdaging waar Europa voor staat, is te bewijzen dat wat China heeft gedaan ook op een transparantere en meer democratische manier kan:

ʻChina heeft maatregelen ingevoerd die West-Europa en de VS waarschijnlijk niet zullen tolereren, wellicht ten eigen nadele. Om het botweg te zeggen: het is een vergissing om alle vormen van detectie en modellering reflexmatig te interpreteren als ʻtoezichtʼ en actief bestuur als ʻsociale controle.ʼ We hebben een andere en meer genuanceerde woordenschat nodig.ʼ [1]

Alles hangt af van deze ʻmeer genuanceerde woordenschatʼ: de maatregelen die nodig zijn om een epidemie in te dammen moeten niet automatisch worden teruggebracht tot het gebruikelijke paradigma van toezicht en controle dat door denkers als Foucault werd gepropageerd. Wat ik vandaag meer vrees dan de maatregelen die door China (en Italië en…) worden toegepast, is dat deze landen de maatregelen zullen toepassen op een manier die niet zal werken om de epidemie in te dammen, terwijl de autoriteiten de ware feiten zullen manipuleren en verbergen.

Zowel alt-right als nep-links weigeren de volledige realiteit van de epidemie onder ogen te zien en maken er een oefening in sociaal-constructivistische reductie van, dat wil zeggen: ze hekelen haar vanwege haar sociale betekenis. Trump en zijn aanhangers houden herhaaldelijk staande dat de epidemie een complot is van de Democraten en China om hem de komende verkiezingen te laten verliezen, terwijl sommigen ter linkerzijde de door de staat en de volksgezondheidsinstanties voorgestelde maatregelen aan de kaak stellen als besmet door xenofobie, en daarom aandringen op het schudden van de handen, enz. Een dergelijke houding gaat voorbij aan de volgende paradox: geen handen schudden en in quarantaine gaan indien nodig, IS de hedendaagse vorm van solidariteit betonen.

Wie kunnen het zich vandaag de dag veroorloven om handen te schudden en elkaar te omhelzen? De bevoorrechten. Boccaccioʼs Decamerone staat vol met verhalen die verteld worden door een groep van zeven jonge vrouwen en drie jonge mannen die in een afgelegen villa net buiten Florence schuilen om te ontsnappen aan de pest die de stad teistert. Ook nu trekt de financiële elite zich terug in afgelegen zones en vermaakt zich daar met het vertellen van verhalen in Decamerone-stijl. (De ultra-rijken vliegen met privé-vliegtuigen naar exclusieve kleine eilanden in het Caribisch gebied). Wij, de gewone mensen, die met virussen zullen moeten zien te leven, worden gebombardeerd met de eindeloos herhaalde formule ʻGeen paniek!ʼ… om vervolgens alle feiten voorgeschoteld te krijgen die alleen maar paniek kunnen veroorzaken. De situatie lijkt op de toestand die ik me herinner uit mijn jeugd in een communistisch land: als overheidsfunctionarissen ons verzekerden dat er geen reden tot paniek was, zagen wij deze geruststelling allemaal als een duidelijk signaal dat zij zelf in paniek waren.

Maar paniek is geen goede manier om een echte dreiging het hoofd te bieden. Als we op panische wijze reageren, nemen we de dreiging niet al te serieus, maar bagatelliseren we die juist. Denk maar eens aan hoe belachelijk het is om buitensporig veel wc-papier te kopen: alsof het hebben van voldoende wc-papier belangrijk is als er sprake is van een dodelijke epidemie… Maar wat is dan wél een gepaste reactie op de coronavirusepidemie? Wat moeten we leren en wat moeten we doen om die serieus tegemoet te treden?

Toen ik opperde dat de coronavirusepidemie het communisme een nieuwe impuls zou kunnen geven, werd mijn bewering, zoals te verwacht was, belachelijk gemaakt. Hoewel het erop lijkt dat de krachtige aanpak van de crisis door de Chinese staat heeft gewerkt – in ieder geval veel beter dan wat er in Italië is gebeurd – heeft de oude autoritaire logica van communisten die aan de macht zijn ook duidelijk zijn beperkingen laten zien. Een daarvan is dat de angst om de machthebbers (en het publiek) met slecht nieuws te confronteren zwaarder weegt dan de werkelijke feiten. Dit was de reden dat degenen die voor het eerst melding maakten van een nieuw virus werden gearresteerd; inmiddels doen berichten de ronde dat er nu iets dergelijks aan de hand is:

ʻDe druk om China weer aan het werk te krijgen na de coronavirus-lockdown brengt een oude verleiding weer tot leven: het manipuleren van de feiten, zodat de hoge ambtenaren zien wat ze willen zien. Dit fenomeen doet zich voor in de provincie Zhejiang, een industrieel knooppunt aan de oostkust, op het gebied van het elektriciteitsverbruik. Minstens drie steden daar hebben lokale fabrieken doelstellingen gegeven voor het stroomverbruik; volgens ingewijden worden de gegevens gebruikt om een heropleving van de productie te laten zien. Dat heeft sommige bedrijven ertoe aangezet om hun machines te laten draaien, ook al blijven de fabrieken leeg.ʼ

We kunnen ook wel raden wat er zal gebeuren als de machthebbers dit bedrog opmerken: plaatselijke managers zullen worden beschuldigd van sabotage en zwaar worden gestraft, waardoor deze vicieuze cirkel van wantrouwen in stand wordt gehouden… Hier is een Chinese Julian Assange nodig om het publiek de verborgen kant van de manier waarop China met de epidemie omgaat te laten zien. Maar als dit niet het communisme is dat ik in gedachten heb, wat bedoel ik dan als ik het over communisme heb? Om dit te begrijpen volstaat het om de publieke verklaringen van de WHO te lezen. Hier is een recente:

WHO-directeur dr. Tedros Adhanom Ghebreyesus heeft donderdag gezegd dat hoewel de volksgezondheidsinstanties over de hele wereld de mogelijkheid hebben om de verspreiding van het virus met succes te bestrijden, de organisatie zich zorgen maakt dat in sommige landen het niveau van de politieke betrokkenheid niet overeenkomt met het dreigingsniveau. ʻDit is geen oefening. Dit is niet het moment om het op te geven. Dit is geen tijd voor excuses. Dit is een tijd om alles uit de kast te halen. Landen maken al decennia lang plannen voor dit soort scenarioʼs. Nu is het tijd om die plannen ten uitvoer te leggen,ʼ aldus Tedros. ʻDeze epidemie kan worden teruggedrongen, maar alleen aan de hand van een collectieve, gecoördineerde en alomvattende aanpak, die de hele machinerie van de overheid in werking stelt.ʼ

Je zou hieraan kunnen toevoegen dat een dergelijke alomvattende aanpak veel verder moet reiken dan de machinerie van afzonderlijke regeringen: hij zou tevens de lokale mobilisatie van mensen buiten de controle van de staat moeten omvatten, evenals een sterke en efficiënte internationale coördinatie en samenwerking. Als duizenden mensen in het ziekenhuis worden opgenomen voor ademhalingsproblemen, zal een heel groot aantal beademingsapparaten nodig zijn, en om die te kunnen verkrijgen zou de staat direct moeten ingrijpen, op dezelfde manier als wanneer er in oorlogsomstandigheden duizenden geweren nodig zijn. En de staat zou moeten vertrouwen op de samenwerking met andere staten. Net als bij een militaire campagne moet informatie worden gedeeld en moeten plannen volledig worden gecoördineerd – DIT is wat ik bedoel als ik zeg dat we vandaag de dag ʻcommunismeʼ nodig hebben, of zoals Will Hutton het formuleerde: ʻNu is een vorm van ongereguleerde mondialisering, gebaseerd op de vrije markt, met zijn neiging om crises en pandemieën te veroorzaken, duidelijk aan het sterven. Maar een andere vorm, die de onderlinge afhankelijkheid en het primaat van een op bewijzen gebaseerde collectieve actie erkent, wordt geboren.ʼ Wat nu nog overheerst is de houding van ʻieder land voor zichzelfʼ: ʻEr zijn nationale verbodsbepalingen op de export van belangrijke producten zoals medische benodigdheden, terwijl landen terugvallen op hun eigen analyse van de crisis en er sprake is van lokale tekorten en lukrake, primitieve benaderingen van de indamming van het virus.ʼ

De coronavirus-epidemie geeft niet alleen de grens aan van de mondialisering van de markt, maar tevens de nog dodelijker grens van het nationalistische populisme, dat aandringt op volledige staatssoevereiniteit. Het is afgelopen met ʻAmerika (of wie dan ook) eerst!,ʼ aangezien Amerika alleen nog gered kan worden door wereldwijde coördinatie en samenwerking. Op dit punt ben ik geen utopist; ik doe geen beroep op een geïdealiseerde solidariteit tussen mensen. Integendeel, de huidige crisis laat duidelijk zien hoe wereldwijde solidariteit en samenwerking in het belang zijn van het voortbestaan van iedereen en van ieder van ons, en hoe dit het enige rationeel-egoïstische is dat we kunnen doen. En het gaat niet alleen om het coronavirus: China zelf kampte een paar maanden geleden met een enorme uitbraak van de varkenspest, en wordt nu bedreigd door het vooruitzicht van een sprinkhaneninvasie. Plus, zoals Owen Jones heeft opgemerkt: de klimaatcrisis doodt veel meer mensen over de hele wereld dan het coronavirus, maar daar is geen paniek over…

Vanuit een cynisch vitalistisch standpunt zou je geneigd zijn het coronavirus te zien als een heilzame infectie, die de mensheid in staat stelt zich te ontdoen van de ouderen, zieken en zwakkeren, als het uit de grond trekken van half verrot onkruid, waardoor het bijdraagt aan de mondiale gezondheid. De brede communistische benadering die ik voorsta is de enige manier om een dergelijk primitief vitalistisch standpunt achter ons te laten. Tekenen die duiden op het beknotten van de onvoorwaardelijke solidariteit zijn al te zien in de lopende debatten, zoals blijkt uit het volgende bericht over de rol van ʻdrie wijzenʼ als de epidemie een nóg catastrofalere wending neemt in Groot-Brittannië: ʻNHS-patiënten kan levensreddende zorg worden ontzegd tijdens een ernstige uitbraak van het coronavirus in Groot-Brittannië, als intensive care-afdelingen het moeilijk hebben, zo hebben artsen gewaarschuwd. Op grond van het protocol van de ʻdrie wijzenʼ kan in ieder ziekenhuis aan drie consultants gevraagd worden beslissingen te nemen over het rantsoeneren van de zorg, zoals beademingsapparaten en bedden, in het geval dat de ziekenhuizen worden overspoeld met patiënten.ʼ Op welke criteria zullen deze ʻdrie wijzenʼ zich baseren? Het opofferen van de oudsten en zwaksten? En zal deze toestand dan geen ruimte scheppen voor immense corruptie? Wijzen dergelijke procedures er niet op dat we ons opmaken voor de tenuitvoerlegging van de meest meedogenloze logica van de overleving van de sterksten? Dus, nogmaals: de uiteindelijke keuze gaat tussen dít of een nieuwe vorm van het communisme.

Maar de dingen gaan nog veel dieper dan dat. Wat ik vooral vervelend vind is hoe, als onze media een sluiting of annulering van iets aankondigen, ze daar in de regel een vaste tijdsbeperking aan toevoegen, zoals in de formule ʻde scholen zijn gesloten tot 4 april.ʼ De verwachting is dat, na de piek die nu snel moet komen, alles weer normaal zal worden. In die zin werd mij al meegedeeld dat een universiteitssymposium slechts tot september zou worden uitgesteld… Het addertje onder het gras is dat, zelfs wanneer het leven uiteindelijk weer normaal wordt, het nooit meer hetzelfde ʻnormaalʼ zal zijn als vóór de uitbraak: de dingen waaraan we gewend waren als onderdeel van ons dagelijks leven zullen niet meer als vanzelfsprekend worden beschouwd; we zullen moeten leren een veel fragieler leven te leiden, met constante bedreigingen die om de hoek op de loer liggen.

Daarom kunnen we verwachten dat virale epidemieën onze meest elementaire interacties met andere mensen en objecten in onze omgeving zullen beïnvloeden, inclusief onze eigen lichamen: raak geen dingen aan die (onzichtbaar) ʻviesʼ kunnen zijn, raak geen hoeken en deurklinken aan, ga niet op openbare toiletten zitten of op banken in openbare gelegenheden, omhels anderen niet en geef hen geen hand… En wees ook voorzichtig hoe je met je eigen lichaam en je eigen spontane gebaren omgaat: raak je neus niet aan en wrijf niet in je ogen – kortom, speel niet met jezelf. Het zijn dus niet alleen de staat en andere instanties die ons zullen controleren; we moeten leren om onszelf te controleren en te disciplineren! Misschien zal alleen de virtuele realiteit straks nog als veilig worden beschouwd, en zal het vrij bewegen in de open ruimte beperkt blijven tot de eilanden die eigendom zijn van de ultra-rijken.

Maar zelfs daar, op het niveau van de virtuele realiteit en het internet, moeten we onszelf eraan herinneren dat de termen ʻvirusʼ en ʻhet viraleʼ de laatste decennia vooral zijn gebruikt om digitale virussen mee aan te duiden die onze webruimte besmetten en waarvan we ons niet bewust waren, althans niet totdat hun vernietigende kracht (om bijvoorbeeld onze gegevens of onze harde schijf te vernietigen) werd ontketend. Wat we nu zien is een massale terugkeer naar de oorspronkelijke, letterlijke betekenis van de term: virale infecties gaan in beide dimensies, de echte en de virtuele, hand in hand.

We zullen dus onze hele houding tegenover het leven moeten veranderen, en tegenover ons bestaan als levende wezens tussen andere levensvormen. Met andere woorden: als we ʻfilosofieʼ begrijpen als de term voor onze basisoriëntatie in het leven, zullen we een ware filosofische revolutie moeten ervaren. Misschien kunnen we iets leren over onze reacties op de coronavirus-epidemie van Elisabeth Kübler-Ross, die in haar On Death and Dying het beroemde schema van de vijf stadia heeft gepresenteerd van hoe we reageren als we horen dat we een terminale ziekte hebben: ontkenning (je weigert eenvoudigweg het feit te accepteren: ʻDit kan mij niet overkomenʼ); boosheid (die tot uitbarsting komt als we het feit niet langer kunnen ontkennen: ʻHoe kan mij dit nu overkomen?ʼ); onderhandelen (de hoop dat we het feit op de een of andere manier kunnen uitstellen of minder erg kunnen laten zijn: ʻLaat me gewoon leven om mijn kinderen te zien afstuderenʼ); depressie (libidinale desinvestering: ʻIk ga dood, dus waarom zou ik me nog ergens mee bemoeien?ʼ); aanvaarding (ʻIk kan er niet tegen vechten, dus ik kan me er net zo goed op voorbereidenʼ.) Later paste Kübler-Ross dit schema toe op iedere vorm van catastrofaal persoonlijk verlies (werkloosheid, de dood van een geliefde, echtscheiding, drugsverslaving), en benadrukte ze ook dat ze zich niet noodzakelijkerwijs in dezelfde volgorde hoeven voor te doen, en dat niet alle vijf stadia door alle patiënten op dezelfde manier ervaren worden.

Je kunt dezelfde vijf stadia onderscheiden als een samenleving geconfronteerd wordt met een of andere traumatische breuk. Laten we de dreiging van een ecologische catastrofe nemen: eerst hebben we de neiging om die te ontkennen (het is gewoon paranoia, wat er gebeurt zijn de gebruikelijke schommelingen in de weerpatronen); dan komt de woede (op de grote bedrijven die ons milieu vervuilen, op de overheid die de gevaren negeert), gevolgd door onderhandelen (als we ons afval recyclen, kunnen we misschien wat tijd kopen; bovendien zitten er ook goede kanten aan: we kunnen straks groenten op Groenland verbouwen, schepen zullen veel sneller goederen van China naar de VS kunnen vervoeren via de noordelijke route, er komt nieuw vruchtbaar land beschikbaar in het noorden van Siberië door het smelten van de permafrost…), depressie (het is te laat, we zijn verdoemd…), en, tenslotte, aanvaarding: we hebben te maken met een ernstige dreiging en we zullen onze hele manier van leven moeten veranderen!

Hetzelfde geldt voor het toenemende gevaar van digitale controle over ons leven: eerst hebben we de neiging om die te ontkennen (het is overdreven, linkse paranoia, geen enkele instantie kan onze dagelijkse activiteiten controleren…), dan barsten we uit in woede (op grote bedrijven en geheime staatsinstanties die ons beter kennen dan wij onszelf en die deze kennis gebruiken om ons te controleren en te manipuleren), gevolgd door onderhandelen (de autoriteiten hebben het recht om naar terroristen te zoeken, maar niet om onze privacy te schenden…), depressie (het is te laat, onze privacy is verloren, de tijd van persoonlijke vrijheden is voorbij), en, tenslotte, aanvaarding: digitale controle is een bedreiging voor onze vrijheid; we moeten het publiek bewust maken van alle dimensies ervan en ons inzetten voor de bestrijding!

Zelfs op het gebied van de politiek geldt hetzelfde voor degenen die getraumatiseerd zijn door het presidentschap van Trump: eerst was er ontkenning (maak je geen zorgen, Trump doet alleen maar alsof, er zal niets echt veranderen als hij aan de macht is), gevolgd door woede (op de duistere krachten die hem in staat stelden de macht te grijpen, op de populisten die hem steunen en een bedreiging vormen voor onze morele inhoud…), onderhandelen (alles is nog niet verloren, misschien kan Trump nog worden ingedamd, laten we gewoon wat van zijn excessen tolereren…), depressie (we zijn op de weg naar het fascisme, de democratie gaat verloren in de VS), en aanvaarding: er is een nieuw politiek regime in de VS, de goede oude tijd van de Amerikaanse democratie is voorbij, laten we het gevaar onder ogen zien en rustig plannen hoe we het populisme van Trump kunnen overwinnen…

In de middeleeuwen reageerde de bevolking van een getroffen stad op vergelijkbare wijze op de komst van de pest: eerst ontkenning, dan boosheid (op ons zondige leven waarvoor we gestraft worden, of zelfs op de wrede God die dit heeft toegestaan), dan onderhandelen (het is niet zo erg, laten we gewoon degenen die ziek zijn uit de weg gaan…), dan depressie (ons leven is voorbij…), vervolgens, interessant genoeg, orgieën (laten we, omdat ons leven voorbij is, er nog alle mogelijke pleziertjes uit halen – drank, seks…), en, tenslotte, aanvaarding: Hier zijn we dan, laten we ons zo veel mogelijk gedragen alsof het normale leven doorgaat…

En is dit niet ook de manier waarop we omgaan met de coronavirus-epidemie die eind 2019 is uitgebroken? Eerst was er de ontkenning (er is niets ernstigs aan de hand, een paar onverantwoordelijke individuen verspreiden alleen maar paniek); daarna woede (doorgaans in racistische of anti-etatistische vorm: die smerige Chinezen zijn schuld, onze staat is niet efficiënt…); vervolgens onderhandelen (okee, er zijn een paar slachtoffers, maar het is minder ernstig dan SARS, en we kunnen de schade beperken…); maar als dat niet blijkt te werken, ontstaat er een depressie (laten we onszelf niet voor de gek houden, we zijn allemaal verdoemd). Maar hoe zou aanvaarding er kunnen uitzien? Het is vreemd dat de epidemie een kenmerk gemeen heeft met de jongste ronde van sociale protesten (in Frankrijk, in Hong Kong…): die komen niet tot uitbarsting en verdwijnen vervolgens weer; ze blijven juist aanhouden, waardoor ze permanente angst en kwetsbaarheid in ons leven brengen. Maar deze aanvaarding kan twee kanten op gaan. Het kan louter de her-normalisatie van ziekte betekenen: okee, er zullen mensen sterven, maar het leven zal doorgaan, en misschien zijn er zelfs enkele goede neveneffecten… Of de aanvaarding kan (en moet) ons ertoe aanzetten om ons te mobiliseren zonder paniek en illusies, om te handelen in collectieve solidariteit.

Wat we moeten accepteren, waar we ons mee moeten verzoenen, is dat er een onderlaag van het leven is – het ondode, stompzinning repetitieve, pre-seksuele leven van virussen, dat er altijd al is geweest en dat altijd bij ons zal blijven, als een donkere schaduw, die een bedreiging vormt voor onze overleving, tot uitbarsting komend wanneer we het het minst verwachten. En op een nog algemener niveau herinneren virusepidemieën ons aan de ultieme toevalligheid en zinloosheid van het leven: het maakt niet uit welke grootse geestelijke bouwwerken wij als mensheid kunnen optrekken, want een stompzinnig natuurlijk toeval als een virus of een asteroïde kan er zo een einde aan maken… Om nog maar te zwijgen van de les van de ecologie die inhoudt dat wij, als mensheid, ook onbewust kunnen bijdragen aan dit doel.

Om dit punt te verduidelijken moet ik schaamteloos een populaire definitie citeren: virussen zijn ʻinfectieuze agentia, meestal ultramicroscopisch klein, die bestaan uit nucleïnezuur, RNA of DNA, binnen een omhulsel van eiwit: ze infecteren dieren, planten en bacteriën, en reproduceren zich uitsluitend binnen levende cellen: virussen worden beschouwd als niet-levende chemische eenheden, maar soms ook als levende organismen.ʼ Deze oscillatie tussen leven en dood is cruciaal: virussen zijn noch levend, noch dood in de gebruikelijke zin van het woord. Ze zijn de levende doden: een virus is levend door zijn drang tot replicatie, maar het is wel een soort leven op nulniveau, een biologische karikatuur, niet zozeer in de zin van de drang naar de dood als wel van het leven op het meest stompzinnige niveau van herhaling en vermenigvuldiging. Virussen zijn echter geen elementaire levensvorm waaruit complexere vormen zijn ontstaan. Ze zijn puur parasitair; ze vermenigvuldigen zich door meer ontwikkelde organismen te infecteren (als een virus ons, mensen, infecteert, dienen we gewoon als kopieermachine). Het is in dit toeval der tegengestelden – het elementaire en het parasitaire – dat het mysterie van virussen schuilt: ze zijn een voorbeeld van wat Schelling ʻder nie aufhebbare Restʼ noemde, een restant van de allerlaagste levensvorm die opduikt als een product van het slecht functioneren van hogere vermenigvuldigingsmechanismen en hen blijft achtervolgen (infecteren), een restant dat nooit kan worden gereïntegreerd als het ondergeschikte element van een hoger levensniveau.

Hier stuiten we op wat Hegel ʻspeculatief oordeelʼ noemt, een bevestiging van de identiteit van het hoogste en het laagste. Hegels bekendste voorbeeld is ʻde Geest als een bot,ʼ uit zijn analyse van de frenologie in zijn Fenomenologie van de Geest; ons voorbeeld zou moeten zijn ʻde Geest als een virusʼ. Is de menselijke geest niet ook een soort virus dat parasiteert op het menselijke dier, het uitbuit voor zijn eigen zelf-reproductie en het soms dreigt te vernietigen? En voor zover het medium van de geest de taal is, mogen we niet vergeten dat de taal op zijn meest elementaire niveau ook iets mechanisch is, een kwestie van regels die we moeten leren en volgen.

Richard Dawkins beweerde dat memes ʻvirussen van de geestʼ zijn, parasitaire entiteiten die de menselijke geest ʻkoloniserenʼ en die gebruiken als een middel om zich te vermenigvuldigen. Het is een idee waarvan de bedenker niemand minder dan Leo Tolstoj was. Tolstoj wordt meestal gezien als een veel minder interessante auteur dan Dostojevski – een hopeloos achterhaalde realist voor wie in principe geen plaats is in de moderniteit, in tegenstelling tot Dostojevskiʼs existentiële angst. Maar misschien is de tijd gekomen om Tolstoj en zijn unieke theorie over kunst en de mensheid in het algemeen volledig te rehabiliteren: daarin treffen we echoʼs aan van Dawkinsʼ notie van memes. ʻEen persoon is een hominide met een geïnfecteerd brein, dat miljoenen culturele symbionten herbergt, en de voornaamste enablers daarvan zijn de symbiont-systemen die bekend staan als talenʼ[2] – is deze passage uit Dennett niet puur Tolstoj? De basiscategorie van Tolstojs antropologie is infectie: een menselijk subject is een passief, leeg medium dat geïnfecteerd is door affectieve culturele elementen die zich, net als besmettelijke bacillen, van het ene individu naar het andere verspreiden. En Tolstoj gaat hier helemaal tot het naadje: hij stelt tegenover deze verspreiding van affectieve infecties geen ware spirituele autonomie; hij stelt geen heldhaftige visie voor van het opvoeden van zichzelf tot een volwassen autonoom ethisch subject, door middel van het wegwerken van besmettelijke bacillen. De enige strijd is de strijd tussen goede en slechte infecties: het christendom zelf is een infectie, zij het – voor Tolstoj – een weldadige.

Misschien is dit wel het meest verontrustende dat we kunnen leren van deze virusepidemie: als de natuur ons met virussen aanvalt, komt dat in zekere zin neer op het retourneren van onze eigen boodschap. Die boodschap luidt: wat je mij hebt aangedaan, doe ik jou nu aan.

Noten:

[1] Benjamin Bratton, persoonlijke communicatie.

[2] Daniel Dennett, Freedom Evolves, London: Penguin Books 2004, blz. 173.

Vertaling Menno Grootveld

Categorieën
Filosofie Politiek

Een korte opheldering

Oorspronkelijke tekst (Italiaans): Quodlibet, 17 maart 2020
English translation

fotografie: The Europe Graduate School

Giorgio Agamben is een Italiaanse filosoof die vooral bekend is door zijn werk waarin hij de concepten van de uitzonderingstoestand, levensvorm (ontleend aan Ludwig Wittgenstein) en homo sacer onderzoekt. Agambens filosofie is diepgaand beïnvloed door enerzijds Martin Heidegger, bij wie hij colleges volgde en anderzijds Walter Benjamin, wiens werk hij in het Italiaans vertaalde. De bundel A che punto siamo? met zijn corona-essays, waarvan dit het derde is, verschijnt binnenkort bij Starfish Books.

Opmerking van de Engelse vertaler (Adam Kotsko): Giorgio Agamben heeft mij gevraagd dit korte essay te vertalen, dat een indirect antwoord is op de controverse rondom zijn artikel over de Italiaanse reactie op het coronavirus.

Angst is een slechte raadgever, maar zorgt er wel voor dat je veel dingen gaat zien waarvan je had voorgewend ze niet te kúnnen zien. Het eerste dat de golf van paniek die ons land heeft verlamd vooral heel duidelijk heeft aangetoond is dat onze samenleving niet meer gelooft in iets anders dan het naakte leven. Het is duidelijk dat de Italianen bereid zijn vrijwel alles op te offeren – hun normale levensomstandigheden, sociale relaties, werk, zelfs vriendschappen, liefdes en religieuze en politieke overtuigingen – om maar niet ziek te worden. Het naakte leven – en de angst om dat te verliezen – is niet iets dat mensen verenigt, het verblindt en scheidt hen. Net als bij de pestepidemie die wordt beschreven in de roman van Alessandro Manzoni worden andere mensen nu alleen nog maar gezien als mogelijke verspreiders van de ziekte, die ten koste van alles gemeden moeten worden en waarvan je minstens een meter afstand moet houden. De doden – onze doden – hebben geen recht op een begrafenis en het is niet duidelijk wat er met de lichamen van onze geliefden gebeurt. Onze buren zijn weggevaagd en het is merkwaardig dat de kerken zwijgen over deze kwestie. Hoe zullen de menselijke relaties zich ontwikkelen in een land dat eraan gewend is geraakt om wie weet hoe lang nog op deze manier te moeten leven? En wat is een samenleving waard die geen andere waarde kent dan overleven?

Het andere ding dat door de epidemie naar voren komt is niet minder verontrustend. Dat is het feit dat de uitzonderingstoestand, waaraan regeringen ons al lange tijd hebben laten wennen, in wezen de normale toestand is geworden. Er zijn in het verleden ernstigere epidemieën geweest, maar niemand heeft er toen ooit aan gedacht een noodtoestand zoals deze uit te roepen, die ons zelfs verhindert om te bewegen. Mensen zijn er nu zó aan gewend geraakt in omstandigheden van voortdurende crisis en in een permanente noodtoestand te leven dat ze niet meer lijken te beseffen dat hun leven is teruggebracht tot iets puur biologisch, zonder enige sociale en politieke, laat staan menselijke en affectieve dimensie. Een samenleving die in een permanente noodtoestand verkeert kan geen vrije samenleving zijn. We leven feitelijk in een samenleving die om zogenoemde ʻredenen van veiligheidʼ de vrijheid heeft opgeofferd en zichzelf derhalve heeft veroordeeld tot het leven in een permanente staat van angst en onzekerheid.

Geen wonder dat er sprake is van een oorlog tegen het virus. De noodmaatregelen dwingen ons te leven in een staat van beleg. Maar een oorlog tegen een onzichtbare vijand die in ieder ander mens kan schuilen, is de meest absurde oorlog die maar mogelijk is. In werkelijkheid is dit een burgeroorlog. De vijand is niet daarbuiten, maar zit in ons.

Wat mij zorgen baart is niet alleen het heden, maar vooral ook de toekomst. Net zoals oorlogen ons een reeks onheilspellende technologieën hebben nagelaten, van prikkeldraad tot kerncentrales, is het ook nu meer dan waarschijnlijk dat mensen na deze gezondheidscrisis zullen proberen de experimenten voort te zetten die de regeringen nog niet hebben kunnen uitvoeren: digitale apparatuur zal de plaats innemen van onze fysieke aanwezigheid in scholen en universiteiten, en de publieke ruimte zal – met de nodige voorzorgsmaatregelen – beperkt blijven tot de privé-sfeer van de woning. Met andere woorden, het gaat hier om niets meer of minder dan de afschaffing van iedere vorm van publieke ruimte.

Vertaling: Menno Grootveld

Categorieën
Politiek

Het coronavirus heeft populistisch rechts niet verslagen

Oorspronkelijke tekst (Engels): The Guardian, 1 april 2020

fotografie: Pluto books

door Paolo Gerbaudo

Paolo Gerbaudo is politiek theoreticus en de directeur van het Centre for Digital Culture aan King’s College London. Hij is de auteur van The Digital Party (Pluto Press, 2018)

Populistisch rechts heeft zijn electorale kracht gebaseerd op luidruchtigheid en arrogant zelf-vertrouwen. Maar temidden van de coronavirus-pandemie lijken figuren als Donald Trump, Boris Johnson en Jair Bolsonaro in verwarring. Ze houden ofwel wanhopig vast aan de schijn van normaliteit (het is maar een griepje), of hebben zich al gedwongen gezien om beschamende U-bochten te maken door de ernst van de crisis alsnog te erkennen.

Boris Johnson moest de strategie van de ʻgroepsimmuniteitʼ van zijn regering loslaten toen uit nieuw wetenschappelijk bewijsmateriaal was gebleken wat de verschrikkelijke kosten aan mensenlevens zouden kunnen zijn. Hij bleek onlangs zelf met het virus besmet, en wordt nu beticht van zelfgenoegzaamheid en gebrek aan leiderschap. In Italië lijkt Matteo Salvini, de leider van de extreem-rechtse Liga en voormalig vice-premier, uit het veld geslagen nu hij niet in staat is zich voor te doen als de verantwoordelijke staatsman waar deze crisis om vraagt; zijn ongezouten kritiek op de regering heeft hem zelfs de benaming ʻonpatriottischʼ opgeleverd. In Frankrijk lijkt Marine Le Pen geheel en al uit de media te zijn verdwenen, terwijl de vasthoudendheid van Bolsonaro bij het ontkennen van de crisis hem in een steeds geïsoleerdere positie heeft doen belanden.

In de VS heeft Trump een zigzag-strategie gevoerd. Na het belang van het virus wekenlang gebagatelliseerd te hebben, zag hij zich gedwongen een nationale noodtoestand uit te roepen. Nadat hij vorige week op zijn schreden was teruggekeerd en had beweerd dat de ʻlockdownʼ met Pasen zou eindigen om schade aan de economie te voorkomen, heeft hij nu toegegeven dat het zeker tot eind april zal duren voor het zover is. Het is waar dat zijn populariteit is gestegen, net zoals dat met George W Bush is gebeurd na 11 september 2001. Maar Trump maakt zich duidelijk zorgen over de electorale gevolgen van een enorme hoeveelheid sterfgevallen en een recessie met een werkloosheid van mogelijk ruim 20%.

De problemen waarmee de nationale populisten kampen zijn geen verrassing als we bedenken dat zij weinig op hebben met de domeinen die de kern van deze crisis uitmaken: die van de gezondheidszorg, de sociale voorzieningen en de wetenschap. Op het front van de gezondheidszorg legt de crisis de dwaasheid bloot van tientallen jaren van onderfinanciering en privatisering van het gezondheidszorgstelsel. Trump, Johnson en Salvini moeten beschamende vragen beantwoorden als het gaat om hun staat van dienst als vijanden van de openbare gezondheidszorg. Bovendien vraagt de crisis om een grote verandering van het economisch beleid, die op gespannen voet staat met de ideologische uitgangspunten van het nationaal-populisme, waarin chauvinisme op het culturele front wordt gecombineerd met een ultra-neoliberaal beleid op het economische front.

De overduidelijke behoefte aan staatsbescherming voor strategische nationale bedrijfstakken, te beginnen met die voor medische apparatuur en farmaceutische producten, is geen anathema voor nationaal-populisten, die het handelsprotectionisme al hebben omarmd. Maar populistisch rechts heeft zich krachtig gekeerd tegen allerlei sociale voorzieningen, die nu noodzakelijk zijn om een sociale catastrofe te voorkomen. Nadat ze deze voorzieningen herhaaldelijk hebben gebrandmerkt als ʻgevaarlijkʼ en ʻanti-patriottischʼ bevinden deze politici zich inmiddels in de netelige positie om ze te moeten omarmen.

Een ander lijk in de kast is de minachting van de nationaal-populisten voor de wetenschap. De coronacrisis confronteert ons met een dreiging die het best kan worden begrepen en op waarde kan worden geschat via de lens van de wetenschap. Epidemiologen en virologen figureren prominent in de media, en het publiek volgt lijdzaam hun aanbevelingen op. Het is onduidelijk of dit zal leiden tot groter publiek vertrouwen in de wetenschap en een erosie van de anti-wetenschappelijke houding waar nationaal-populistische leiders mee hebben gespeeld. Maar het is te verwachten dat burgers meer notie zullen nemen van de risicoʼs die door wetenschappers zijn gesignaleerd, inclusief die van de klimaatcrisis, die eveneens de verspreiding van ziekten zal bespoedigen.

Nationaal-populisten staan erom bekend dat ze de angsten van mensen aanwakkeren. Maar de angsten die nu de boventoon voeren zijn niet het soort angsten die deze leiders het best weten te exploiteren. Doordat de problemen op het gebied van de gezondheidszorg en de economie zo urgent zijn is de migratie – de grootste vijand van populistisch rechts – op de prioriteitenlijst gedaald. Reisverboden, en het feit dat Europa en de VS de huidige brandhaard van de pandemie zijn, leiden tot een daling van de migratie naar deze regioʼs. In feite zijn we nu getuige van een historische ommekeer, waarbij Mexico erop uit is om de grens met de VS te sluiten en Afrikaanse landen vluchten uit Europa opschorten, terwijl Britse boeren chartervluchten organiseren om landarbeiders uit Oost-Europa binnen te halen om te voorkomen dat hun groente en fruit niet kan worden geoogst. Maar als de mondiale crisis resulteert in een nieuwe migratiegolf zoals die van 2015, kan dit scenario drastisch veranderen – de nationaal-populisten zullen dan proberen hun verhaal van kosmopolitische mondialisering te rechtvaardigen als een gevaarlijke oorzaak van allerlei soorten kwaden.

Als de coronacrisis populistisch rechts tijdelijk in verwarring heeft gebracht, betekent dit nog niet dat deze stroming nu is verslagen. Het zou een grote vergissing van links zijn om te geloven dat deze crisis in haar voordeel zal uitwerken. De coronacrisis zal zeker worden gevolgd door een diepe economische crisis, die meer zal lijken op de Grote Depressie van de jaren dertig van de vorige eeuw dan op de financiële crisis van 2008. Populistisch rechts heeft al aangetoond in staat te zijn misbruik te maken van de wanhoop van mensen en zondebokken te vinden voor economische kwalen. Verwacht mag worden dat het nu dezelfde kant zal opgaan, als het al niet nóg venijniger zal worden.

De autoritaire maatregelen die op maandag 30 maart door Viktor Orbán in Hongarije zijn afgekondigd, via de opschorting van het parlement en de invoering van een bewind via decreten, zouden een voorbode kunnen zijn van wat ons te wachten staat. In Italië had Salvini er geen enkele moeite mee de stap van Orbán toe te juichen. We zullen vermoedelijk ook een verscherping van de anti-Chinese retoriek gaan zien. Trump heeft geen verontschuldigingen aangeboden voor het feit dat hij Covid-19 ʻhet Chinese virusʼ heeft genoemd, terwijl Steve Bannon heeft betoogd dat Covid-19 een ʻvirus van de Chinese Communistische Partijʼ is. Salvini heeft gesteld dat ʻals de Chinese regering [van het virus] afwist en dat niet in de openbaarheid heeft gebracht, zij een misdaad tegen de mensheid heeft gepleegd,ʼ en zijn bondgenoten in Brazilië en Spanje houden er soortgelijke opvattingen op na.

Gezien de banden tussen de diverse nationaal-populisten, inclusief hun mislukte poging om een ʻnationalistische internationaleʼ op te richten onder auspiciën van Bannons Movement, mag deze synchrone gang van zaken niet als een toevalligheid worden gezien. Het heeft veel weg van een gecoördineerde strategie om de woede en wanhoop over het menselijke en economische leed van deze crisis te richten op een raciale en ideologische vijand die gemakshalve geïdentificeerd wordt met de Chinese regering. Samen met de zelfverklaarde socialisten zullen alle tegenstanders waarschijnlijk worden afgeschilderd als ʻcollaborateurs met Chinaʼ: de centristische Amerikaanse presidentskandidaat Joe Biden is al ʻChina’s choice for presidentʼ genoemd door de conservatieve National Review.

Wat dus in het verschiet ligt zou wel eens iets veel ernstigers kunnen zijn dan het populistisch rechts van het afgelopen decennium: een extreem-rechts dat het hele arsenaal, uiteenlopend van de angst voor links tot het propageren van rechts autoritarisme, van stal haalt om tegenstanders te intimideren en zijn belangen te beschermen tegen eisen voor een betekenisvolle economische herverdeling. Hoewel het door de crisis is overvallen, is populistisch rechts geenszins uitgeschakeld. Het ondergaat slechts een mutatie.

vertaling Menno Grootveld

Categorieën
Filosofie Politiek

Voorbij de ineenstorting

Drie overpeinzingen over een mogelijke nasleep

Oorspronkelijke tekst (Engels): e-flux, 31 maart 2020

fotografie: Tabakalera

door Franco Berardi

Franco ʻBifoʼ Berardi is een Italiaanse schrijver, filosoof en activist in de autonomistische traditie, wiens werk zich voornamelijk bezighoudt met de rol van de media en de informatietechnologie in het post-industriële kapitalisme.

Plotseling moet alles wat we de afgelopen vijftig jaar hebben gedacht van de grond af aan opnieuw worden gedacht. Godzijdank (is God een virus?) hebben we nu een overvloed aan tijd, omdat al het oude er nu niet langer meer toe doet.

Ik ga iets zeggen over drie verschillende onderwerpen. Eén: het einde van de menselijke geschiedenis, dat zich nu duidelijk voor onze ogen voltrekt. Twee: de huidige ontworsteling aan het kapitalisme en/of het dreigende gevaar van het techno-totalitarisme. Drie: de terugkeer van de dood (eindelijk) op het toneel van het filosofische discours, na de lange ontkenning ervan in de moderne tijd, en de wederopleving van het lichaam.

1. Beestjes

Eén: de filosoof die de huidige virale apocalyps het best heeft voorzien is Donna Haraway.

In Staying with the Trouble oppert ze dat de drager van de evolutie niet langer de mens is, het subject van de Geschiedenis.

De mens verliest zijn centrale positie in dit chaotische proces, en daar mogen we niet over wanhopen, zoals de nostalgici van het moderne humanisme doen. Tegelijkertijd mogen we ook geen troost zoeken in de waandenkbeelden van een technologische oplossing, zoals de hedendaagse transhumanistische techno-maniakken doen.

De menselijke geschiedenis is voorbij, en de nieuwe dragers van de geschiedenis zijn de critters (beestjes), in de taal van Haraway. Het woord zelf verwijst naar kleine speelse wezens die rare dingen doen, zoals het uitlokken van mutaties. Ziehier: het virus.

Burroughs heeft het over virussen als dragers van mutaties: biologische, culturele en linguïstische mutaties.

Critters bestaan niet als individuen. Zij verspreiden zich collectief, als een proliferatieproces.

Het jaar 2020 moet worden beschouwd als het jaar waarin de menselijke geschiedenis opgeheven werd – niet omdat de mens verdwijnt van de planeet aarde, maar omdat die planeet – moe van de arrogantie van de mens – een micro-campagne heeft gelanceerd om zijn Will zur Macht te vernietigen.

De aarde rebelleert tegen de wereld, en de middelen die de aarde daarbij inzet zijn overstromingen, branden en bovenal critters.

Daarom is de drager van de evolutie niet langer de bewuste, agressieve, wilskrachtige mens – maar moleculaire materie, micro-stromen van oncontroleerbare beestjes die de productiesfeer binnendringen, evenals het domein van het discours, waarbij ze de Geschiedenis (His-story) vervangen door Her-story, de tijd waarin de teleologische Rede wordt vervangen door Sensibiliteit en een zintuiglijk, chaotisch Worden.

Het humanisme was gebaseerd op de ontologische vrijheid die de Italiaanse filosofen uit de vroege Renaissance gelijkstelden met de afwezigheid van theologisch determinisme. Het theologisch determinisme is voorbij, en het virus heeft de plaats ingenomen van een teleologische god.

Het einde van de subjectiviteit als de motor van het historische proces impliceert het einde van wat we de ʻGeschiedenisʼ (met een hoofdletter) hebben genoemd, en het begin van een proces waarin bewuste teleologie wordt vervangen door meervoudige proliferatie-strategieën.

Proliferatie,de verspreiding van moleculaire processen, neemt de plaats in van de geschiedenis als macro-project.

Denkwerk, kunst en politiek moeten niet langer worden beschouwd als projecten van totalisering (Totalizierung, in de zin van Hegel), maar als proliferatie-processen zonder totaliteit.

2. Nut

Na veertig jaar van neoliberale versnelling is de race van het financiële kapitalisme plotseling stilgevallen. Eén, twee, drie maanden van mondiale lockdown, een lange onderbreking van het productieproces en van de mondiale circulatie van mensen en goederen, een lange periode van afzondering, de tragedie van de pandemie … dit alles zal de kapitalistische dynamiek gaan doorbreken op een manier die onherstelbaar en onomkeerbaar kan zijn. De krachten die het mondiale kapitaal op het politieke en financiële niveau beheren proberen wanhopig de economie te redden, door er enorme geldbedragen in te pompen. Miljarden, miljarden van miljarden … cijfers en bedragen die nu ‘niets’ meer lijken te betekenen.

Plotseling betekent geld niets meer, of heel weinig.

Waarom geef je geld aan een dood lichaam? Kun je het lichaam van de mondiale economie een wederopleving doen ondergaan door er geld in te injecteren? Dat gaat niet. Het punt is dat zowel de aanbod- als de vraagzijde immuun zijn voor monetaire impulsen, omdat de inzinking niet het gevolg is van financiële oorzaken (zoals in 2008), maar van de verwoesting van lichamen, en lichamen niets te maken hebben met financiële impulsen.

We passeren een drempel die leidt naar een domein voorbij de cyclus van arbeid-geld-en-consumptie.

Als het lichaam op een dag uit de beperking van de quarantaine komt, zal het probleem niet het opnieuw in evenwicht brengen van de relatie tussen tijd, werk en geld zijn, of het in evenwicht brengen van schulden en aflossingen. De Europese Unie is gebroken en verzwakt door haar obsessie met schulden en balansen, maar mensen gaan dood, ziekenhuizen komen beademingsapparaten tekort, en artsen worden overweldigd door vermoeidheid en angst voor een infectie. Op dit moment kan dit niet worden veranderd door geld, want geld is niet het probleem. Het probleem is: wat zijn onze concrete behoeften? Wat is nuttig voor het menselijk leven, voor de collectiviteit, voor een therapie?

Het nut van iets, lange tijd verdreven uit het domein van de economie, is weer helemaal terug, en het nuttige is nu koning.

Geld kan het vaccin niet kopen dat we niet hebben, kan de mondkapjes niet kopen die niet zijn geproduceerd, kan de intensive care-units niet kopen die zijn vernietigd door de neoliberale hervormingen van het Europese gezondheidszorgstelsel. Nee, geld kan niet kopen wat niet bestaat. Alleen kennis, alleen intelligente arbeid kan kopen wat niet bestaat.

Geld is nu dus onmachtig. Slechts sociale solidariteit en wetenschappelijke kennis zijn nog in leven en kunnen politiek sterk worden. Dat is de reden dat ik denk dat we aan het einde van de mondiale quarantaine niet zullen terugkeren naar een ʻnormaleʼ situatie. Het ʻnormaleʼ zal nooit meer terugkomen. Wat na deze crisis zal gebeuren is nog niet bepaald en is niet voorspelbaar.

We worden geconfronteerd met twee politieke alternatieven: ofwel een techno-totalitair systeem dat de kapitalistische economie met geweld opnieuw zal opstarten, of de bevrijding van de menselijke activiteit van de kapitalistische abstractie en de schepping van een moleculaire samenleving gebaseerd op nut.

De Chinese regering experimenteert al op grote schaal met het techno-totalitaire kapitalisme. Deze techno-totalitaire oplossing, voorafgegaan door de tijdelijke afschaffing van de individuele vrijheid, kan het dominante systeem van de toekomst worden, zoals Agamben terecht heeft opgemerkt in zijn recente controversiële teksten.

Maar wat Agamben zegt is slechts een voor de hand liggende beschrijving van de huidige noodtoestand en van de waarschijnlijke toekomst. Ik wil verder gaan dan het waarschijnlijke, omdat ik het mogelijke interessanter vind. En het mogelijke is vervat in de ineenstorting van de abstractie, en in de dramatische terugkeer van het concrete lichaam als drager van concrete behoeften.

Het nuttige is terug in het sociale domein. Het nut, lang vergeten en ontkend door het kapitalistische proces van abstracte valorisatie, is nu koning.

De lucht is helder in deze dagen van quarantaine en de atmosfeer is vrij van vervuilende deeltjes, nu de fabrieken dicht zijn en de autoʼs geen rondjes meer kunnen rijden. Zullen we teruggaan naar de vervuilende extractieve economie? Zullen we teruggaan naar de normale gekte van verwoesting ten behoeve van accumulatie, en van nutteloze acceleratie terwille van handelswaarde? Nee, we moeten voorwaarts gaan, naar de creatie van een samenleving gebaseerd op de productie van het nuttige.

Wat hebben we nu nodig? Nu, in het onmiddellijke nu, hebben we een vaccin nodig tegen de ziekte, hebben we mondkapjes nodig, en hebben we intensive care-apparatuur nodig. En op de langere termijn hebben we voedsel, liefde en plezier nodig, en een nieuwe cultuur van tederheid, solidariteit en soberheid.

Wat overblijft van de kapitalistische macht zal proberen een techno-totalitair systeem van controle aan de samenleving op te leggen – dat ligt voor de hand. Maar er is ook een alternatief: een samenleving vrij van de dwang van accumulatie en economische groei.


3. Plezier

Het derde punt waar ik het over zou willen hebben is de terugkeer van de sterfelijkheid als het bepalende kenmerk van het menselijk leven. Het kapitalisme is een fantastische poging geweest om de dood te overwinnen. Accumulatie is de Ersatz die de dood vervangt door de abstractie van waarde en de artificiële continuïteit van het leven op de markt.

De verschuiving van industriële productie naar info-werk, de verschuiving van samenzijn naar verbinding in de sfeer van de communicatie, is het eindpunt van de race naar abstractie, de voornaamste rode draad in de kapitalistische evolutie.

In een pandemie is samenzijn verboden – blijf thuis, bezoek geen vrienden, houd afstand, raak niemand aan. We zijn getuige van enorme uitbreiding van de tijd die online wordt doorgebracht, onvermijdelijk, en alle sociale relaties – werk, productie, onderwijs – zijn verdreven naar deze sfeer die samenzijn verbiedt. Sociale uitwisseling offline is niet langer mogelijk. Wat zal er na de weken en maanden dat dit het geval is gebeuren?

Misschien zullen we, zoals Agamben voorspelt, in de totalitaire hel van een volledig verbonden levensstijl terechtkomen. Maar er is ook een ander scenario mogelijk.

Wat als de overdaad aan verbinding de betovering verbreekt? Als de pandemie eindelijk verdwijnt (ervan uitgaande dat dit zal gebeuren) is het mogelijk dat zich een nieuwe psychologische identificatie zal aandienen, waarin het begrip ʻonlineʼ geassocieerd wordt met ziekte. We moeten een beweging van streling bedenken en creëren, die jonge mensen ertoe zal aanzetten hun schermen uit te zetten, omdat die hen herinneren aan een eenzame en angstige tijd. Dit betekent niet dat we terug moeten keren naar de fysieke uitputting van het industriële kapitalisme; het betekent eerder dat we ons voordeel moeten doen met de rijkdom aan tijd die dankzij de automatisering van de fysieke arbeid ontstaat, en dat we die tijd moeten besteden aan lichamelijk en geestelijk plezier.

De enorme verspreiding van de dood waar we in deze pandemie getuige van zijn kan ons gevoel voor tijd als genot reactiveren, eerder dan als het uitstel van genot.

Aan het einde van de pandemie, aan het einde van de lange periode van isolatie, kunnen mensen zich natuurlijk eenvoudigweg blijven verliezen in het eeuwige niets van de virtuele verbinding, van het bewaren van afstand en van de techno-totalitaire integratie. Dat is mogelijk en zelfs waarschijnlijk. Maar we mogen ons niet laten beperken door het waarschijnlijke. We moeten de mogelijkheden ontdekken die schuilgaan in het heden.

Het kan zijn dat mensen na maanden van voortdurende online-activiteit hun huizen en appartementen uit zullen komen, op zoek naar samenzijn. Er zou een beweging van solidariteit en tederheid kunnen ontstaan, die mensen naar de bevrijding uit de verbindende dictatuur kan leiden.

De dood is terug in het centrum van de aandacht: de lang ontkende mortaliteit die mensen levend maakt.

Vertaling Menno Grootveld

Categorieën
Economie

De drievoudige crisis van het kapitalisme

Oorspronkelijke tekst (Engels): Project Syndicate, 30 maart 2020

fotografie: Matt Holyoak

door Mariana Mazzucato

Mariana Mazzucato is hoogleraar innovatie-economie en publieke waarde en directeur van het Institute for Innovation and Public Purpose (IIPP) aan het University College London. Ze is de auteur van The Value of Everything: Making and Taking in the Global Economy (in het Nederlands verschenen als De waarde van alles bij uitgeverij Nieuw Amsterdam).

Het kapitalisme staat voor minstens drie grote crises. Een door de pandemie op gang gebrachte crisis in de volksgezondheid heeft in rap tempo een economische crisis op gang gebracht, met nog onbekende gevolgen voor de financiële stabiliteit, en dit alles speelt zich af tegen de achtergrond van een klimaatcrisis die niet met ʻbusiness as usualʼ tegemoet kan worden getreden. Nog maar twee maanden geleden waren de nieuwsmedia gevuld met angstaanjagende beelden van overweldigde brandweerlieden, niet van overweldigde gezondheidszorgwerkers.

Deze drievoudige crisis heeft diverse problemen aan het licht gebracht met hoe we met het kapitalisme omgaan, die allemaal moeten worden opgelost, op hetzelfde moment dat we de onmiddellijke crisis in de gezondheidszorg aanpakken. Anders zullen we eenvoudigweg op de ene plek problemen oplossen, terwijl we op de andere plek weer nieuwe problemen creëren. Dat gebeurde ook na de financiële crisis van 2008. Beleidsmakers overspoelden de wereld met geld, zonder dat geld naar goede investeringsmogelijkheden te sluizen. Als gevolg daarvan kwam het geld weer terug in een financiële sector die daar niet voor bedoeld was (en is).

De COVID-19-crisis legt nog meer tekortkomingen bloot in onze economische structuren, niet in de laatste plaats de toenemende precariteit van werk, als gevolg van de opkomst van de zogenoemde ʻgig-economieʼ en een decennialange uitholling van de onderhandelingsmacht van de factor arbeid. Telewerken is voor de meeste werknemers eenvoudigweg geen optie, en hoewel overheden nu wel enige hulp verschaffen aan werknemers die over een regulier contract beschikken kunnen zzpʼers zich straks flink in de steek gelaten voelen.

Erger nog: overheden verstrekken nu leningen aan bedrijven in een tijd dat de particuliere schulden al een historisch hoogtepunt hebben bereikt. In de Verenigde Staten bedroeg de totale schuld van de huishoudens net vóór de huidige crisis al $14,15 bln, wat $1,5 bln hoger is dan in 2008 (in nominale termen). We mogen niet vergeten dat het hoge particuliere schulden zijn geweest die de mondiale financiële crisis hebben veroorzaakt.

Het afgelopen decennium hebben veel landen helaas bezuinigingen doorgevoerd, alsof de publieke schulden het probleem waren. Het gevolg is dat juist de instellingen in de publieke sector zijn afgebrokkeld die we nodig hebben om crises als de coronavirus-pandemie te kunnen overwinnen. Sinds 2015 heeft Groot-Brittannië de budgetten voor de volksgezondheid met £1 mrd gekort, waardoor de lasten voor artsen in opleiding zijn toegenomen (van wie velen de National Health Service helemaal de rug toe hebben gekeerd); de langetermijninvesteringen zijn verminderd die nodig zijn om te kunnen garanderen dat patiënten in veilige, moderne en volledig bemensde faciliteiten worden behandeld. En in de VS – dat nooit een adequaat gefinancierd gezondheidszorgsysteem heeft gekend – heeft de regering-Trump voortdurend getracht de financiering en de capaciteit van de Centers for Disease Control and Prevention, naast die van andere cruciale instellingen, te kortwieken.

Bovenop deze zelf-toegebrachte verwondingen heeft een overmatig ʻgefinancialiseerdeʼ zakelijke sector waarde uit de economie weggesluisd door aandeelhouders te belonen via aandelenterugkopen, in plaats van de langetermijngroei te schragen door te investeren in onderzoek en ontwikkeling, lonen en de training van werknemers. Als gevolg daarvan zijn de huishoudens hun financiële buffers kwijtgeraakt, waardoor het lastiger is geworden zich basale zaken als huisvesting en onderwijs te kunnen veroorloven.

Het slechte nieuws is dat de COVID-19-crisis al deze problemen verergert. Het goede nieuws is dat we de huidige noodtoestand kunnen benutten om een meer inclusieve en duurzame economie te gaan opbouwen. Het punt is dat we de overheidssteun niet moeten uitstellen of blokkeren, maar dat we die op de juiste manier moeten structureren. We moeten de fouten uit het tijdperk na 2008 vermijden, toen baillouts de bedrijven in staat hebben gesteld zelfs nog hogere winsten te boeken toen de crisis eenmaal voorbij was, maar geen fundament hebben gelegd voor een robuust en inclusief herstel.

Ditmaal zullen de reddingsmaatregelen beslist vergezeld moeten gaan van voorwaarden. Nu de staat weer een leidende rol kan spelen, moet hij als de held worden gecast en niet als een wat naïeve handlanger. Dit betekent dat er onmiddellijke oplossingen tevoorschijn moeten worden getoverd, maar dat die zó moeten worden ontworpen dat ze het publieke belang op de langere termijn dienen.

Er kunnen bijvoorbeeld voorwaarden worden gesteld aan de staatssteun voor bedrijven. Aan bedrijven die bailouts krijgen moet worden gevraagd hun werknemers in dienst te houden, en te garanderen dat ze zodra de crisis voorbij is zullen investeren in de opleiding van hun werknemers en in de verbetering van de arbeidsomstandigheden. Beter nog: net als in Denemarken moet de overheid bedrijven steunen om de lonen te blijven doorbetalen, zelfs als de werknemers niet werken – waardoor tegelijkertijd huishoudens worden geholpen hun inkomsten op peil te houden, het virus ervan wordt weerhouden zich te verspreiden en het bedrijven makkelijker wordt gemaakt om de productie te hervatten als de crisis eenmaal voorbij is.

Bovendien moeten de bailouts zó worden vormgegeven dat ze de grotere bedrijven ertoe verleiden waardecreatie te belonen in plaats van waarde-extractie, door aandelenterugkopen tegen te gaan, en de investeringen te bevorderen in duurzame groei en een verminderde koolstofvoetafdruk. Nadat zij vorig jaar heeft verklaard een stakeholderswaarde-model te zullen omarmen, is dit dé kans voor de Business Roundtable om haar woorden met daden te ondersteunen. Als het Amerikaanse bedrijfsleven lijkt terug te krabbelen, moeten wij het aan zijn woord houden.

Wat de huishoudens aangaat moeten regeringen naast leningen kijken naar de mogelijkheid van schuldkwijtscheldingen, vooral gezien de huidige hoge niveaus van de particuliere schulden. Op zʼn minst moeten de betalingen aan schuldeisers worden bevroren, totdat de onmiddellijke economische crisis achter de rug is, en moeten er rechtstreekse cash-injecties komen voor de huishoudens die dat het hardst nodig hebben.

En de VS moeten overheidsgaranties afgeven voor de betaling van 80 tot 100% van de lonen van werknemers van bedrijven in nood, zoals Groot-Brittannië en veel landen van de Europese Unie en uit Azië dat hebben gedaan.

Het is ook tijd om de publiek-private partnerschappen opnieuw te gaan overdenken. Maar al te vaak zijn deze arrangementen minder symbiotisch dan parasitair gebleken. De pogingen om een vaccin tegen COVID-19 te ontwikkelen kunnen wéér een zaak van eenrichtingsverkeer worden, waarbij bedrijven grote winsten kunnen boeken door aan het publiek een product te verkopen dat het resultaat was van door de belastingbetalers gefinancierd onderzoek. Ondanks de aanzienlijke publieke investeringen van de Amerikaanse belastingbetalers in de ontwikkeling van vaccins heeft de Amerikaanse minister voor Gezondheid en Menselijke Diensten, Alex Azar, toegegeven dat onlangs ontwikkelde COVID-19-therapieën of vaccins misschien niet voor alle Amerikanen betaalbaar zullen zijn.

We hebben wanhopig veel behoefte aan ondernemende staten die meer in innovatie willen investeren – van kunstmatige intelligentie tot volksgezondheid tot duurzame energiebronnen. Maar deze crisis herinnert ons er ook aan dat we staten nodig hebben die weten hoe je moet onderhandelen, zodat de voordelen van publieke investeringen weer aan het publiek ten goede komen.

Een dodelijk virus heeft grote zwakheden blootgelegd in de westerse kapitalistische economieën. Nu de overheden in oorlogsstand staan, hebben we de mogelijkheid om het systeem te repareren. Als we dat niet doen, zullen we geen kans maken tegen de derde grote crisis – een steeds onbewoonbaarder planeet – en alle kleinere crises die daar de komende jaren en decennia uit zullen voortvloeien.

vertaling Menno Grootveld

Categorieën
Economie

Centrale banken moeten marktdiscipline loslaten

Oorspronkelijke tekst (Engels): Financial Times, 26 maart 2020

fotografie: University of the West of England

door Daniela Gabor

Daniela Gabor is hoogleraar economie en macrofinanciering aan de University of the West of England te Bristol. In deze bijdrage, die vooral over de ECB gaat, legt ze uit waarom het nu een goed moment zou zijn voor de centrale banken om veel van hun op marktdiscipline gerichte maatregelen als ‘margin calls’ en ‘haircuts’ te laten varen. Dit stuk verscheen op 26 maart 2020 in de Financial Times.

De corona-crisis herinnert ons eraan dat het op het marktmechanisme gebaseerde systeem van de centrale banken als noodkredietverstrekkers niet langer aan zijn doelstellingen voldoet. De afhankelijkheid van de centrale banken van marktwaarderingen en zogenoemde ‘haircuts’ is bedoeld om de marktdiscipline te handhaven. In werkelijkheid verscherpt dit mechanisme in potentie juist de druk die door buitengewone actie van de centrale banken zou moeten worden tegengegaan.

Neem de dollarnoodkredieten van de Europese Centrale Bank aan haar bankensysteem als voorbeeld.

Op 20 maart kondigden de centrale banken van ʼs wereld grootste financiële systemen – de C6, bestaande uit de Amerikaanse Federal Reserve, de Bank of England, de Europese Centrale Bank, de Bank of Japan (BoJ), de Zwitserse Nationale Bank en de Bank of Canada (C6) – aan dat ze de noodverstrekking van Amerikaanse dollars via zogenoemde ‘central bank swaps’ zouden uitbreiden. Om dat te doen boden ze vanaf 23 maart op dagelijkse basis in dollars gedenomineerde ‘repo-leningen’ aan met een looptijd van zeven dagen, bovenop de wekelijkse leningen met een looptijd van 84 dagen.

Hoewel de blootstelling van de ECB gering is vergeleken met wat zij was in 2008, vooral in vergelijking met andere centrale banken zoals de BoJ, loopt zij nog steeds het risico dat ze tot potentieel systemische implicaties kan leiden. Dat komt doordat de ECB, net als veel andere centrale banken, leningen op dagelijkse basis monitort en van een zogenoemde ‘margin’ voorziet, wat in wisselvallige tijden hun effectiviteit kan ondermijnen, zo niet tot extra marktdruk kan leiden.

Hoe het werkt

Europese banken hebben dollarfinanciering nodig voor hun dollarbezittingen (leningen, obligaties, derivaten, enz.) of voor hun cliënten. In tijden dat er geen crisis is krijgen ze hun dollars doorgaans via de zogenoemde ‘dollar repo markten,’ andere grote financieringsmarkten of via zogenoemde ‘valuta-swap markten.’ In tijden van crisis neemt de bereidheid op de particuliere markten af om dollarfinanciering ter beschikking te stellen. Sommige Europese banken kunnen rechtstreeks van de Federal Reserve (de Fed, het federale stelsel van Amerikaanse centrale banken) lenen, maar de meeste zijn afhankelijk van de ECB.

De ‘swap line’-overeenkomst tussen de Fed en de ECB is een kwestie van wederzijds belang: de Fed wil de integriteit en de veerkracht van de dollar als internationale reservemunt overeind houden, terwijl de ECB de stabiliteit van haar financiële systeem wil beschermen.

In de eerste fase van de ‘swap’ ‘lenen’ de centrale banken elkaar hun eigen valuta. De ECB heeft een dollar-depositorekening bij de Fed, en die rekening wordt gevuld met het overeengekomen bedrag, tegen een van te voren afgesproken wisselkoers en voor een van te voren afgesproken periode. De ECB betaalt rente en creëert tevens een euro-faciliteit voor de rekening van de Fed bij de ECB.

Als de wisselkoers fluctueert tijdens de duur van de ‘swap’ moet de centrale bank waarvan de munt minder waard wordt de andere bank betalen via wat een ‘margin call’ heet. Het IMF heeft een goede uitleg van hoe dit werkt. Deze periodieke ‘margin calls’ dekken het verschil tussen de feitelijke en de afgesproken wisselkoers, waardoor kredietrisico ontstaat tussen de twee centrale banken. De ‘margins’ worden op een aparte rekening gestort en teruggegeven aan het einde van de looptijd van de ‘swap.’ Als de centrale banken verwachten dat de dollarkoers gaat stijgen, geven ze er misschien de voorkeur aan eerst hun eigen dollarreserves aan te spreken, voordat ze bij de Fed aankloppen. Tot nu toe heeft alleen de ECB gebruik gemaakt van deze regeling; op 18 maart stond $45 mrd uit.

Hoe ‘leent’ de ECB de dollars die op zijn deposito-rekening bij de Fed staan uit? Zij leent iedere week dollars aan Europese banken, via driemaandelijkse ‘repo’-leningen, tegen onderpand. Om toegang te verkrijgen tot deze leningen moeten banken waardepapier in euro’s of dollars als onderpand ter beschikking stellen.

Deze ‘repo’-leningen hebben een bijzondere boekhoudkundige en juridische structuur: het zijn verkoop- en terugkoopcontracten (vandaar de naam ‘repo,’ van het Engelse ‘repossession’). Particuliere banken ‘verkopen’ onderpand aan de ECB en beloven dat binnen 84 dagen terug te kopen. De ECB geeft de voorkeur aan dit arrangement – wijdverbreid in Europa – omdat zij een juridische claim krijgt op het onderpand en dat kan verkopen, mocht de particuliere bank in gebreke blijven.

De duivel schuilt zoals gewoonlijk in de waardering die de ECB aan het onderpand hecht. Het mechanisme kent drie componenten.

De ‘FX haircut’

De ECB vraagt om een zogenoemde ‘FX haircut’ van twaalf procent om zichzelf te beschermen tegen het valutarisico. Dit betekent dat de banken voor iedere $100 dollar die ze lenen $120 aan onderpand moeten inbrengen, in de vorm van waardepapier in euro’s of dollars, of in contanten (de reserves), tegen de marktwaarde. ‘Haircuts’ zijn een soort buffers die de partijen beschermen tegen nadelige bewegingen van de wisselkoers.

Omdat de kosten van de dollarfinanciering door de ‘haircut’ toenemen, is dit arrangement ook bedoeld om de Europese banken ertoe aan te zetten zo snel mogelijk naar de particuliere markten voor dollarfinanciering terug te keren. Het is, met andere woorden, een soort strafmaatregel.

Valutamarkt-gerelateerde ‘margin calls’

Maar wisselkoersen kunnen in een periode van drie maanden met meer dan twaalf procent fluctueren. Om zichzelf verder te beschermen heeft de ECB derhalve besloten de waarde in euroʼs van de dollarleningen iedere acht dagen te actualiseren. Als de dollar in waarde stijgt, doet de ECB een ‘margin call’: zij vraagt de banken om hun onderpandpositie aan te passen aan de nieuwe wisselkoers door meer onderpand in te brengen (en andersom voor de euro-waardering).

Deze valutamarkt-gerelateerde ‘margin calls’ voor de banken vergroten de druk op de dollarfinanciering van de banken. Als een bank niet kan voldoen aan zoʼn ‘margin call,’ kan zij gedwongen worden dollar- of eurobezittingen te verkopen. Dit pro-cyclische aspect van het raamwerk van ‘dollar-repo’-onderpanden van de ECB maakt van de dollar-equivalent van leningen – in termen van financieringsdruk – een ‘repo’ met een looptijd van zeven dagen. Uiteraard moeten deze misschien vernieuwd worden tegen de wisselkoers van die dag, maar ze bieden de banken meer vrijheid om hun balansen aan te passen in reactie op eventuele drastische bewegingen op de valutamarkt.

Onderpand-gerelateerde ‘margin calls’

Voor iedere ‘repo’-lening weegt de ECB het onderpand dagelijks af op basis van de marktwaarde. Als de koers van het waardepapier daalt, vraagt de ECB de bank om het verschil goed te maken (een nieuwe ‘margin call’). Deze ‘margin’ is bedoeld om de ECB te beschermen tegen het risico dat de tegenpartij failliet gaat of als zij het onderpand moet verkopen.

Kortom: de ‘repo’-leningen in dollars hebben drie belangrijke bewegende onderdelen: de valutamarkt-gerelateerde ‘haircut,’ de wekelijkse ‘margin calls’ op valutamarkt-bewegingen voor leningen met een looptijd van meer dan zeven dagen, en de dagelijkse ‘margin calls’ op onderpand in dollars of euroʼs. Hierdoor wordt pro-cycliciteit in de structuur gebracht, d.w.z. dat de posities blootstaan aan verdere verslechtering naarmate de markten zich in precies die richting bewegen die het arrangement moest proberen op te vangen. Slechts de dagelijkse veilingen bij een looptijd van zeven dagen verminderen één vorm van pro-cyclische druk door de banken meer flexibiliteit te geven bij het aanpassen van hun balans in reactie op de druk van de opwaardering van de dollar.

Dit werpt een belangrijke vraag op: waarom heeft de ECB, die immers een noodkredietverstrekker is, bescherming nodig tegen onderpand-/valutamarktrisicoʼs?

Het snelle antwoord luidt dat het onderpand-waarderingsregime er is om ervoor te zorgen dat wanneer de debiteur in gebreke blijft, de ‘repo’-crediteur het waardepapier dat hij wettelijk bezit kan verkopen om zijn geld terug te krijgen. Een dagelijkse waardering is bedoeld om de marktwaarde van dit waardepapier gelijk te houden aan het geleende geld. Maar deze dagelijkse herijking kan leiden tot het soort liquiditeitsproblematiek dat van de ineenstorting van Lehman Brothers in 2008 een mondiale systeemcrash heeft gemaakt.

We weten al dat het onderpandregime van de ECB ten aanzien van haar ‘repo’-leningen met een lange looptijd tijdens de staatsschuldencrisis hetzelfde effect dreigde te hebben, totdat Mario Draghi beloofde te zullen doen ‘wat ook maar nodig was.’ Deze actie hielp de liquiditeit van het onderpand op (Italiaanse) staatsobligaties overeind te houden, en daarmee de integriteit van de ‘repo’-financieringsmarkten van de eurozone.

Christine Lagarde, de president van de ECB, heeft de belofte van Draghi in een recent artikel voor de Financial Times herhaald. Maar als de centrale banken er zijn om de liquiditeit te beschermen, zoals zij betoogt, is het inroepen van ‘margins’ bij banken uit naam van de marktdiscipline of ‘moral hazard’ een te bot instrument. Lagarde moet overwegen een stap verder te gaan. Het huidige onderpandwaarderingsregime is slechts een recente uitvinding. Voordat de euro werd ingevoerd heeft geen van de centrale banken van het eurosysteem het onderpand aan de marktwaarde aangepast of dagelijkse ‘margin calls’ gemaakt.

Het zou goed zijn om nu naar dat regime terug te keren.

Het is goed om te zien dat de ECB de boodschap misschien al begrepen heeft. De bestuursraad van de bank heeft de centrale bankiers in de eurozone gevraagd maatregelen te onderzoeken om het onderpandregime te versoepelen in verband met een paar van haar aanbiedingen van goedkope centralebank-kredieten.

Wat we op dit moment nodig hebben is dat we afstand nemen van de op de markt gebaseerde bescherming van de balansen van de centrale banken, en een stap zetten in de richting van echte verlies-absorptiecapaciteit.

vertaling Menno Grootveld

Categorieën
Filosofie Klimaat

De coronacrisis als opmaat voor de klimaatcrisis

Oorspronkelijke tekst (Frans): Le Monde, 25 maart 2020

fotografie: Manuel Braun

door Bruno Latour

Bruno Latour is socioloog en filosoof, en de auteur van (onder meer) Les microbes. Guerre et paix en Waar kunnen we landen? Politieke oriëntatie in het nieuwe klimaatregime (Octavo, 2018).

Voor degenen die zich achter de frontlinie bevinden en aan wie men uit solidariteit heeft gevraagd om niets te doen is het beslist zeer welkom dat de algehele ʻlockdownʼ toevallig samenvalt met de vastentijd. Dit verplichte vasten, deze seculiere en republikeinse ramadan, biedt hen de kans om te overdenken wat nu eigenlijk wél en wat niet belangrijk is.

Het zou zomaar kunnen dat de interventie van het virus een soort generale repetitie is voor de volgende crisis, waarin iedereen een complete verandering van zijn of haar levensomstandigheden zal ondergaan, in alle aspecten van het dagelijks bestaan. Net als vele anderen denk ik dat de coronacrisis een opmaat is voor de klimaatcrisis. Deze hypothese moet nog wel aan een nadere beproeving onderworpen worden.

Het virus is maar één schakel in een hele keten

Wat het met elkaar in verband brengen van deze twee crises legitimeert is het plotselinge en pijnlijke besef dat de klassieke definitie van een samenleving – het samenzijn van mensen onder elkaar – betekenisloos is geworden. De toestand van de samenleving is op ieder moment afhankelijk van de relaties tussen vele actoren, waarvan de meeste geen menselijke vorm hebben. Dit geldt voor microben – zoals we sinds Pasteur weten – maar ook voor het internet, de wet, de organisatie van onze ziekenhuizen, de capaciteiten van de staat en zelfs voor het klimaat. En ondanks al het gekrakeel over een ʻstaat van oorlogʼ tegen het virus, is dit virus natuurlijk maar één schakel in een hele keten, waarin het voorraadbeheer van maskers of tests, de regulering van eigendomsrechten, allerlei burgerlijke gewoonten en gebaren van solidariteit eveneens meewegen bij het bepalen van de mate van kwaadaardigheid van een besmettelijke ziekte.

Als je eenmaal zicht hebt op het hele netwerk waarvan het virus slechts één onderdeel is, begrijp je dat het virus niet op dezelfde manier te werk gaat in Taiwan, Singapore, New York of Parijs. De pandemie is net zomin een ʻnatuurlijkʼ fenomeen als de hongersnoden uit het verleden of de klimaatcrisis van nu. De samenleving heeft zich al lang geleden buiten de nauwe beperkingen van de sociale sfeer begeven.

De uitbreiding der bevoegdheden en de sirenes van ambulances

Dit gezegd hebbende weet ik niet zeker of we de parallel nog verder kunnen doortrekken. Gezondheidscrises zijn immers niet nieuw, en het snelle en radicale ingrijpen van de staat lijkt tot nu toe niet erg innovatief. Daarvoor hoef je alleen maar naar het enthousiasme te kijken waarmee president Macron zich onlangs de allure van een staatshoofd heeft aangemeten, waar het hem tot nu toe zo pathetisch aan ontbroken heeft. Door de retoriek van ʻwij moeten jullie beschermenʼ en ʻjullie moeten ons beschermenʼ zorgen pandemieën er, zowel voor de machthebbers als voor hun onderdanen, voor dat het gezag van de staat weer versterkt wordt, zodat die staat eisen kan stellen die in iedere andere omstandigheid tot rellen zouden hebben geleid.

Maar deze staat is niet de staat van de 21e eeuw en van de klimaatverandering, maar de staat van de 19e eeuw en de zogenaamde ʻbiopower.ʼ Om met wijlen statisticus Alain Desrosières te spreken, het is de staat van de statistiek: de bevolking wordt binnen een territoriaal kader onder toezicht gesteld en van bovenaf bestuurd met behulp van deskundigen. Dit is het systeem dat we vandaag de dag zien herrijzen – met als enig verschil met vroeger dat het nu stap voor stap wordt geherintroduceerd, totdat het de hele planeet omvat.

De originaliteit van de huidige situatie is volgens mij dat we, door thuis opgesloten te zitten, terwijl we buiten niets anders meer zien en horen dan de uitbreiding van politiebevoegdheden en de sirenes van ambulances, collectief een karikaturale vorm van het spel van de ʻbiopowerʼ opvoeren, die rechtstreeks uit het werk van de filosoof Michel Foucault lijkt te zijn voortgekomen. Zelfs de vele arbeiders die gedwongen zijn te blijven werken, zodat de anderen zich in hun huizen kunnen blijven verstoppen, zijn aan het oog onttrokken – om nog maar te zwijgen van de migranten die helemaal geen onderdak hebben. Maar deze karikatuur is de karikatuur van een tijd die niet meer de onze is.

Een enorme kloof

Er gaapt een enorme kloof tussen de staat die zegt: ʻIk bescherm u tegen de doodʼ (dat wil zeggen: tegen de besmetting door een virus waarvan het spoor alleen bekend is aan wetenschappers en waarvan de gevolgen alleen begrijpelijk zijn door reeksen statistieken te bestuderen) en de staat die dúrft te zeggen: ʻIk bescherm u tegen de dood, omdat ik de bestaansvoorwaarden van alle levende wezens waarvan u afhankelijk bent, in stand wil houden.ʼ

Denk er maar eens over na: stel dat president Macron op dezelfde Churchilliaanse toon een pakket maatregelen bekendgemaakt zou hebben om de gas- en oliereserves in de bodem te laten, de verkoop van pesticiden te stoppen, het ploegen tot op grote diepte uit te bannen en – hoe stoutmoedig! – het gebruik van verwarmingsinstallaties op terrassen te verbieden… Als de benzinebelasting al genoeg was om de beweging van de ʻgele hesjesʼ op gang te brengen, huiver je bij de gedachte aan de rellen die het land in vuur en vlam zouden hebben gezet als hij dat had gedaan. En toch is het in het geval van de klimaatcrisis oneindig veel gerechtvaardigder om de Fransen voor hun eigen bestwil tegen de dood te beschermen dan in het geval van de coronacrisis, omdat die eerste letterlijk iedereen aangaat, en niet slechts een paar duizend mensen – en ook niet voor een tijdje, maar voor altijd.

De ziekteverwekker waarvan de afschuwelijke kwaadaardigheid de levensomstandigheden van iedereen verandert, is geen virus, maar de mens zelf!

Het is duidelijk dat er geen sprake van is dat deze denkbeeldige staat bestaat. En het is heel zorgwekkend om te zien hoe de huidige staat zich op geen enkele manier aan het voorbereiden is op de overgang van de ene crisis naar de andere. In de coronacrisis speelt de overheid een zeer klassieke pedagogische rol, en valt haar gezag perfect samen met de oude nationale grenzen – het archaïsme van de terugkeer naar de Europese binnengrenzen is daar het pijnlijke bewijs van.

Bij de klimaatverandering is de relatie omgekeerd: daar moet de overheid van het volk leren hoe het bestaan in gebieden die volledig geherdefinieerd worden door de noodzaak om uit het huidige mondiale productiesysteem te stappen, eruit zou kunnen zien. Hier zou de overheid volstrekt niet in staat zijn om maatregelen van bovenaf op te leggen. In de coronacrisis moeten wij allemaal, net als op de basisschool, weer leren om onze handen te wassen en in onze elleboog te hoesten, maar bij de klimaatverandering is het de staat die in het schoolbankje zit.

Bovendien is er nóg een reden waarom de metafoor van de ʻoorlog tegen het virusʼ onbegrijpelijk is: in de coronacrisis is het misschien waar dat de mens en bloc het virus ʻbestrijdtʼ – zelfs degenen die zich normaal gesproken niets van ons aantrekken en altijd maar blijven doorgaan met hun dodelijke werk, of we dat nu willen of niet. Bij de klimaatverandering is de situatie echter op tragische wijze omgekeerd: daar is de ziekteverwekker waarvan de afschuwelijke kwaadaardigheid de levensomstandigheden van alle bewoners van de planeet heeft veranderd helemaal geen virus, maar de mens zelf! En dan niet alle mensen, maar slechts een paar mensen, die oorlog tegen ons voeren zonder die aan ons verklaard te hebben. En op deze oorlog is de nationale staat heel slecht voorbereid, omdat de fronten veelvoudig zijn en ieder van ons kruisen. Het is in die zin dat de ʻalgemene mobilisatieʼ tegen het virus op geen enkele manier bewijst dat we klaar zullen zijn voor de volgende strijd. Het is niet alleen het leger dat altijd achterloopt in een oorlog.

Maar uiteindelijk – je weet maar nooit – kan een tijd van vasten, ook al is die seculier en republikeins van aard, tot spectaculaire veranderingen leiden. Voor het eerst in jaren vinden miljoenen mensen, die nu thuis vastzitten, een vergeten luxe terug: ze hebben de tijd om na te denken en te overwegen waar ze voorheen onnodig opgewonden van raakten. Laten we deze lange en onverwachte vastentijd te baat nemen.

vertaling Menno Grootveld

Categorieën
Gezondheid

Het monster staat eindelijk voor de deur

Oorspronkelijke tekst (Engels): International Journal of Socialist Renewal, 12 maart 2020

fotografie: Wikiwand

door Mike Davis

Mike Davis is de auteur van het boek The Monster at Our Door uit 2005, dat in Nederland als Vogelgriep – Achtergronden van de dreigende pandemie is verschenen bij Mets & Schilt. In dit artikel gaat hij vooral in op de situatie in de VS.

COVID-19 is eindelijk het monster dat bij ons voor de deur staat. Onderzoekers werken dag en nacht om het virus karakteriseren, maar ze worden geconfronteerd met drie grote problemen.

In de eerste plaats heeft het aanhoudende tekort aan testkits alle hoop op indamming in rook doen opgaan. Bovendien kunnen er nu geen nauwkeurige inschattingen van belangrijke parameters worden gemaakt, zoals de reproductiesnelheid van het virus, de omvang van de geïnfecteerde populatie en het aantal goedaardige besmettingen. Het resultaat is een chaos van getallen.

In andere landen zijn echter betrouwbaardere gegevens voorhanden over de impact van het virus op bepaalde bevolkingsgroepen. En die zijn heel verontrustend. Italië en Groot-Brittannië melden bijvoorbeeld een sterftecijfer dat relatief veel hoger is onder 65-plussers. De ʻcoronagriepʼ die Trump aanvankelijk bagatelliseerde, is een ongekend gevaar voor oudere bevolkingsgroepen, met een dodental dat mogelijk in de miljoenen zal lopen.

In de tweede plaats muteert dit virus, net als het jaarlijkse griepvirus, op zijn reis door populaties met een verschillende leeftijdssamenstelling en verworven immuniteit. De variëteit waar de Amerikanen mee te maken hebben verschilt waarschijnlijk al enigszins van die van de oorspronkelijke uitbraak in Wuhan. Verdere mutaties kunnen onbetekenend zijn, maar kunnen ook tot veranderingen leiden in de distributie van ernstige ziekteverschijnselen, zoals longontstekingen met dodelijk afloop, die veel vaker voorkomen bij ouderen dan bij babyʼs en kleine kinderen.

In de derde plaats kan, zelfs als het virus stabiel blijft en het weinig muteert, het effect ervan op leeftijdsgroepen onder de 65 jaar radicaal anders zijn in arme landen en in een context van grote armoede. Denk aan de wereldwijde ervaringen met de Spaanse griep van 1918-ʼ19, die naar schatting 1 tot 2 procent van de mensheid heeft gedood. In tegenstelling tot het coronavirus was die griep het dodelijkst voor jongvolwassenen, en dit wordt vaak verklaard uit hun relatief sterkere immuunsysteem, dat overreageerde op de besmetting door dodelijke ʻcytokine-stormenʼ tegen de longcellen te ontketenen. Het oorspronkelijke H1N1-virus nestelde zich in legerkampen en loopgraven op de slagvelden van de Eerste Wereldoorlog, waar het tienduizenden jonge soldaten het leven kostte. De ineenstorting van het grote Duitse lenteoffensief van 1918, en daarmee de uitkomst van de oorlog, wordt toegeschreven aan het feit dat de geallieerden, in tegenstelling tot hun vijand, hun zieke legers konden aanvullen met nieuw aangekomen Amerikaanse troepen.

Het wordt echter zelden gememoreerd dat 60 procent van de wereldwijde sterfte niet in het Westen maar in West-India plaatsvond, waar de graanexport naar Groot-Brittannië en de meedogenloze invorderingspraktijken samenvielen met een grote droogte. De daaruit voortvloeiende voedseltekorten dreven miljoenen arme mensen naar de rand van de hongerdood. Zij werden het slachtoffer van een sinistere synergie van ondervoeding, waardoor hun immuunreactie op de besmetting werd onderdrukt, en ongebreidelde bacteriële en virale longontstekingen. In het door de Britten bezette Iran hebben enkele jaren van droogte, cholera en voedseltekorten, gevolgd door een wijdverbreide malaria-uitbraak, de dood van naar schatting een vijfde van de bevolking tot gevolg gehad.

Deze geschiedenis – en vooral de onbekende gevolgen van de interacties tussen ondervoeding en infecties – zou ons moeten waarschuwen dat COVID-19 een zeer dodelijke weg kan inslaan in de sloppenwijken van Afrika en Zuid-Azië. Het gevaar voor de armen in de wereld is tot nu toe bijna volledig genegeerd door journalisten en westerse regeringen. Het enige gepubliceerde stuk dat ik heb gezien beweert dat – omdat de stedelijke bevolking van West-Afrika de jongste ter wereld is – de pandemie daar slechts een milde impact zou moeten hebben. In het licht van de ervaringen van 1918 is dit een dwaze extrapolatie. Niemand weet wat er de komende weken in Lagos, Nairobi, Karachi of Kolkata zal gaan gebeuren. De enige zekerheid is dat rijke landen en rijke klassen zich zullen richten op het redden van zichzelf, met uitsluiting van de internationale solidariteit en medische hulp. Muren in plaats van vaccins: kan er nog een kwaadaardiger sjabloon zijn voor de toekomst?

Over een jaar kijken we misschien met bewondering terug op de successen van China bij het indammen van de pandemie, maar met afschuw naar het falen van de VS. (Ik maak de heroïsche veronderstelling dat Chinaʼs berichtgeving over de snel afnemende transmissie van het virus min of meer accuraat is). Het onvermogen van onze instellingen om de Doos van Pandora gesloten te houden is natuurlijk geen verrassing. Sinds 2000 hebben we herhaaldelijk storingen gezien in de eerstelijnsgezondheidszorg.

Zo heeft het griepseizoen van 2018 de ziekenhuizen in de hele VS overweldigd, waardoor het schokkende tekort aan ziekenhuisbedden na twintig jaar van bezuinigingen op de ziekenhuiscapaciteit (de versie die in deze sector wordt toegepast van het ʻjust-in-timeʼ voorraadbeheer) aan het licht is gekomen. De sluiting van particuliere en charitatieve ziekenhuizen, en de tekorten in de verpleging, die eveneens door de logica van de markt zijn afgedwongen, hebben de gezondheidsdiensten in armere gemeenschappen en op het platteland verwoest, waardoor de lasten zijn verlegd naar de ondergefinancierde openbare ziekenhuizen en de voorzieningen voor veteranen. De IC-faciliteiten in dergelijke instellingen zijn nu al niet in staat om het hoofd te bieden aan de seizoensgebonden infecties, dus hoe moeten ze zo meteen omgaan met de dreigende overbelasting als gevolg van al die kritieke gevallen?

We zitten in het beginstadium van een medische Katrina. Ondanks de jarenlange waarschuwingen over vogelgriep en andere pandemieën, is de voorraad elementaire noodvoorzieningen als beademingsapparatuur niet voldoende om de verwachte stortvloed aan kritieke gevallen op te vangen. Militante vakbonden van verpleegkundigen in Californië en andere staten zorgen ervoor dat we allemaal de ernstige gevaren begrijpen die zijn ontstaan door ontoereikende voorraden van essentiële beschermende middelen, zoals N95-gezichtsmaskers. Nog kwetsbaarder, omdat ze onzichtbaar zijn, zijn de honderdduizenden laagbetaalde en overwerkte hulpverleners in de thuiszorg en de verpleegtehuizen.

Deze sector, die voor 2,5 miljoen bejaarde Amerikanen zorgt – van wie de meesten afhankelijk zijn van Medicare – is al lange tijd een nationaal schandaal. Volgens de New York Times sterven ieder jaar 380.000 patiënten van verpleeginrichtingen als gevolg van de verwaarlozing van de basisvoorschriften voor infectiebestrijding. Veel tehuizen – vooral in de zuidelijke staten van de VS – vinden het goedkoper om boetes te betalen voor overtredingen van deze voorschriften dan om extra personeel in te huren en hen een goede opleiding te geven. Zoals uit het voorbeeld van Seattle* blijkt zullen nu tientallen, misschien wel honderden andere verpleeginrichtingen coronavirus-hotspots worden; hun werknemers met een minimumloon zullen er rationeel voor kiezen om hun eigen families te beschermen door thuis te blijven. In zoʼn geval zou het systeem kunnen instorten en hoeven we niet te verwachten dat de Nationale Garde de bedpannen zal legen.

De uitbraak heeft onmiddellijk de grimmige kloof tussen de klassen in de gezondheidszorg blootgelegd: mensen met een goede ziektekostenverzekering die ook thuis kunnen werken of lesgeven zijn comfortabel geïsoleerd, mits ze zo voorzichting zijn om de voorzorgsmaatregelen op te volgen. Ambtenaren en georganiseerde werknemers met een fatsoenlijke ziektekostendekking zullen moeilijke keuzes moeten maken tussen inkomen en bescherming. Ondertussen zullen miljoenen laagbetaalde werknemers in de dienstensector, werknemers in de landbouw, onverzekerde deeltijdwerkers, werklozen en daklozen voor de wolven worden gegooid. Zelfs als Washington uiteindelijk het testfiasco weet op te lossen en voor voldoende testkits kan zorgen, zullen de onverzekerden nog steeds artsen of ziekenhuizen moeten betalen voor het uitvoeren van die tests. De medische rekeningen van gezinnen zullen zo hoog oplopen dat miljoenen werknemers hun baan en hun door de werkgever betaalde ziektekostenverzekering zullen verliezen. Is er een krachtiger en urgenter pleidooi mogelijk ten gunste van Medicare for All?**

Maar universele dekking is slechts een eerste stap. Het is op zijn zachtst gezegd teleurstellend dat noch Sanders, noch Warren tijdens de primary-debatten heeft benadrukt dat Big Pharma afstand heeft gedaan van onderzoek en ontwikkeling van nieuwe antibiotica en antivirale middelen. Van de 18 grootste farmaceutische bedrijven in de VS hebben er 15 dit terrein volledig verlaten. Hartmedicijnen, verslavende kalmerende middelen en behandelingen voor mannelijke impotentie zijn winstgevende producten, niet de verdedigingsmiddelen tegen ziekenhuisinfecties, nieuwe ziekten en de traditionele moordenaars uit de tropen. Een universeel vaccin tegen griep – dat wil zeggen: een vaccin dat zich richt op de onveranderlijke delen van de oppervlakte-eiwitten van het virus – is al tientallen jaren mogelijk, maar nooit een winstgevende prioriteit geweest.

Naarmate de antibiotica-revolutie wordt teruggedrongen zullen oude ziekten weer de kop opsteken, naast nieuwe infecties, en zullen ziekenhuizen knekelhuizen worden. Zelfs Trump kan zo nu en dan op opportunistische wijze tegen de absurde kosten van de medische zorg tekeer gaan, maar we hebben een gedurfdere visie nodig die de geneesmiddelenmonopolies probeert te doorbreken en zal voorzien in de publieke productie van levensreddende geneesmiddelen. (Vroeger was dit wél het geval: tijdens de Tweede Wereldoorlog schakelde het leger Jonas Salk en andere onderzoekers in om het eerste griepvaccin te ontwikkelen). Zoals ik vijftien jaar geleden schreef in mijn boek The Monster at Our Door – The Global Threat of Avian Flu: de toegang tot levensreddende medicijnen, waaronder vaccins, antibiotica en antivirale middelen, zou een mensenrecht moeten zijn dat universeel beschikbaar is, zonder kosten. Als de markten geen impulsen kunnen bieden om dergelijke geneesmiddelen goedkoop te produceren, zullen overheden en non-profitorganisaties de verantwoordelijkheid voor de productie en distributie ervan op zich moeten nemen. Het overleven van de armen moet ten allen tijde een hogere prioriteit krijgen dan de winst van Big Pharma.

De huidige pandemie onderstreept dit betoog: de kapitalistische mondialisering lijkt nu biologisch onhoudbaar te zijn, bij ontstentenis van een echte internationale volksgezondheidsinfrastructuur. Maar zoʼn infrastructuur zal nooit bestaan, totdat de volksbewegingen de macht van Big Pharma en de gezondheidszorg met winstoogmerk doorbreken.

vertaling Menno Grootveld


* Een verzorgingstehuis in Seattle was een van de eerste plekken in de VS waar het corona-virus uitbrak; inmiddels zijn 35 personen die daar woonden of werkten aan het virus overleden

** Medicare for All is het voorstel om Medicare, het sociale verzekeringsprogramma voor ouderen en personen met een beperking, uit te breiden tot een verplichte ziektekostenverzekering voor alle Amerikanen; dit is een van de belangrijkste punten in het verkiezingsprogramma van de Democratische presidentskandidaat Bernie Sanders

Categorieën
Filosofie Politiek

Op weg naar een perfecte storm in Europa

Oorspronkelijke tekst (Duits): Der Spiegel, 8 maart 2020

fotografie: Reiner Riedler

door Slavoj Zizek

Slavoj Zizek (Slovenië, 1949) is een van de bekendste hedendaagse filosofen. Zijn werk is vooral beïnvloed door Hegel, Marx en Lacan. Hij noemt zichzelf een eurocentrisch marxist. Zijn nieuwe boek, ‘Als een dief op klaarlichte dag’, verschijnt in mei bij Starfish Books.

Een ʻperfecte stormʼ doet zich voor als een zeldzame combinatie van uiteenlopende omstandigheden tot een extreem gewelddadige gebeurtenis leidt:

In zoʼn geval ontketent een synergie van krachten een energie die veel groter is dan de som van de individuele componenten. De term werd gepopulariseerd door de nonfictie-bestseller van Sebastian Junger uit 1997 over een combinatie van meteorologische verschijnselen die eens in de honderd jaar voorkomt en in 1991 de Noord-Atlantische oostkust van de VS trof: een hogedruksysteem van de Grote Meren botste met stormwinden boven een eiland in de Atlantische Oceaan (Sable Island) en met een weersysteem dat afkomstig was uit de Caraïben (orkaan Grace). Het verslag van Junger concentreert zich op de bemanning van de vissersboot Andrea Gail die verdween in een hoge golf.

Als gevolg van haar mondiale karakter ontlokt de huidige corona-epidemie ons dikwijls het commentaar dat wij nu allemaal in hetzelfde schuitje zitten. Maar er zijn tekenen die erop wijzen dat de boot die Europa heet veel dichter dan andere schepen in de buurt dreigt te komen van het lot dat de Andrea Gail ten deel is gevallen. Drie stormen verenigen zich momenteel om hun krachten boven Europa te ontladen. De eerste twee zijn niet specifiek voor dit continent: de coronavirus-epidemie in haar rechtstreekse fysieke impact (quarantaines, lijden en dood) en haar economische gevolgen, die in Europa erger zullen zijn dan elders omdat Europa toch al stagneert en ook afhankelijker is dan andere delen van de wereld van import en export (de auto-industrie is de ruggengraat van de Duitse economie, en de export van luxe-autoʼs naar China is al tot stilstand gekomen, enz.). Aan deze twee stormen moeten we nu een derde toevoegen, die we het ʻPoetogan-virusʼ zullen noemen: de nieuwe explosie van geweld in Syrië tussen Turkije en het regime van Assad (rechtstreeks gesteund door Rusland). Beide kampen exploiteren ijskoud het lijden van miljoenen ontheemden voor hun eigen politieke profijt.

Toen Turkije duizenden vluchtelingen opriep om naar Europa te vertrekken en hun transport naar de grens met Griekenland organiseerde, rechtvaardigde Erdogan deze maatregel met pragmatische humanitaire redenen: Turkije zou niet langer het stijgende aantal vluchtelingen kunnen onderhouden… Dit excuus getuigt van een adembenemend cynisme: het gaat volledig voorbij aan het feit dat Turkije zelf deelneemt aan de Syrische burgeroorlog, door de ene factie tegen de andere uit te spelen, waardoor het land zelf een zware verantwoordelijkheid draagt voor de instroom van vluchtelingen. Nu wil Turkije dat Europa de last van de vluchtelingen deelt, d.w.z. de prijs betaalt voor zijn meedogenloze politiek. De valse ʻoplossingʼ voor de crisis met de Koerden in Syrië – Turkije en Rusland die de ʻvredeʼ opleggen, zodat beide partijen ieder een deel van het gebied kunnen beheersen – is nu uiteengevallen, maar Rusland en Turkije blijven in een ideale positie verkeren om druk uit te oefenen op Europa: de twee landen controleren de olietoevoer naar Europa, evenals de vluchtelingenstroom, zodat zij die allebei kunnen gebruiken als een manier om Europa te chanteren.

De duivelsdans van conflict naar alliantie en andersom tussen Erdogan en Poetin mag ons geen zand in de ogen strooien: beide uitersten zijn onderdeel van hetzelfde geopolitieke spel ten koste van het Syrische volk. Niet alleen hebben beide partijen geen enkele boodschap aan het lijden van dat volk, ze exploiteren het juist actief. Wat opvalt zijn de overeenkomsten tussen Poetin en Erdogan, die steeds meer lijken op twee versies van hetzelfde politieke regime – twee belichamingen van dezelfde figuur, die we voortaan ʻPoetoganʼ zullen noemen.

We moeten dus vermijden de vraag te stellen wie meer verantwoordelijkheid draagt, Erdogan of Assad met Poetin – ze zijn allemaal heel erg verantwoordelijk voor wat er gaande is en moeten worden behandeld voor wat ze zijn, oorlogsmisdadigers die misbruik maken van het lijden van miljoenen en een land verwoesten in het meedogenloos nastreven van hun doelen, waarvan er één de vernietiging van een verenigd Europa is. Bovendien doen ze dit tijdens een mondiale epidemie (waarbij ze de angst voor deze epidemie misbruiken als middel om hun militaire doelen na te streven), d.w.z. in een tijd dat mondiale samenwerking urgenter is dan ooit. In een wereld met een minimaal gevoel voor rechtvaardigheid zouden ze allang naar Den Haag zijn overgebracht.

Nu kunnen we zien hoe de combinatie van deze drie stormen tot een perfecte storm kan leiden: een nieuwe golf vluchtelingen, georganiseerd door Turkije, kan rampzalige gevolgen hebben in deze tijd van een coronavirus-epidemie. Een van de goede dingen aan de epidemie (afgezien van het feit dat die ons bewust heeft gemaakt van de noodzaak tot mondiale samenwerking) was dat deze aanvankelijk niet werd toegeschreven aan immigranten en vluchtelingen – het racisme deed zijn werk vooral in de perceptie van sommigen dat de dreiging afkomstig was van de Oriëntale Ander. Maar als deze twee zaken bij elkaar komen, als de indruk gaat ontstaan dat vluchtelingen verbonden zijn met epidemieën (en er zullen zich zeker coronavirus-besmettingen voordoen onder de vluchtelingen – denk maar eens aan de erbarmelijke omstandigheden in de overvolle kampen in Griekenland), dan zullen de racistische populisten victorie kraaien: zij zullen dan de buitensluiting van buitenlanders kunnen rechtvaardigen op grond van ʻwetenschappelijkeʼ medische redenen. Iedere verleiding om à la Merkel de instroom van vluchtelingen te verwelkomen zal dan leiden tot een reactie van paniek en angst, waardoor (zoals Orban in zijn recente toespraak al beweerde) Hongarije een model zal zijn dat door heel Europa gevolgd gaat worden…

Om deze ramp te voorkomen is het eerste wat we moeten doen iets dat bijna onmogelijk is: het versterken van Europaʼs operationele eenheid, vooral de onderlinge coördinatie tussen Frankrijk en Duitsland. En vervolgens zou Europa, op basis van deze eenheid, zonder schaamte moeten HANDELEN. In een recent televisiedebat gaf Gregor Gysi, een sleutelfiguur van de Duitse partij Die Linke, een goed antwoord op een opmerking van een tegenstander van immigratie, die op agressieve wijze betoogde dat hij geen verantwoordelijkheid voelde voor de armoede en gruwelen in Derde Wereldlanden – in plaats van geld uit te geven om die landen te helpen, zouden onze staten alleen verantwoordelijkheid moeten nemen voor het welzijn van hun eigen burgers. De kern van Gysi’s antwoord was: als we geen verantwoordelijkheid aanvaarden voor de armen in de Derde Wereld (en op basis daarvan handelen), zullen zij hierheen komen, naar ons toe… (wat precies is waar de anti-immigratiepartijen furieus tegen zijn). Hoe cynisch en onethisch dit antwoord ook mag lijken, het is veel toepasselijker dan alle abstracte medemenselijkheid: het humanitaire beroep op onze generositeit en schuld (ʻwe moeten onze harten voor hen openstellen, ook omdat de uiteindelijke oorzaak van hun lijden het Europese racisme en kolonialisme is’) is een wanhopige poging om helemaal niets te hoeven veranderen, om dezelfde orde te kunnen handhaven, zij het met een menselijk gezicht. Vandaag de dag is echter veel méér nodig.

vertaling Menno Grootveld

Categorieën
Filosofie Gezondheid Politiek

De uitvinding van een epidemie

Oorspronkelijke tekst (Italiaans): Il Manifesto, 26 februari 2020
English translation

fotografie: Philosophy Kitchen

door Giorgio Agamben

Giorgio Agamben is een Italiaanse filosoof die vooral bekend is door zijn werk waarin hij de concepten van de uitzonderingstoestand, levensvorm (ontleend aan Ludwig Wittgenstein) en homo sacer onderzoekt. Agambens filosofie is diepgaand beïnvloed door enerzijds Martin Heidegger, bij wie hij colleges volgde en anderzijds Walter Benjamin, wiens werk hij in het Italiaans vertaalde. De bundel A che punto siamo? met zijn corona-essays, waarvan dit het eerste is, verschijnt binnenkort bij Starfish Books.

Om de panische, irrationele en absoluut ongefundeerde noodmaatregelen voor een vermeende coronavirus-epidemie te kunnen begrijpen, moeten we uitgaan van de verklaringen van de Italiaanse Nationale Onderzoeksraad (CNR) van 22 februari 2020, die niet alleen zeggen dat er ʻgeen epidemie van SARS-CoV2 in Italië is,ʼ maar ook dat ʻde infectie, op basis van de epidemiologische gegevens die op dit moment beschikbaar zijn en die gebaseerd zijn op tienduizenden gevallen, in 80 tot 90 procent van die gevallen slechts milde tot gematigde symptomen (een soort griep) veroorzaakt. In 10 tot 15 procent van de gevallen kan een longontsteking ontstaan, maar die heeft in de meerderheid daarvan een goedaardig verloop. Naar schatting heeft slechts 4 procent van de patiënten een opname op de intensive care nodig.ʼ

Als dit de werkelijke situatie is, waarom werken de media en de autoriteiten dan aan de verspreiding van een klimaat van paniek, waardoor een echte uitzonderingssituatie ontstaat, met ernstige beperkingen van de bewegingsvrijheid en een opschorting van de normale leef- en werkomstandigheden in hele regioʼs als gevolg?

Twee factoren kunnen een dergelijke disproportionele reactie helpen verklaren. In de eerste plaats blijkt hier opnieuw sprake te zijn van de groeiende tendens om de uitzonderingstoestand als een normaal bestuursparadigma te gebruiken. Het wettelijke decreet (decreto legge) dat onmiddellijk door de regering werd goedgekeurd ʻom redenen van hygiëne en openbare veiligheidʼ komt in feite neer op een ware militarisering ʻvan de gemeenten en gebieden waar ten minste één persoon positief is getest en de bron van de besmetting onbekend is, of waar zich een besmetting heeft voorgedaan die niet kan worden herleid tot een persoon die afkomstig is uit een gebied dat reeds door de virusinfectie is getroffen.ʼ Met een zoʼn vage en onbepaalde formule kan de uitzonderingstoestand snel naar alle regioʼs worden uitgebreid,* omdat het praktisch onmogelijk is dat er elders geen andere besmettingen zullen opduiken. Laten we eens kijken naar de ernstige vrijheidsbeperkingen waarin het decreet voorziet: a) een verbod om de getroffen gemeente of het getroffen gebied te verlaten, voor alle personen die in die gemeente of dat gebied aanwezig zijn; b) een verbod om de getroffen gemeente of het getroffen gebied te betreden; c) het opschorten van demonstraties of initiatieven van welke aard dan ook, van evenementen en van iedere vorm van samenkomst op een openbare of particuliere plaats, met inbegrip van culturele, recreatieve, sportieve en religieuze evenementen, zelfs indien deze plaatsvinden op gesloten plaatsen die voor het publiek toegankelijk zijn; d) het opschorten van onderwijs voor kinderen en scholen van alle niveaus, alsook van het bijwonen van schoolactiviteiten en van het hoger onderwijs, met uitzondering van onderwijs op afstand; e) het sluiten van musea en andere instellingen en plaatsen van cultuur, zoals bedoeld in artikel 101 van het statuut aangaande het cultureel erfgoed en het landschap, en in het wetsdecreet van 22 januari 2004, nr. 42; alle voorschriften betreffende de vrije toegang tot deze instellingen worden opgeschort; f) het opschorten van alle educatieve reizen, zowel in Italië als in het buitenland; g) het opschorten van examens en van alle activiteiten van openbare ambten, met uitzondering van essentiële diensten of diensten van openbaar nut; h) het handhaven van de quarantainemaatregelen en het uitoefenen van actief toezicht op personen die nauw contact hebben gehad met bevestigde gevallen van een wijdverspreide besmettelijke ziekte.

Het is overduidelijk dat deze beperkingen niet in verhouding staan tot de dreiging van wat volgens de CNR een normale griep is, die niet veel verschilt van die welke ons ieder jaar treft. Het lijkt erop dat als het terrorisme eenmaal is uitgeput als grondslag voor uitzonderlijke maatregelen, de uitvinding van een epidemie het ideale excuus kan zijn om dergelijke maatregelen onbeperkt te kunnen verruimen.

De andere factor, die niet minder verontrustend is, is de toestand van angst die zich de laatste jaren heeft verspreid tot in het individuele bewustzijn van de mensen en die zich vertaalt in een reële behoefte aan een toestand van collectieve paniek, waarvoor de epidemie opnieuw het ideale excuus biedt. Zo wordt bij wijze van een perverse vicieuze cirkel de beperking van de vrijheid die door de overheden wordt opgelegd, geaccepteerd uit naam van een verlangen naar veiligheid dat door dezelfde regeringen die nu ingrijpen om dat verlangen te bevredigen is gewekt.

Daarom wordt bij wijze van een perverse vicieuze cirkel de beperking van de bewegingsvrijheid die door de regeringen wordt opgelegd, aanvaard uit naam van een verlangen naar veiligheid, gecreëerd door dezelfde regeringen die nu tussenbeide komen om dat verlangen te bevredigen.

* Wat iets later, toen het aantal corona-patiënten explodeerde, ook inderdaad is gebeurd

Vertaling Menno Grootveld