Categorieën
Politiek

Wordt een oorlog met Iran Trumps afscheidscadeau?

Oorspronkelijke tekst (Engels): The Guardian, 8 januari 2021

fotografie: Biography

door Daniel Ellsberg

Daniel Ellsberg was de klokkenluider die de Pentagon Papers lekte, waaruit bleek dat de Amerikaanse regering tegenover het Amerikaanse publiek had gelogen over de oorlog in Vietnam.

Ik zal er altijd spijt van hebben dat ik niet méér heb gedaan om de oorlog met Vietnam te voorkomen. Nu roep ik klokkenluiders op om naar voren te treden en de plannen van Trump te onthullen.

Het aanzetten door president Trump tot crimineel geweld en bezetting van het Capitool maakt duidelijk dat er geen enkele beperking is van het machtsmisbruik dat hij kan plegen in de tijd die hij nog in functie is. Ik ben bang dat hij de komende dagen nog iets veel gevaarlijkers zal ondernemen dan zijn opruiende optreden van vorige week woensdag: de langverwachte oorlog met Iran.

Zou hij misschien zó gek kunnen zijn dat hij denkt dat een dergelijke oorlog ten goede zou komen aan de natie of de regio, of aan zijn eigen kortetermijnbelangen? Zijn gedrag en gemoedstoestand van deze week en de afgelopen twee maanden geven antwoord op die vraag.

Het sturen, eerder deze week, van B-52’s op een non-stop vlucht van North Dakota naar de Iraanse kust – de vierde dergelijke vlucht in zeven weken tijd, waarvan één aan het eind van afgelopen jaar – in samenhang met de opbouw van Amerikaanse troepen in het gebied, is een waarschuwing, niet alleen voor Iran, maar ook voor ons.

Medio november, toen deze vluchten begonnen, moest de president er op het allerhoogste niveau van worden weerhouden om een niet-uitgelokte aanval op Iraanse nucleaire installaties uit te voeren. Maar een aanval, ʻuitgeloktʼ door Iran (of door Irakese milities die samenwerken met Iran), werd niet uitgesloten.

Het leger en de inlichtingendiensten van de VS hebben, net als in Vietnam en Irak, de presidenten vaak voorzien van valse informatie die voorwendselen bood om onze vermeende tegenstanders aan te vallen. Of er werden heimelijke acties gesuggereerd die de tegenstanders konden provoceren tot een reactie die een Amerikaanse ʻvergeldingʼ rechtvaardigde.

De moord op Mohsen Fakhrizadeh, Irans belangrijkste kernwetenschapper, in november vorig jaar was waarschijnlijk bedoeld als een dergelijke provocatie. Als dat zo is, dan heeft die tot nu toe gefaald, net als de moord op generaal Suleimani precies een jaar geleden.

Maar de tijd dringt als het de bedoeling is om een opeenvolging van gewelddadige acties en reacties op gang te brengen, die de hervatting van de nucleaire overeenkomst met Iran door de nieuwe regering van Biden kan blokkeren: een belangrijk doel, niet alleen van Donald Trump, maar ook van de bondgenoten die hij de afgelopen maanden bij elkaar heeft helpen brengen: Israël, Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten.

Het is duidelijk dat er meer nodig is dan individuele moorden om Iran ertoe aan te zetten reacties te riskeren die een grootschalige luchtaanval rechtvaardigen voordat Trump zijn presidentschap neerlegt. Maar het Amerikaanse leger en de geheime planningsstaf zijn in staat om te proberen zoiets tijdig te realiseren.

Ik was zelf een halve eeuw geleden waarnemer van een dergelijke planning, met betrekking tot Vietnam. Op 3 september 1964 – slechts een maand nadat ik speciaal assistent was geworden van de onderminister van Defensie voor internationale veiligheidszaken, John T McNaughton – kwam er een memo langs op mijn bureau in het Pentagon, dat was geschreven door mijn baas. Hij beval acties aan ʻdie op een bepaald moment waarschijnlijk een militaire reactie van de DRV [Noord-Vietnam] zullen uitlokken … wat waarschijnlijk een goede reden voor ons zal zijn om te escaleren, als we dat zouden willen.ʼ

Dergelijke acties, ʻdie ertoe zullen neigen opzettelijk een DRV-reactieʼ (sic) uit te lokken, zoals vijf dagen later uitgestippeld door de tegenhanger van McNaughton op het ministerie van Buitenlandse Zaken, onderminister William Bundy, zouden kunnen bestaan uit ʻhet steeds dichter bij de Noord-Vietnamese kust uitvoeren van marinepatrouilles door de V.S.ʼ – d.w.z. binnen de twaalfmijlszone die Noord-Vietnam als zijn territoriale wateren beschouwde: zo dicht mogelijk bij het strand als nodig was, teneinde een reactie uit te lokken die wat McNaughton ʻeen volwaardige dreun voor Noord-Vietnam [een steeds verder escalerende bombardementscampagne]ʼ noemde te rechtvaardigen: die reactie moest volgen, ʻvooral als een Amerikaans schip tot zinken wordt gebracht.ʼ

Ik twijfel er niet aan dat een dergelijke planning, onder leiding van het Oval Office, om zo nodig een excuus uit te lokken om Iran aan te vallen terwijl deze regering nog in functie is, nu ook aanwezig is in de kluizen en computers van het Pentagon, de CIA en het Witte Huis. Dit betekent dat er functionarissen zijn – misschien iemand die aan mijn oude bureau in het Pentagon zit – die op hun beveiligde computerschermen zeer geheime aanbevelingen hebben gezien, precies zoals de McNaughton- en Bundy-memoʼs die in september 1964 op mijn bureau verschenen.

Ik zal het altijd betreuren dat ik die memoʼs niet heb gekopieerd – naast de vele andere dossiers in de topgeheime kluis in mijn kantoor op dat moment, die allemaal in strijd waren met de valse campagnebeloftes van de president dat najaar dat ʻwe niet uit zijn op een grotere oorlogʼ – en dat k ze niet al in september 1964 ter beschikking heb gesteld van de commissie voor buitenlandse betrekkingen van senator Fulbright, maar pas vijf jaar later, in 1969, en pas in 1971 aan de pers heb overhandigd. Als ik dat eerder had gedaan, hadden vele levens gered kunnen worden.

Huidige documenten of digitale bestanden waarin wordt overwogen om Iran te provoceren of ʻvergeldingsmaatregelenʼ te nemen voor acties die heimelijk door onszelf zijn uitgelokt, mogen geen moment meer geheim blijven voor het Amerikaanse Congres en het Amerikaanse publiek, zodat we niet vóór 20 januari voor een rampzalig voldongen feit komen te staan, een oorlog die nog erger is dan die in Vietnam en alle oorlogen in het Midden-Oosten tezamen. Het is nog niet te laat voor het in gang zetten van een dergelijk plan door deze gestoorde president, noch voor het tegenhouden ervan door een geïnformeerd publiek en het Congres.

Ik dring er bij hedendaagse klokkenluiders op aan om nog deze week met deze informatie naar buiten te komen, niet pas maanden of jaren nadat er bommen zijn gevallen. Het zou de meest vaderlandslievende daad van je leven kunnen zijn.

Vertaling: Menno Grootveld

Categorieën
Politiek

Wat in het Capitool is gebeurd, gebeurt overal ter wereld

Oorspronkelijke tekst (Engels): The Guardian, 7 januari 2021

fotografie: Volkskrant

door Cas Mudde

Cas Mudde is een Nederlandse politicoloog die zich richt op politiek extremisme en populisme in Europa en de Verenigde Staten. Zijn onderzoek omvat politieke partijen, extremisme, democratie, het maatschappelijk middenveld en de Europese politiek.

Ook in Duitsland, Hongarije en Nederland zijn de afgelopen jaren extreemrechtse pogingen ondernomen om parlementen en regeringskantoren te bestormen.

Slechts één dag nadat zwarte vrouwen in Georgia de Amerikaanse democratie te hulp zijn geschoten, vielen witte mannen in Washington DC het symbool van diezelfde democratie aan. De eerste aanval werd feitelijk van binnenuit gepleegd, door een groep Republikeinse Congresleden, die de verkiezingsoverwinning van de nieuwe president Joe Biden ter discussie stelden. De tweede aanval begon buiten, als een pro-Trump en ʻStop the Stealʼ-rally, en eindigde binnen, met een meute extreemrechtse betogers die het opmerkelijk zwakke politiecordon doorbrak en illegaal het Amerikaanse Capitool binnendrong, waar vervolgens selfies werden gemaakt met politieagenten, onder het roepen van ʻAcabʼ (ʻAll cops are bastards,ʼ alle politiemannen zijn klootzakken).

Ik bestudeer rechts-radicalen nu al bijna dertig jaar en heb ze nog nooit zo stoutmoedig gezien als in de afgelopen jaren. Voor alle duidelijkheid: dit gaat niet alleen over Donald Trump of de VS. Vorig jaar nog probeerden voor het merendeel extreemrechtse anti-vaccinatie-betogers de Reichstag, het Duitse parlement, te bestormen, waarbij ze eveneens op opmerkelijk zwak politieverweer stuitten. En in Nederland zijn boze boeren, vaak onder leiding van de extreemrechtse Farmers Defence Force, al sinds 2019 bezig met het vernielen van overheidskantoren en het bedreigen van politici. Nog verder terug, in 2006, bestormden extreemrechtse meutes het Hongaarse parlement en vochten ze wekenlang met de politie in de straten van Boedapest – in veel opzichten het begin van de radicalisering en de terugkeer aan de macht van de huidige premier Viktor Orbán.

Hoe en waarom zijn we hier terechtgekomen? In de eerste plaats door een langdurig proces van lafheid, mislukkingen en kortzichtig opportunisme van mainstream rechts. Al in 2012, in de nasleep van de dodelijke terreuraanslag op een Sikh-tempel in Wisconsin, door een prominente neonazi, schreef ik: ʻDe extremistische retoriek die afkomstig is van zogenoemde gezagsgetrouwe patriotten moet serieuzer worden genomen.ʼ Ik adviseerde Republikeinse leiders om ʻvoorzichtiger te zijn bij het kiezen van hun gezelschap en het uiten van hun insinuaties.ʼ Wat gebeurde was echter het tegenovergestelde: extreemrechtse ideeën en mensen werden mainstream in plaats van in de ban gedaan.

Zoals in zoveel andere zaken is Donald Trump een belangrijke katalysator van dit proces geweest, maar niet de initiatiefnemer ervan. De radicalisering van rechts in de VS dateert al van tientallen jaren vóór Trump. Het dateert zelfs van vóór de Tea Party, die vooral heeft geholpen om extreemrechts in het hart van de Republikeinse partij te brengen. Het is duidelijk dat racisme en het zinspelen daarop een sleutelrol hebben gespeeld in deze partij sinds ze in de jaren zeventig haar beruchte Southern Strategy lanceerde, waarmee witte Amerikanen uit het zuiden van de VS de Republikeinse partij binnen werden gebracht, maar dit gaat veel verder dan dat. De radicalisering is niet alleen ideologisch, maar ook anti-systemisch van aard.

De afgelopen decennia hebben rechtse politici en deskundigen extreemrechtse kiezers op opportunistische wijze gevleid door hen ʻhet echte volkʼ te noemen, en door van deze luidruchtige minderheid een zogenaamd tot slachtoffer geworden zwijgende meerderheid te maken. Hoewel ook hier sprake is van een veel breder verspreid proces, heeft het zich zeer sterk ontwikkeld in de VS, waar het werd versterkt door een bloeiend ʻconservatiefʼ medianetwerk, van talk radio tot Fox News, evenals door de nog steeds formidabele infrastructuur van religieus rechts. Het was zelfs zó succesvol dat, al vóórdat Trump president werd, een meerderheid van de witte evangelische christenen geloofde dat ʻde discriminatie van witte mensen nu net zo cruciaal is als de discriminatie van niet-witte mensen.ʼ Een jaar later bleek uit een enquête dat een meerderheid van de witte evangelische christenen meende dat zij méér gediscrimineerd werden dan moslims in de VS.

Het discours van het ʻwitte slachtofferschapʼ is echter niet langer een puur rechts fenomeen. Wanneer successen van extreemrechts de mainstream media en de politiek verrassen, vertonen die een neiging tot overcompensatie, en stappen ze van het aan de kaak stellen of negeren van ʻde racistenʼ over op het verdedigen of zelfs verheerlijken van hen. Jarenlang hebben journalisten en politici het belang van het racisme gebagatelliseerd en het verhaal van de ʻeconomische zorgenʼ van deze mensen naar voren gebracht. Racisten waren ʻde achtergeblevenenʼ of gewoonweg ʻhet volkʼ – zelfs in landen waar extreemrechts nauwelijks meer dan 10 procent van de stemmen haalde bij verkiezingen.

Ongetwijfeld geloven sommige rechtse politici en deskundigen écht in hun eigen propaganda, maar de overgrote meerderheid weet heel goed dat de extreemrechtse kiezers slechts een minderheid van de bevolking vormen en dat witte mensen – of ze nu evangelisch zijn of niet – lang niet zo erg gediscrimineerd worden als moslims, of als andere niet-witte en niet-christelijke groeperingen. En als ze dat niet geloven, stel hen dan de volgende vraag: denkt u nu echt dat deze betogers het Capitool hadden kunnen binnendringen als ze Afrikaans-Amerikaans of moslim waren geweest?

Waarschijnlijk hebben de meeste politici en deskundigen deze groepen aanvankelijk om puur opportunistische redenen het hof gemaakt, in de hoop op steun van extreemrechts. Maar naarmate extreemrechts steeds stoutmoediger en gewelddadiger werd, werd mainstream rechts steeds banger. Veel mainstream politici en andere elites durven zich niet langer uit te spreken tegen extreemrechts, bang om persoonlijk en politiek bedreigd te worden door hun meutes.

Het steeds brutaler en openlijker wordende politieke geweld van extreemrechtse bendes en meutes zou een wake-up call moeten zijn voor alle mensen die extreemrechts naar de mond gepraat hebben. Je kunt deze meutes niet controleren. Ze controleren jou. En hoewel deze bendes niet het grootste deel van de bevolking vertegenwoordigen dat er extreemrechtse opvattingen op na houdt of op extreemrechtse kandidaten en partijen stemt, delen ze in principe een vergelijkbaar wereldbeeld. En daarin is er geen ruimte voor nuance of compromis. Je bent óf een bondgenoot, op hún voorwaarden, óf een vijand. En er is geen genade voor vijanden, zelfs niet als het voormalige bondgenoten zijn. Vraag dat maar aan gouverneur Brian Kemp of aan minister van Binnenlandse Zaken Brad Raffensperger van Georgia.

Het is derhalve de hoogste tijd dat liberaal-democratische journalisten, politici en deskundigen eindelijk gaan inzien wat extreemrechts werkelijk is: een bedreiging voor de liberale democratie. Een geduchte dreiging, dat zeker, maar ook een dreiging die alleen kan slagen met de stilzwijgende hulp van de mainstream – hetzij door opportunistische coalities, hetzij door laffe non-respons. We bevinden ons niet in de jaren dertig van de vorige eeuw. Vandaag de dag is de overgrote meerderheid van de Amerikanen en Europeanen voorstander van een liberale democratie. Maar zíj zijn de zwijgende meerderheid geworden, steeds meer genegeerd en onbeschermd door haar vertegenwoordigers.

Het is tijd om op te staan tegen extreemrechts en je uit te spreken vóór de liberale democratie. Het is tijd om het racisme en de ondemocratische discoursen en gedragingen van extreemrechts aan de kaak te stellen. En het is tijd om het giftige verhaal van het witte slachtofferschap duidelijk en openlijk te verwerpen. Natuurlijk moeten we de strijd van delen van de witte bevolking erkennen, met name die van de boeren en arbeiders, maar niet ten koste van de niet-witte bevolking of de liberale democratie.

Vertaling: Menno Grootveld

Categorieën
Politiek

Deze opstand was te verwachten

Oorspronkelijke tekst (Engels): Jacobin, 7 januari 2021

fotografie: Zach Lipp

door David Sirota

David J. Sirota is een Amerikaanse journalist, columnist bij The Guardian, en redacteur voor Jacobin.

De gebeurtenissen van afgelopen woensdag waren de expressie van een gevaarlijke autoritaire beweging die al lang in de maak was.
Twee maanden geleden publiceerde de Daily Poster een reeks berichten over de toenemende dreiging van een couppoging, waarbij we ons afvroegen waarom dit door de Democraten en de media niet serieuzer werd genomen. We werden bespot en uitgelachen, alsof zulke dingen in Amerika nooit zouden kunnen gebeuren.

Na de gebeurtenissen van afgelopen woensdag in het Amerikaanse Capitool is het lachen iedereen wel vergaan. Opstandelingen bestormden het gebouw en zorgden voor een onderbreking van de bevestiging van de uitslag van de presidentsverkiezingen. Veiligheidskrachten stonden hen toe binnen te dringen in de Senaatskamer en de procedure te onderbreken. Er was een opmerkelijk verschil in de manier waarop de federale veiligheidskrachten de Black Lives Matter-protesten van een jaar geleden met geweld tegemoet traden en de manier waarop ze het Capitool onder de voet lieten lopen door rechtse extremisten waarvan ze wisten dat ze eraan kwamen.

Ongeveer tien jaar geleden schreef ik een boek genaamd The Uprising, dat beschreef hoe we een tijdperk van chaos binnen zouden gaan waarin rechtse groeperingen onder het mom van populisme zouden proberen de macht te grijpen. Het is duidelijk dat dit nu inderdaad is gebeurd – het heeft een versnelling ondergaan tijdens de Tea Party-protesten, en nog meer onder Donald Trump, die een unieke president is gebleken in zijn bereidheid om de megafoon van het Witte Huis te gebruiken om de onrust aan te wakkeren en de toestand te destabiliseren.

De gebeurtenissen van afgelopen woensdag waren het gevolg van al deze opruiing. Het was een culminatie die plaatsvond binnen een cultuur van totale straffeloosheid – en het is de moeite waard om vijf contextuele punten te overwegen om te proberen te begrijpen waar we hier echt mee te maken hebben, want het zal waarschijnlijk doorgaan nadat Trump het Witte Huis heeft verlaten.

1. We weten allang dat extreem rechts – en met name veel Trump-aanhangers – vijandig staan tegenover de democratie. Uit opiniepeilingen van de Universiteit van Monmouth in 2019 bleek dat ongeveer een derde van de vurigste aanhangers van Trump de hoogste score haalden als het ging om autoritaire tendensen. Al met al blijkt uit de gegevens van het Democracy Fund dat ongeveer een derde van de Amerikanen ʻzegt welwillend te staan tegenover een autoritair alternatief voor de democratie.ʼ Dat is wat we afgelopen woensdag gezien hebben.

2. Terwijl Trump heeft geprobeerd links van geweld te beschuldigen, heeft zijn regering steevast haar best gedaan om de dreiging van het rechtse autoritarisme en witte nationalisme te bagatelliseren. In een klokkenluidersverklaring beweerde een voormalige hoge ambtenaar van het ministerie van Binnenlandse Veiligheid dat functionarisen van de regering-Trump hem hadden opgedragen om een deel van een rapport ʻover wit nationalisme op zoʼn manier te herschrijven dat de dreiging er minder ernstig uitzag.ʼ Politico meldde eerder dit jaar dat ambtenaren van het ministerie van Binnenlandse Veiligheid ʻeen jarenlange interne strijd hebben gevoerd om het Witte Huis aandacht te laten besteden aan de dreiging van gewelddadige binnenlandse extremistenʼ – maar dat ze het opgaven omdat Trump niet geïnteresseerd was. In plaats daarvan concentreerden de federale veiligheidsdiensten zich op het deporteren van immigranten en het instellen van onderzoeken naar milieuactivisten.

3. De Capitoolpolitie heeft een budget van 460 miljoen dollar en 2.300 man personeel om het Amerikaanse Capitool te bewaken. Ter vergelijking: dat is tweemaal de omvang van het budget van de politie van mijn eigen stad, die een hele metropool moet beveiligen. Op de een of andere manier was dit leger van veiligheidskrachten van het Capitool niet in staat – of niet bereid – om de opstandelingen ervan te weerhouden tot het gebouw door te dringen en de vloer van de Amerikaanse Senaat in bezit te nemen. En het is niet zo dat men verrast werd – ze waren vooraf gewaarschuwd voor de mogelijkheid van onrust. Dus het is bijna alsof ze niet geprobeerd hebben de bestorming een halt toe te roepen.

4. Het verzoek van de burgemeester van Washington, Muriel Bowser, om versterkingen van de Nationale Garde naar het Capitool te sturen, werd in eerste instantie afgewezen door het ministerie van Defensie – hetzelfde ministerie waarvan de leiding onlangs werd gezuiverd en vervolgens vervangen door Trump-loyalisten. Dit lijkt geen toeval, gezien het feit dat Trump in eerste instantie weigerde de opstandelingen op te roepen om uiteen te gaan.

5. De opstand werd gevoed door maanden van desinformatie door functionarissen van de Republikeinse Partij, die de leugen dat de nationale verkiezingen werden geplaagd door fraude maar bleven herhalen. Deze leugens vonden gretig aftrek: uit een opiniepeiling bleek vorige maand dat driekwart van de Republikeinse kiezers gelooft dat de verkiezingen frauduleus zijn verlopen. Ook al heeft niemand bewijzen van systemische fraude geleverd, de Republikeinse wetgevers in Washington bleven de complottheorieën voeden, waardoor ze uiteindelijk het Congres onder druk konden zetten om de nationale verkiezingsuitslag ongeldig te verklaren. Op een foto is te zien hoe senator Josh Hawley van Missouri een vuist maakte naar de opstandelingen toen hij naar het Capitool ging om te proberen de certificering van de verkiezingsuitslag tegen te houden.

Zoals ik eerder deze week al schreef, deden de functionarissen van de Republikeinse Partij die deze opstand hebben aangewakkerd en ondersteund dit omdat ze ervan uitgingen dat ze geen politieke, sociale of juridische gevolgen te vrezen hebben. Integendeel, ze verwachtten waarschijnlijk beloond te zullen worden met een hogere populariteit onder veel Republikeinse kiezers. En als de Look Forward Not Backward™-meute zijn zin krijgt en ervoor zal zorgen dat de vele misdaden van Trump geen juridische gevolgen hebben, dan zullen deze Republikeinen weten dat ze altijd met hun eigen extremistische gedrag kunnen wegkomen.

Na dit alles – als er verder niets verandert – ben ik geneigd het eens te zijn met assistent Dan Riffle van afgevaardigde Alexandria Ocasio-Cortez, die heeft gezegd dat ʻhet altijd – zelfs op momenten als deze – nóg erger kan worden. Als de recente geschiedenis een leidraad is, dan zal dat zeker het geval zijn.ʼ

Maar de dingen kunnen nog ten goede keren – en dat zal ook moeten.

In The Uprising heb ik betoogd dat de beste manier om de opkomst van het rechtse populisme tegen te gaan en te voorkomen dat het zich uitbreidt, een oppositiebeweging en -partij is die niet alleen maar vage lofzangen op de democratie en de ziel van de natie ten beste geeft. Die oppositie moet ook tastbare, materiële voordelen voor de werkende bevolking bewerkstelligen – in plaats van zich te gedragen als een elitaire en weinig effectieve zaakwaarnemer van het establishment, die door rechtse provocateurs eeuwig door het slijk gehaald kan worden.

Toen de New Deal de arbeidersklasse tastbare voordelen bleek op te leveren, heeft dat de doorbraak van het rechtse fascisme in Amerika helpen verhinderen. Bijna een eeuw later hebben we bij de tussentijdse Senaatsverkiezingen in Georgia iets soortgelijks gezien. Daar werden twee rechtse, autoritaire Republikeinen verslagen door een zwarte dominee, die voorganger is in de kerk van dr. Martin Luther King Jr., en een joodse man – en dit Democratische duo heeft gewonnen door meedogenloos campagne te voeren met een eenvoudige belofte van cheques van tweeduizend dollar voor de miljoenen inwoners van Georgia die bedreigd worden door huisuitzetting, hongersnood en faillissement.

Natuurlijk, wat de Democraten ook voor elkaar mogen krijgen – overlevingscheques, een hoger minimumloon, gegarandeerde medische zorg, enorme investeringen in het creëren van banen, hardhandig optreden tegen misbruik makende bedrijven –, er zal altijd een rechtse autoritaire beweging in Amerika blijven die bereid is om racisme en illiberalisme een stem te geven.

Het is dus niet eenvoudig: er is geen simpele één-op-één relatie tussen het voeren van beleid dat het leven van de mensen verbetert en het uit de weg ruimen van het soort fascisme dat woensdag zijn kop opstak in het Capitool. Maar het in de bres springen voor miljoenen mensen die al generaties lang economisch uitgebuit worden, is de beste en waarschijnlijk enige manier om te proberen op de langere termijn de bredere verspreiding van dit fascisme een halt toe te roepen.

Dat werk moet nu beginnen. Niet morgen. Niet over een paar maanden, maar nu meteen.

Vertaling: Menno Grootveld

Categorieën
Politiek

Noem het beest(je) bij de naam: het wás een couppoging

Oorspronkelijke tekst (Engels): The Guardian, 6 januari 2021

fotografie: Trent Davis Bailey

door Rebecca Solnit

Rebecca Solnit is een Amerikaanse schrijver. Ze heeft over verschillende onderwerpen geschreven, waaronder feminisme, het milieu, politiek en kunst.

Afgelopen woensdag deed de president van de Verenigde Staten een poging tot staatsgreep. Een rechtse meute probeerde die staatsgreep te plegen in de vorm van een geweldadige rel waarbij het Capitool werd bestormd. Ze verstoorden de procedure van de erkenning van de verkiezingszege van Joe Biden en Kamala Harris door het Congres. Die procedure was eerder die dag al ontwricht door gekozen volksvertegenwoordigers die te kwader trouw beweerden dat de presidentsverkiezingen niet rechtsgeldig waren verlopen en dat het presidentschap van Trump derhalve moest worden gecontinueerd. Ook dát was een couppoging, een poging om de grondwet te schenden en de wil van de kiezers terzijde te schuiven. Binnen en buiten het Capitool waren dit twee gezichten van één en hetzelfde fenomeen, dat in gang werd gezet door de leiders van de Republikeinse partij en de Amerikaanse president. De meute op straat zou er niet zijn geweest zonder de politici binnen. Die politici geven nu uiting aan hun afschuw en verwerping, maar zijn hier mede schuldig aan.

Als Mitch McConnell en andere Republikeinse leiders de rechtmatige winnaar van de presidentsverkiezingen begin november gewoon hadden erkend, en als de rechtmatige verkiezingsuitslag niet vanuit de regering in twijfel was getrokken, zou er geen meute zijn geweest. Omdat ze er niet in geslaagd waren genoeg kiezers het stemmen onmogelijk te maken teneinde een Republikeinse overwinning te garanderen, besloten de Republikeinse partij en de regering-Trump om te proberen de uitslag terugwerkende kracht teniet te doen. Trump vuurde de meute aan, nadat hij haar al maandenlang had opgehitst, alsof hij een lont in een kruitvat had gestoken.

Ik noem het een couppoging omdat, hoewel de bevestiging van het presidentschap van Biden er niet door verhinderd werd, dit beslist deel uitmaakte van een campagne om de aanstaande regering van haar legitimiteit te beroven en daardoor te verzwakken. Het zat er al een hele tijd aan te komen, na jaren van toenemende woede, vooral onder witte mannen, aangewakkerd door Trump zelf en de National Rifle Association, Fox News en de verschillende rechtse ʻdeskundigen,ʼ de Republikeinse partij, de diverse gezichten van het witte nationalisme en extreem-rechtse groeperingen zoals de Proud Boys. Het is een woede die zich richt tegen het feit dat andere mensen volgens de wet gelijk zijn, en dat vrouwen en mensen van kleur ook zouden moeten kunnen regeren nu de macht gelijker verdeeld begint te worden – dezelfde woede die een zwarte president van zijn legitimiteit trachtte te beroven door zijn geboorteplek in twijfel te trekken en obstructie te plegen. Het is een woede die zich richt tegen de gelijkheid.

Democratie is een reeks afspraken om samen beslissingen te nemen en de uitkomst daarvan te respecteren, of je dat nu leuk vindt of niet. Het soort geweld dat we op Capitol Hill hebben gezien is autoritair, een manier om te proberen andere mensen te dwingen zich te onderwerpen aan de wil van de daders. Dit geweld komt van witte mannen die lange tijd de enige mensen met macht in dit land zijn geweest, en die zich nu gemarginaliseerde en onderdrukte buitenstaanders wanen, omdat anderen ook macht en een stem zouden kunnen krijgen. We hebben dit soort mannen afgelopen zomer gezien toen ze met halfautomatische geweren de hoofdstad van Michigan binnenvielen, en we zagen ze weer toen een handvol van hen werd gearresteerd wegens een complot om gouverneur Gretchen Whitmer van Michigan te ontvoeren. We zagen ze bij racistische schietpartijen, van de grens van Texas tot aan een synagoge in Pennsylvania.

Deze couppoging werd in de hand gewerkt door de steeds ongeremdere ideologie van geweld die we steeds weer hebben gezien, in de massale schietpartijen die in het Amerika van deze eeuw de norm zijn geworden, en in het fetisjeren van vuurwapens en wapenrechten, waardoor deze moordmachines en de doodslag die zij zaaien steeds vaker zijn gaan voorkomen, wat ertoe heeft geleid dat wapengeweld inmiddels een van de belangrijkste doodsoorzaken in Amerika is.

Terwijl ik schrijf, hoor ik een Republikeinse leider op tv zeggen: ʻVergeet niet dat wij de partij van wet en orde zijn.ʼ Natuurlijk was de rel in het Capitool technisch gezien wetteloos, maar ʻwet en ordeʼ als rechtse slogan betekent dat zíj de wet zijn en dat zíj hun versie van orde kunnen opleggen.

Autoritarisme is altijd een ideologie van ongelijkheid: ik maak de regels, jij volgt ze, ik verander ze naar believen en ik straf degenen die zich niet aan de regels houden, of – als ik daar zin in heb – degenen die dat wel doen, gewoon omdat ik dat kan. Frank Wilhoit heeft ooit gezegd: ʻHet conservatisme bestaat uit precies één stelling … Er moeten groepen zijn die door de wet beschermd worden maar zich niet gebonden voelen, naast groepen die door de wet gebonden zijn maar niet worden beschermd.ʼ Deze mensen laten zien dat zij zich door niets gebonden voelen en dat ze verwachten alles te kunnen krijgen wat ze willen. ʻAanspraakʼ is daar een te bescheiden woord voor.

Wat in eerste instantie op het spel stond, was een verkiezingsuitslag. Maar in feite het gaat ook om de rechtsstaat en de rechten van de kiezers. En uiteindelijk gaat het tevens om het gezag van feiten en bewijzen, en om de status van de geschiedenis en de wetenschap, en om het gegeven dat niemand het recht heeft om al deze dingen voor zijn of haar persoonlijke gewin terzijde te schuiven. Het standpunt van Trump is altijd geweest dat hij dat recht wél heeft. Het is nu tot een crisis gekomen, omdat een meute een grondwettelijk voorgeschreven procedure voor een vreedzame machtsoverdracht wilde saboteren. Het stond altijd al vast dat dit zou gaan gebeuren, omdat Trumps macht volgens de wet qua reikwijdte en duur eindig is, terwijl hij zelf wil dat die macht oneindig is; hij stond altijd al op voet van oorlog met de wet, en hij had altijd al een vrijwilligersleger achter de hand dat bereid was hem te helpen om de macht te grijpen. Afgelopen week heeft dit leger zich gedragen als een écht leger, als een vijandige bezettingsmacht in de hoofdstad van het land. Dit is wat hij heeft gewild en georkestreerd, en dit is wat we hebben gekregen.

Trump was de meest productieve openbare leugenaar die Amerika ooit heeft gezien, en zijn leugens vormden een essentieel onderdeel van zijn autoritarisme – een weigering om gebonden te zijn door feiten, of zelfs maar door dingen die hij een dag eerder zelf nog had gezegd of gedaan. Hij eiste een parallelle werkelijkheid waarin hij de verkiezingen had gewonnen, en had al veel eerder de basis gelegd voor de claim dat het onrechtmatig zou zijn als hij zou verliezen. In een video-opname van woensdag zei Trump tegen de meute ʻWij houden van jullie,ʼ terwijl hij hen opdroeg om naar huis te gaan, maar ook volhield dat de verkiezingen gestolen waren, wat de reden was dat ze daar in de eerste plaats waren. Ivanka Trump zou een tweet hebben verwijderd waarin ze de opstandelingen ʻAmerikaanse patriottenʼ noemde.

De Trumps en hun loyalisten in het staatsapparaat proberen het ergste van wat er is gebeurd te verloochenen en doen alsof ze erdoor verrast werden, maar intussen blijven ze het ressentiment voeden. Er is de afgelopen tijd gespeculeerd dat we ofwel te maken zouden krijgen met een succesvolle coup, waarbij de verkiezingen gestolen zouden worden, ofwel met een mislukte coup – maar daar tussenin zit nog iets anders dat ook heel verraderlijk is: het vestigen van indruk dat het democratische proces en de nieuwe regering onrechtmatig zijn. Daardoor blijven de aanhangers van Trump hun leider en zichzelf beschouwen als boven de wet verheven, en denken ze het recht te hebben om de wet naar hun hand te zetten, op basis van gemanipuleerde feiten. Ze bouwen aan een parallelle werkelijkheid en lijken te willen dat er een schaduwregering komt die de legitieme regering kan bekritiseren en ondermijnen. Dat is wat we de afgelopen week hebben gezien.

Vertaling: Menno Grootveld

Categorieën
Politiek

Julian Assange wordt gelukkig niet uitgeleverd

Oorspronkelijke tekst (Engels): The Guardian, 4 januari 2021

fotografie: ents24.com

door Owen Jones

Owen Jones is een Brits journalist, schrijver, columnist, politiek commentator en links politiek activist. Hij is de auteur van Chavs. De demonisering van de Britse arbeidersklasse en vanThe Establishment: And How The Get Away With It.

Het is humaan om te weigeren Assange uit te leveren aan de VS om redenen van geestelijke gezondheid, maar toekomstige klokkenluiders worden hier niet door beschermd

De uitlevering van Julian Assange aan de VS, op grond van beschuldigingen van spionage en hacken, mag niet plaatsvinden. Deze uitspraak van rechter Vanessa Baraitser is een overwinning, zij het één die niet is binnengehaald op de principiële gronden die de basis hadden moeten vormen van het verzet tegen zijn uitlevering. De wettelijke basis van het vonnis is nu dat ʻuitlevering belastend zou zijn vanwege geestelijke schade.ʼ De oprichter van WikiLeaks heeft een ʻterugkerende depressieve stoornisʼ en zou waarschijnlijk worden opgesloten in een superbeveiligde gevangenis, waar de procedures Assange echter niet zouden verhinderen ʻeen manier te vinden om zelfmoord te plegen.ʼ

Als ik betoog dat dit de juiste beslissing was, maar om de verkeerde reden, is dat niet om de gegrondheid van Baraitsers juridische oordeel te bekritiseren. Dat een Britse rechtbank heeft geoordeeld dat het Amerikaanse gevangenissysteem te barbaars is om de veiligheid van Assange te kunnen garanderen, vertelt zijn eigen verhaal. Maar dit gaat om iets veel groters dan alleen Assange: het gaat om de journalistiek, om de vrije pers en vooral om de mogelijkheid de gruweldaden van de laatst overgebleven supermacht ter wereld aan de kaak te stellen.

Assange is nog niet vrij: de VS zijn in beroep gegaan tegen de uitspraak – hij zou nu op borgtocht moeten worden vrijgelaten in plaats van opgesloten te blijven in Belmarsh, gezien zijn geestelijke toestand – maar juristen denken dat de uitspraak van Baraister moeilijk omkeerbaar zal blijken te zijn. Maar wat verontrustend blijft, is dat er geen precedent is geschapen om andere klokkenluiders te beschermen – tenzij er sprake is van soortgelijke geestelijke gezondheidsredenen –, en daarom moet de principiële zaak nóg duidelijker worden geformuleerd.

Ruim tien jaar geleden heeft Chelsea Manning op moedige wijze geheime documenten van Amerikaanse militaire servers gedownload, waaronder – zeer berucht – een video uit 2007 van een Amerikaanse vliegtuigbemanning die lacht nadat er twaalf onschuldige mensen zijn gedood, waaronder twee Iraakse Reuters-medewerkers. Het boordpersoneel had ten onrechte beweerd in een vuurgevecht verzeild te zijn geraakt: zonder de video van Manning zou de geschiedenis het echter wel als zodanig zijn blijven zien. Andere dossiers hebben aangetoond hoe honderden burgers in Afghanistan – mensen wier leven niet waardig wordt geacht door de meeste mediakanalen – om het leven kwamen door toedoen van door de VS geleide strijdkrachten. Weer een ander dossier legde schandalen en corruptie in het door het Westen gesteunde regime van Tunesië bloot en hielp zo een protestbeweging op gang te brengen die haar autocratische heerser, Zine al-Abidine Ben Ali, omver wierp. Manning had eerst Amerikaanse kranten benaderd met de informatie, maar zonder geluk, dus in plaats daarvan ging hij naar Assangeʼs organisatie WikiLeaks, die het materiaal publiceerde.

Het is om deze reden dat de V.S. om de uitlevering van Assange vragen: om een voorbeeld te stellen, pour encourager les autres. De Amerikaanse autoriteiten vrezen dat als Assange niet de ergste verschrikkingen van hun onmenselijke gevangenissysteem onder ogen zal moeten zien, anderen niet ontmoedigd zullen worden om op dezelfde manier de wreedheden van de VS bloot te leggen.

Hier is de reden waarom dit zo belangrijk is. Het vermogen van de VS om geweld te ontketenen tegen buitenlandse bevolkingen hangt af van de vraag of de eigen bevolking zich bewust is van de gevolgen. De instemming met de Vietnamoorlog begon bijvoorbeeld af te brokkelen toen Amerikaanse burgers beelden van het conflict zagen met gillende kinderen wier hun kleren verbrand waren door napalm, of zich bewust werden van de honderden mensen die door Amerikaanse strijdkrachten waren afgeslacht in het bloedbad van My Lai. Sindsdien is de Amerikaanse regering bedrevener geworden in het manipuleren van de berichtgeving in de media, met inbegrip van de inbedding van journalisten in militaire eenheden. Door het gebruik van drone-aanvallen – drastisch uitgebreid onder Barack Obama, die ze tien keer vaker gebruikte dan zijn voorganger – zijn onbekende aantallen burgers gedood, die grotendeels anoniem zijn gebleven. Het aantal burgerslachtoffers als gevolg van luchtaanvallen in Afghanistan is onder Donald Trump in vier jaar tijd met 330 procent gestegen, en hij heeft niet alleen de drone-aanvallen opgevoerd, maar ook het beleid herroepen om het aantal burgers dat door drone-aanvallen buiten oorlogsgebieden werd gedood, bekend te maken.

De Amerikaanse oorlogsmachine is afhankelijk van de mogelijkheid om de wrede menselijke realiteit weg te poetsen. Als onschuldige burgers in stilte kunnen worden gedood, zonder gevolgen, dan is er niets om te voorkomen dat nog meer mensen hetzelfde lot ondergaan. Het Amerikaanse leger mag niet ongestraft zijn gang kunnen gaan: daar gaat het in dit geval om. En zelfs al zou de vrijheid van Assange kunnen worden zekergesteld – al is dat nu nog niet zo –, dan moet het argument dat de waarheid onthult over de oorlogen die in naam van het Amerikaanse volk worden gevoerd, scherper naar voren worden gebracht dan ooit.

Vertaling: Menno Grootveld

Categorieën
Politiek

De Republikeinse partij is een gevaar voor de democratie

Oorspronkelijke tekst (Engels): The New Yorker, 4 januari 2021

fotografie: Institute for New Economic Thinking

door John Cassidy

John Joseph Cassidy (geboren in 1963) is een Amerikaanse journalist die stafschrijver is bij The New Yorker. Hij is de auteur van Dot.con: The Greatest Story Ever Sold en How Markets Fail: The Logic of Economic Calamities.

Als er nog enige twijfel bestond over de vraag of Donald Trump nog steeds een ernstige bedreiging vormt voor de Amerikaanse democratie, hebben de gebeurtenissen van dit weekeinde die twijfel weggenomen. Nu een nieuw Congres bijeen zal komen om te bevestigen dat de kiezers Joe Biden hebben gekozen als volgende president, een procedure die slechts een formaliteit zou moeten zijn, probeert Trump wanhopig de uitslag teniet te doen en in functie te blijven. Nog verontrustender is het feit dat grote aantallen gekozen Republikeinen zich aansluiten bij deze ongekende poging om de volkswil te verwerpen. Als de republiek de komende twee weken zonder kleerscheuren doorkomt, moeten we zeker stappen ondernemen om ons te beschermen tegen de volgende autoritaire machtswellusteling, die bij de presidentsverkiezingen van 2024 wel eens heel goed opnieuw Trump zelf zou kunnen zijn.

Op zondag deed de Washington Post verslag van de inhoud van een lang telefoongesprek dat op zaterdag plaatsvond tussen Trump en Brad Raffensperger, de minister van binnenlandse zaken van de staat Georgia. Raffensperger is een van de eerbare Republikeinen op staats- en lokaal niveau die zich hebben verzet tegen de pogingen van de president om hen ertoe te bewegen om hem – de verliezer – tot winnaar van de verkiezingen uit te roepen. Het gesprek duurde lang – bijna een uur – maar uit het transcript blijkt dat dit niet de Trump van de verkiezingscampagne of de perskamer van het Witte Huis was, die zich eindeloos in bijzaken verliest. Gedurende het hele gesprek bleef hij gefocust op zijn de feiten weersprekende verhaal – dat hij Georgia met gemak zou hebben gewonnen – en op een specifieke reeks eisen aan Raffensperger.

ʻDus kijk, al wat ik wil doen is dit,ʼ zei de president op een gegeven moment. ʻIk wil alleen maar elfduizend zevenhonderd en tachtig stemmen vinden, dat is er één meer dan wij nu hebben. Omdat wij de staat hebben gewonnen.ʼ Op vele punten herhaalde Trump opruiende aantijgingen over kiezersfraude in Georgia, die door sommige van zijn aanhangers naar voren zijn gebracht. Hij beweerde onder meer dat vijfduizend dode mensen hadden gestemd, dat er driehonderdduizend valse stembiljetten in omloop waren en dat Fulton County, een district waar Biden een grote overwinning boekte, drieduizend pond aan stembiljetten door de papierversnipperaar had gehaald en stemmachines heimelijk had verwijderd. Raffensperger en zijn juridische adviseur, die ook aan het gesprek deelnam, wezen er rustig op dat diens kantoor al deze beweringen had onderzocht en had bevonden dat ze vals waren. (Het hooggerechtshof van de staat Georgia en een federale rechter, aangesteld door George W. Bush, verwierpen de eisen van de Trump-campagne eveneens). Trump liet zich niet uit het veld slaan. ʻDus wat gaan we doen, jongens? Ik heb maar elfduizend stemmen nodig,ʼ herhaalde hij. ʻJongens, ik heb elfduizend stemmen nodig. Doe me een lol.ʼ

Sinds de verkiezingen hebben sommige commentatoren de weigering van Trump om de uitslag te accepteren gebagatelliseerd, door te zeggen dat hij alleen maar het onaantastbare Amerikaanse recht om te procederen voor zich opeiste. Maar dit was niet Rudy Giuliani die bij Four Seasons Total Landscaping stond, in een porno-winkelcentrum in Philadelphia. Het was de president van de Verenigde Staten die vanuit het Oval Office sprak en druk uitoefende op een lokale verkiezingsfunctionaris, met steun van zijn stafchef Mark Meadows, die ook aan het telefoongesprek deelnam, en een aantal andere Trump-juristen, waaronder Cleta Mitchell, een partner bij het kantoor Foley & Lardner. ʻHet hele telefoongesprek is verbazingwekkend,ʼ aldus Michael Bromwich, voormalig inspecteur-generaal van het ministerie van Justitie, die commentaar gaf op Twitter, nadat het verslag in de Post was gepubliceerd. ʻDe intimidaties, de bedreigingen, de beledigingen, de lichtgelovige omhelzing van in diskrediet gebrachte complottheorieën. Als een maffiabaas zegt Trump af en toe dat hij alleen maar de waarheid wil. Maar dat is niet zo – hij wil de overwinning.ʼ

Meer in het bijzonder was het doel van het telefoongesprek om Raffensperger zover te krijgen dat hij vóór woensdag op zijn schreden zou terugkeren, of dat hij in ieder geval publiekelijk zou verklaren dat er nog enkele onopgeloste vragen waren over de stembusgang in Georgia. Als Raffensperger deze verzoeken had ingewilligd, zou hij de Republikeinen in het Congres die de kant van Trump hebben gekozen wat munitie hebben verschaft, en wat meer olie om op het vuur te gooien dat de president heeft ontstoken door zijn aanhangers op te roepen om woensdag naar Washington te komen. Gelukkig hebben deze intimidatietactieken niet gewerkt: Raffensperger verzette zich tegen alle eisen van Trump en wees erop dat de president de feiten niet op een rij had. Maar zelfs nu de inhoud van het telefoongesprek is onthuld, is er weinig kans dat de aanhangers van Trump of zijn G.O.P.-quislings zich van hem zullen distantiëren. Daarvoor is er al te veel gebeurd.

Op zaterdag maakten elf andere Republikeinse senatoren hun voornemen bekend om zich bij de meer dan honderdveertig Republikeinen uit het Huis van Afgevaardigden aan te sluiten en tegen de kiesmannen in het Electoral College te stemmen die afkomstig zijn uit Georgia en vijf andere staten waar Trump beweert dat er sprake was van stembusfraude. In een poging om de bevestiging door het Congres van de overwinning van Biden te vertragen of te laten ontsporen, eisten zij ook de benoeming van een commissie met leden uit beide partijen om de verkiezingsresultaten in deze staten te controleren. Kort na dit nieuws gaf vice-president Mike Pence, een politicus die ongewervelde dieren een slechte naam geeft, een verklaring uit waarin hij zegt dat hij ʻverheugd is over de inspanningen van de leden van het Huis en de Senaat om gebruik te maken van de bevoegdheid die zij volgens de wet hebben om op 6 januari bezwaar te maken, en bewijs aan te dragen, tegenover het Congres en het Amerikaanse volk.ʼ

Na vier jaar toekijken hoe ervaren Republikeinse politici zich voor Trump in het stof wentelen ben je gewend geraakt aan dit schouwspel, hoe meelijwekkend het ook is. Maar het verwerpen van de naar behoren gecertificeerde uitslagen van een presidentsverkiezing gaat veel verder dan het alledaagse buigen en schrapen. Het ʻschandelijke plan om kiesmannen af te wijzen doet de politieke ambities van sommigen misschien goed, maar is een gevaar voor onze democratische republiek,ʼ aldus Mitt Romney, een Republikein die zelf flirtte met het werken voor Trump voordat hij zich tegen hem keerde, in een verklaring afgelopen zondag. ʻDe bevoegdheid van het Congres om kiesmannen af te wijzen is voorbehouden aan de meest extreme en ongewone omstandigheden. De huidige omstandigheden zijn verre van dat . . . . Ik had me nooit kunnen inbeelden dat ik deze dingen zou zien in de grootste democratie ter wereld. Hebben onze ambities onze principes zozeer uitgehold?ʼ

De vraag stellen is hem beantwoorden, en de gevolgen van de welwillende houding van veel Republikeinen zijn verstrekkend. Op de korte termijn maakt dit het waarschijnlijker dat Trump zijn antidemocratische campagne zal verhevigen en misschien zelfs zal proberen het leger in te zetten – een mogelijkheid waar alle tien nog levende voormalige ministers van Defensie voor hebben gewaarschuwd in een opiniestuk dat afgelopen zondag is gepubliceerd. Maar zelfs als Trump op 20 januari veilig uit zijn ambt wordt gezet, zullen de gevolgen van zijn gedrag van de afgelopen weken langdurig zijn, met name voor de Republikeinse Partij.

Zeker, de belangrijkste motivatie van sommige Republikeinen die zich achter Trump hebben geschaard – Pence, Ted Cruz, Josh Hawley – is om hun eigen presidentiële kansen in het post-Trump-tijdperk te vergroten. Maar door geloof te hechten aan de ongegronde beweringen van de president dat hij door bedrog zijn ambt kwijtraakt, maken deze prominente Republikeinen het alleen maar waarschijnlijker dat er, althans wat de Republikeinse partij betreft, geen post-Trump-toekomst zal zijn, maar in plaats daarvan opnieuw een lange periode waarin hij en zijn grieven al het andere zullen blijven overschaduwen.

Dit is het lot van een partij die een populistische persoonlijkheidscultus – het Trumpisme – heeft omarmd. Deze cultus heeft zich onlangs gemanifesteerd als wat Steven Schmidt, de campagnestrateeg die John McCain in 2008 van advies diende, afgelopen weekend ʻeen Amerikaanse autocratische beweging met fascistische trekjesʼ heeft genoemd. In ongezouten bewoordingen vatte Stuart Stevens, een andere tegen Trump gekante Republikeinse strateeg die Mitt Romney in 2008 adviseerde, de dingen op Twitter als volgt samen: ʻHet komt erop neer dat de Republikeinse partij een bedreiging voor de democratie is geworden. Ik heb decennia lang geholpen bij het kiezen van leden van de partij en het is pijnlijk om dit toe te moeten geven. Maar het is een levensgroot gevaar en moet als zodanig worden behandeld.ʼ Dit is vooral Trumps werk, maar niet alleen Trumps werk. Bij lange na niet.

Vertaling: Menno Grootveld

Categorieën
Filosofie Gezondheid Politiek

Er zal na Covid-19 geen sprake zijn van een terugkeer naar de normaliteit

Oorspronkelijke tekst (Engels): RT, 8 december 2020

fotografie: A Phuulish Fellow

door Slavoj Zizek

Slavoj Zizek is cultuurfilosoof. Hij is senior onderzoeker aan het Instituut voor Sociologie en Filosofie van de Universiteit van Ljubljana, Global Distinguished Professor of German aan de Universiteit van New York, en internationaal directeur van het Birkbeck Institute for the Humanities van de Universiteit van Londen.
Zijn boek ‘Als een dief op klaarlichte dag‘ is onlangs verschenen bij onze uitgeverij Starfish Books.

Het is tijd om te accepteren dat de pandemie onze manier van leven voorgoed heeft veranderd. Nu moet de mensheid een begin maken met het uiterst moeilijke en pijnlijke proces van het beslissen welke vorm de ʻnieuwe normaliteitʼ zal aannemen.

De wereld heeft het grootste deel van 2020 met de pandemie geleefd, maar hoe zit het nu, midden in wat de Europese media ʻde tweede golfʼ noemen? In de eerste plaats mogen we niet vergeten dat het onderscheid tussen de eerste en de tweede golf met name in Europa speelt: in Latijns-Amerika heeft het virus een andere weg gevolgd. De piek werd daar bereikt tussen de twee Europese golven in, en nu Europa te lijden heeft onder de tweede golf, is de situatie in Latijns-Amerika marginaal verbeterd.

We moeten ook rekening houden met de verschillen in de manier waarop de pandemie de verschillende klassen raakt (de armen zijn zwaarder getroffen), evenals de verschillende rassen (in de VS hebben de zwarten en de Latinoʼs veel meer te lijden gehad) en de verschillende geslachten.

En we moeten vooral rekening houden met landen waar de situatie zó slecht is – door oorlog, armoede, honger en geweld – dat de pandemie als een van de kleinere kwaden beschouwd wordt. Denk bijvoorbeeld aan Jemen. Zoals de Guardian meldde: ʻIn een land dat gestalkt wordt door ziekten, valt Covid nauwelijks op. Oorlog, honger en verwoestende bezuinigingen op de hulp hebben de benarde situatie van de Jemenieten bijna ondraaglijk gemaakt.ʼ Ook toen de korte oorlog tussen Azerbeidzjan en Armenië uitbrak, kreeg Covid een beduidend lagere prioriteit. Ondanks deze complicaties kunnen we echter wel tot enkele generalisaties komen als we de tweede golf vergelijken met de piek van de eerste golf.

Wat we over het virus te weten zijn gekomen

Om te beginnen is een deel van de hoop de bodem in geslagen. Het idee van groepsimmuniteit lijkt niet te werken. En het dodental in Europa heeft een recordhoogte bereikt, dus de hoop dat we te maken hebben met een mildere variant van het virus, ook al verspreidt het zich sneller dan ooit, houdt geen stand.

We hebben ook te maken met veel onbekende factoren, vooral als het gaat om hoe het virus zich verspreidt. In sommige landen heeft deze ondoorgrondelijkheid geleid tot een wanhopige zoektocht naar schuldigen, zoals de huiselijke kring of de werkplek. De vaak gehoorde zinsnede dat we ʻmoeten leren leven met het virusʼ geeft louter uiting aan onze capitulatie ervoor.

Hoewel vaccins hoop brengen, mogen we niet verwachten dat ze op magische wijze een einde zullen maken aan al onze problemen en de oude normaliteit zullen laten terugkeren. De distributie van de vaccins zal onze grootste ethische test zijn: zal het principe van universele distributie dat de gehele mensheid omvat overeind blijven, of zal het worden aangelengd door opportunistische compromissen?

Het is eveneens duidelijk dat de beperkingen van het model dat veel landen volgen – dat van het vinden van een evenwicht tussen het bestrijden van de pandemie en het in leven houden van de economie – steeds meer naar voren komen. Het enige dat echt lijkt te werken is een radicale lockdown. Neem bijvoorbeeld de staat Victoria in Australië: in augustus waren daar zevenhonderd nieuwe besmettingen per dag, maar eind november meldde Bloomberg dat ʻer al 28 dagen zonder nieuwe besmettingen voorbij zijn gegaan, een benijdenswaardig record nu de VS en veel Europese landen worstelen met een toenemend aantal infecties of hernieuwde lockdowns.ʼ

En met betrekking tot de geestelijke gezondheid kunnen we nu achteraf zeggen dat de reactie van de mensen op het hoogtepunt van de eerste golf een normale en gezonde reactie was, toen ze werden geconfronteerd met een dreiging: hun focus lag op het vermijden van een besmetting. Het was alsof de meesten van hen gewoonweg geen tijd hadden voor geestelijke problemen. Hoewel er vandaag de dag veel gesproken wordt over geestelijke problemen, is de overheersende manier waarop mensen zich verhouden tot de epidemie een vreemde mix van ongelijksoortige elementen. Ondanks het stijgende aantal besmettingen wordt de pandemie in de meeste landen nog steeds niet al te serieus genomen. In een bepaalde, merkwaardige zin ʻgaat het leven gewoon door.ʼ In West-Europa maken veel mensen zich meer zorgen of ze wel van hun gebruikelijke wintervakantie zullen kunnen genieten.

De overgang van angst naar depressie

Deze houding van ʻhet leven gaat doorʼ – die erop wijst dat we op de een of andere manier met het virus hebben leren leven – is echter het tegenovergestelde van een gevoel van ontspanning omdat het ergste voorbij zou zijn. Zij is onlosmakelijk verbonden met wanhoop, met schendingen van de door de overheid opgelegde regels en met protesten tegen die regels. Omdat er geen duidelijk perspectief wordt geboden, is er iets dat dieper gaat dan angst aan het werk: de angst is omgeslagen in een depressie. We voelen angst als er een duidelijke dreiging is, en we voelen frustratie als er steeds weer obstakels opduiken die ons ervan weerhouden datgene te bereiken waar we naar streven. Maar een depressie geeft aan dat ons verlangen zelf verdwijnt.

Zoʼn gevoel van desoriëntatie wordt veroorzaakt doordat de duidelijke volgorde van de causaliteit verstoord lijkt. Om onduidelijke redenen daalt het aantal besmettingen in Europa in Frankrijk en stijgt het in Duitsland. Zonder dat iemand precies weet waarom, behoren landen die enkele maanden geleden nog model stonden voor de aanpak van de pandemie, inmiddels tot de grootste slachtoffers. Wetenschappers spelen met verschillende hypothesen, en juist deze onenigheid versterkt het gevoel van verwarring en draagt bij aan een geestelijke crisis.

Wat deze desoriëntatie nog versterkt, is de mengeling van verschillende elementen waardoor de pandemie gekenmerkt wordt. Christian Drosten, de toonaangevende Duitse viroloog, heeft erop gewezen dat de pandemie niet alleen een wetenschappelijk of gezondheidsverschijnsel is, maar ook een natuurramp. Daaraan moet worden toegevoegd dat het ook een sociaal, economisch en ideologisch fenomeen is: het werkelijke effect ervan omvat al deze elementen.

CNN meldt bijvoorbeeld dat in Japan in oktober meer mensen door zelfmoord zijn omgekomen dan door Covid in het hele jaar 2020, en dat de meeste slachtoffers vrouwen zijn. Maar de meerderheid van deze mensen pleegde zelfmoord vanwege de hachelijke situatie waarin ze zich bevonden als gevolg van de pandemie, dus hun sterfgevallen zijn te beschouwen als ʻcollateral damage.ʼ

Er is ook de impact van de pandemie op de economie. In de westelijke Balkan staan ziekenhuizen aan de rand van de afgrond. Zoals een arts uit Bosnië zei: ʻEen van ons kan het werk van drie (mensen) doen, maar niet van vijf.ʼ Zoals France24 rapporteerde, is deze crisis niet te begrijpen zonder na te denken over de ʻbrain drain-crisis, de uittocht van veelbelovende jonge artsen en verpleegkundigen, die vertrekken om betere lonen en opleidingen in het buitenland te vinden.ʼ De rampzalige gevolgen van de pandemie worden dus ook duidelijk veroorzaakt door de emigratie van de beroepsbevolking.

Het accepteren van het verdwijnen van ons sociale leven

We kunnen dus gerust concluderen dat één ding zeker is: als de pandemie echt in drie golven verloopt, zal het algemene karakter van iedere golf anders zijn. De eerste golf richtte onze aandacht begrijpelijkerwijs op gezondheidskwesties, op de vraag hoe we konden voorkomen dat het virus zich uitbreidde tot een ondraaglijk niveau. Daarom accepteerden de meeste landen quarantaines, social distancing, enz. Hoewel het aantal besmettingen in de tweede golf veel hoger ligt, neemt de angst voor de economische gevolgen op de langere termijn niettemin toe. En als vaccins de derde golf niet weten te voorkomen, kun je er zeker van zijn dat de nadruk zal komen te liggen op onze geestelijke gezondheid, op de verwoestende gevolgen van het verdwijnen van wat wij als een normaal sociaal leven beschouwen. Daarom zullen er, zelfs als de vaccins wél werken, geestelijke crises blijven bestaan.

De uiteindelijke vraag waar we voor staan is deze: Moeten we streven naar een terugkeer naar onze ʻoudeʼ normaliteit? Of moeten we accepteren dat de pandemie een van de tekenen is dat we een nieuw ʻpost-menselijkʼ tijdperk ingaan (ʻpost-menselijkʼ in de zin van ons overheersende gevoel van wat het betekent om mens te zijn)? Dit is duidelijk niet alleen een keuze die betrekking heeft op ons psychische leven. Het is een keuze die in zekere zin ʻontologischʼ is: het betreft onze hele relatie tot wat we als werkelijkheid ervaren.

De conflicten over hoe we het beste met de pandemie kunnen omgaan zijn geen conflicten tussen verschillende medische opvattingen; het zijn serieuze existentiële conflicten. Dit is hoe Brenden Dilley, een gastheer van een Texaanse chatshow, uitlegt waarom hij geen mondkapje draagt: ʻHet is beter om dood te zijn dan een sukkel. Ja, dat bedoel ik letterlijk. Ik ga nog liever dood dan dat ik overkom als een idioot.ʼ Dilley weigert een mondkapje te dragen, want voor hem is rondlopen met een mondkapje onverenigbaar met de menselijke waardigheid op haar meest basale niveau.

Wat hier op het spel staat is onze basishouding ten opzichte van het menselijk leven. Zijn wij – net als Dilley – libertariërs die iedere aantasting van onze individuele vrijheden afwijzen? Of zijn wij utilisten die bereid zijn om duizenden levens op te offeren voor het economisch welzijn van de meerderheid? Zijn wij aanhangers van het autoritarisme die geloven dat alleen strikte staatscontrole en regelgeving ons kan redden? Of zijn wij New Age-spiritualisten die denken dat de epidemie een waarschuwing is van de natuur, een straf voor onze uitputting van de natuurlijke hulpbronnen? Vertrouwen we erop dat God ons alleen maar op de proef stelt en ons uiteindelijk zal helpen een uitweg te vinden? Elk van deze standpunten berust op een specifieke visie op het mens zijn. Het gaat om het niveau waarop we in zekere zin allemaal filosofen zijn.

Dit alles overwegend beweert de Italiaanse filosoof Giorgio Agamben dat als we de maatregelen tegen de pandemie aanvaarden, we de open sociale ruimte die de kern van ons mens zijn inhoudt opgeven, en veranderen in geïsoleerde overlevingsmachines die door de wetenschap en de technologie worden bestuurd en ten dienste staan van het staatsapparaat. Dus zelfs als ons huis in brand staat, moeten we de moed verzamelen om verder te gaan met ons normale leven en uiteindelijk waardig te sterven. Hij schrijft: ʻNiets wat ik doe heeft zin als het huis in brand staat. Maar zelfs als het huis in brand staat moeten we doorgaan als voorheen, en alles met zorg en precisie doen, misschien nog wel meer dan eerst – zelfs als niemand het merkt. Misschien verdwijnt het leven zelf wel van de aardbodem, misschien blijft er wel geen enkele herinnering over aan wat er is gebeurd, ten goede of ten kwade. Maar je moet doorgaan als voorheen, het is te laat om te veranderen, er is geen tijd meer.ʼ

Er schuilt iets dubbelzinnigs in het betoog van Agamben: staat ʻons huis in brandʼ als gevolg van de pandemie, de opwarming van de aarde, enz.? Of staat ons huis in brand door de manier waarop we op de realiteit van de pandemie hebben (over-)gereageerd? ʻVandaag de dag is de vlam van vorm en aard veranderd, ze is digitaal, onzichtbaar en koud geworden – maar juist daarom is ze nóg dichterbij gekomen en omringt ze ons op ieder moment.ʼ Deze regels klinken duidelijk Heideggeriaans: ze lokaliseren het fundamentele gevaar in hoe de pandemie de manier versterkt waarop de medische wetenschap en de digitale controle onze reactie op de pandemie regelen.

Waarom we onze oude manier van leven niet kunnen volhouden

Betekent dit dat we, als we ons tegen Agamben verzetten, ons moeten neerleggen bij het verlies van onze menselijkheid en dat we de sociale vrijheden die we gewend waren moeten vergeten? Zelfs als we voorbijgaan aan het feit dat deze vrijheden eigenlijk veel beperkter waren dan het misschien lijkt, is de paradox dat we alleen door het passeren van het nulpunt van deze verdwijning de ruimte open kunnen houden voor de nieuwe vrijheden die nog moeten komen.

Als we vasthouden aan onze oude manier van leven, zullen we zeker eindigen in een nieuw soort barbarij. In de VS en Europa zijn de nieuwe barbaren juist degenen die met geweld protesteren tegen de maatregelen tegen de pandemie, uit naam van de persoonlijke vrijheid en waardigheid – mensen zoals Jared Kushner, de schoonzoon van Donald Trump, die in april opschepte dat Trump het land ʻterugnam van de artsenʼ – kortom: terugnam van degenen die ons als enigen kunnen helpen.

Maar we moeten wel opmerken dat Agamben in de allerlaatste alinea van zijn tekst de mogelijkheid openlaat dat er een nieuwe vorm van post-menselijke spiritualiteit zal ontstaan. ʻVandaag de dag verdwijnt de mensheid, als een gezicht dat in het zand wordt getekend en door de golven wordt weggespoeld. Maar wat daarvoor in de plaats komt heeft geen wereld meer; het is slechts een kaal en stom leven zonder geschiedenis, aan de genade van de calculaties van de macht en de wetenschap overgeleverd. Misschien kan echter pas als we uit deze ravage tevoorschijn komen iets anders ontstaan, hetzij langzaam of abrupt – zeker geen god, en ook geen nieuwe mens – een nieuw dier misschien, of een ziel die op een andere manier leeft…ʼ

Agamben zinspeelt hier op de beroemde regels uit Foucaults Les mots et les choses (De woorden en de dingen), als hij verwijst naar de verdwijning van de mensheid als een figuur die is getekend in het zand en door de golven wordt uitgewist. We betreden in feite iets dat je een post-menselijk tijdperk zou kunnen noemen. De pandemie, de opwarming van de aarde en de digitalisering van ons leven – inclusief de directe digitale toegang tot ons psychische leven – tasten de basiscoördinaten van ons mens zijn aan.

Hoe kan de (post-)mensheid dan opnieuw worden uitgevonden? Hier is een hint. In zijn verzet tegen het dragen van mondkapjes verwijst Giorgio Agamben naar de Franse filosoof Emmanuel Levinas en zijn bewering dat het gezicht ʻtot mij spreekt en mij daardoor uitnodigt tot een relatie die niet in overeenstemming is met een uitgeoefende macht.ʼ Het gezicht is het deel van het lichaam van de ander dat de afgrond van het ondenkbare Anderszijn van die Ander zichtbaar maakt.

De voor de hand liggende conclusie van Agamben is dat het mondkapje, door het gezicht te bedekken, de onzichtbare afgrond zelf onzichtbaar maakt die door een menselijk gezicht wordt weerspiegeld. Is dit echt waar?

Er is een duidelijk Freudiaans antwoord op deze bewering: Freud wist heel goed waarom in een analytische sessie – als het serieus wordt, dat wil zeggen: na de zogeheten voorbereidende ontmoetingen – de patiënt en de analist elkaar niet meer aankijken. Het gezicht is in zijn meest basale hoedanigheid een leugen, het ultieme masker, en de analist verkrijgt louter toegang tot de afgrond van de Ander door zijn gezicht NIET te zien.

Het aanvaarden van de uitdaging van de post-menselijkheid is onze enige hoop. In plaats van te dromen over een ʻterugkeer naar de (oude) normaliteitʼ zouden we een moeilijk en pijnlijk proces moeten aangaan om een nieuwe normaliteit op te bouwen. Dit opbouwen is geen medisch of economisch probleem, maar een diepgaand politiek probleem: we zijn genoodzaakt een nieuwe vorm van ons hele sociale leven uit te vinden.

Vertaling: Menno Grootveld

Als een dief op klaarlichte dag‘ is te koop bij onze uitgeverij Starfish Books.
ISBN 978 94 92734 06 8, 296 pagina’s, prijs €20,00

Categorieën
Politiek

Om barbarij te voorkomen heeft Rusland behoefte aan écht socialisme

Oorspronkelijke tekst (Engels): Open Democracy, 21 december 2020

fotografie: Edinburgh World Writers’ Conference

door Kirill Kobrin

Kirill Kobrin is schrijver, historicus en journalist. Hij is redacteur van het Russische intellectuele tijdschrift Neprikosnovennyi Zapas, en is de auteur van 27 boeken en talrijke publicaties in de Russische, Britse, Letse, Litouwse en Duitse pers. Hij woont in Riga.

Dit jaar heeft Rusland een grondwettelijk referendum gehouden – een vreemde en zelfs overbodige exercitie in een land dat tegen het coronavirus strijdt –, maar een gebeurtenis die een mijlpaal is in de politieke en ideologische geschiedenis van het land. Het regime van Poetin, dat de afgelopen twintig jaar zorgvuldig is opgebouwd, heeft inmiddels zijn hoogtepunt qua macht en controle bereikt. Maar nu het Poetinisme op zijn top is, is het systeem ook op een punt aangekomen waarop geen terugkeer meer mogelijk is – noch sociaal, noch economisch, noch ideologisch.

Wat zal daarna komen? Hoe ziet een post-neoliberale toekomst voor Rusland na Poetin eruit? In het eerste van een serie van drie artikelen schetst schrijver Kirill Kobrin de contouren en problemen van deze toekomst. Deze serie is noch een oefening in futurologie, noch een ʻdeskundige risicoanalyse,ʼ maar eerder een poging om te wijzen op de mogelijkheden die dit nieuwe klimaat biedt.

In 1916 publiceerde Rosa Luxemburg het Junius Pamflet (aka De Crisis van deDuitse Sociaal-Democratie), dat onder meer de volgende passage bevat: ʻFriedrich Engels heeft ooit gezegd: “De burgerlijke samenleving staat op het kruispunt van een overgang naar het socialisme of een terugval in de barbarij.ʼ Hoewel Luxemburg deze treffende uitspraak aan Friedrich Engels toeschreef, werd zij gedaan door de Duitse socialist Karl Kautsky. Al eerder dan Kautsky had Engels echter opgemerkt dat het kapitalisme, als er geen vooruitgang zou worden geboekt in de richting van het socialisme, de wereld in echte barbarij zou storten. Engels noemde grote conflicten als een van zijn voorbeelden.

Zoʼn veertig jaar later brak de universele barbarij ook daadwerkelijk uit, eerst van 1914 tot 1918, en daarna van 1939 tot 1945. Maar vóór de Eerste Wereldoorlog, tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog, en ook na de Tweede Wereldoorlog, was er eveneens sprake van een overschot aan barbaarsheid – uiteenlopend van daadwerkelijke genocide, georkestreerd door de Belgen in koloniaal Congo, tot systemische rassendiscriminatie in de Verenigde Staten en Zuid-Afrika. Je kunt redetwisten over de term ʻbarbarij,ʼ die in de tijd van Engels alles betekende wat zich tussen de oudheid en het burgerlijke tijdperk (dat wil zeggen de Middeleeuwen) had afgespeeld. Maar los van de historische context hadden Engels, Kautsky en Luxemburg in ieder geval voor een deel gelijk.

De Sovjet-Unie zelf was geen achterblijver op het gebied van barbaarsheid. Ik zal hier niet al haar misdaden opnoemen: het volstaat om de Goelag en de massadeportaties van hele etnische groepen in herinnering te brengen. Maar ook in dit geval gaat het vooral om een kwestie van terminologie, maar dan wel om één die veel ernstiger van aard is. Wat is ʻsocialismeʼ? Is het Sovjet-socialisme (of het Chinese, Noord-Koreaanse of Cambodjaanse, of de mildste soort, het Joegoslavische) het enige socialisme dat mogelijk is, of zelfs maar de belangrijkste vorm van het socialisme?

We kennen het antwoord: nee, dat is het niet. Er bestaat een Europees sociaal-democratisch model: ook al verkeert het vandaag de dag in crisis, het is nog steeds vrij effectief. De coronavirus-pandemie van 2020 heeft de veerkracht van de verzorgingsstaat aangetoond: we hoeven de situatie in sommige Scandinavische landen en vooral in Duitsland alleen maar te vergelijken met de bijna totale ramp die zich in de VS en het Verenigd Koninkrijk heeft voltrokken. Dit laatstgenoemde land heeft de pandemie, ondanks zijn chaotisch opererende rechtse regering, dankzij het socialistische systeem van gratis medische zorg dat zeventig jaar geleden werd ingevoerd toch het hoofd weten te bieden.

De slogan ʻsocialisme of barbarijʼ heeft geleid tot de opkomst van de bekende Europese linkse groepering met dezelfde naam, die van 1948 tot 1967 heeft bestaan en verbonden was met de Situationisten. De slogan had ook invloed op de zogenaamde ʻrevolutieʼ van 1968. Uiteindelijk diende hij in 2001 als de titel van een boek van de Hongaars-Britse post-marxist István Mészáros, waarin de VS werd aangewezen als het land waar de beslissende strijd voor het socialisme en tegen de barbarij zich zou afspelen. Zoals we kunnen zien, is er de afgelopen twintig jaar in Amerika niets dergelijks gebeurd, eerder het tegenovergestelde. Hieronder zal ik betogen dat dit in Rusland wél zou kunnen gebeuren.

De gebruikswaarde van het Sovjet-socialisme

De houding van de Russische samenleving tegenover het socialisme is tweeledig. Aan de ene kant is het zo dat hoe verder het Sovjet-tijdperk weg ligt, des te sterker de nostalgie ernaar wordt. Sociologen en andere onpartijdige waarnemers hebben opgemerkt dat een dergelijke nostalgie veel voorkomt bij mensen die nog nooit hebben gehoord van het bestaan van Brezjnev of Tsjernenko, zelfs niet via populaire anekdotes uit de jaren zeventig en tachtig, omdat ze later zijn geboren, zijn opgegroeid in het post-Sovjet Rusland en de charmes van de Sovjettijd alleen via Sovjetfilms en discussies op sociale netwerken hebben meegekregen.

Twee dingen zijn hierbij het vermelden waard. In de eerste plaats is deze nostalgie naar het socialisme vaak volkomen materieel van aard, dat wil zeggen: in essentie burgerlijk; zij is gericht op dingen, zoals ʻechte worst zonder conserveringsmiddelen,ʼ Alyonka-chocoladerepen en ʻSovjet-champagne.ʼ Het is een merksentimentaliteit die perfect aansluit bij het neoliberale consumentisme.

Deze consumentistische nostalgie naar de Sovjet-Unie wordt ter discussie gesteld door degenen die wijzen op de werkelijke materiële levenservaringen onder het Sovjet-socialisme. Een tekort aan goederen, lange wachtrijen voor de winkels en het niet verkrijgbaar zijn van alles wat de hedendaagse materiële omgeving vormt, waren de realiteit van de ʻwaarheid over het socialisme.ʼ Het leven in de USSR was verarmd, ongemakkelijk (vooral vanuit het oogpunt van vandaag de dag) en ellendig. Uiteindelijk was het, zoals onlangs werd opgemerkt door een voormalige klasgenoot van Roscosmos-hoofd Dmitry Rogozin (die weer een andere vlaag van zoete nostalgie naar zijn grote vaderland had ondergaan), gewoonweg barbaars. (Denk maar aan de smerige hel van de openbare toiletten in de Sovjet-Unie). Socialisme is barbarij, en dan ook nog eens in materiële zin. Dus ondanks alle problemen die het autoritaire regime van Vladimir Poetin heeft veroorzaakt, is het uiteindelijk beter. Er is geen weg terug van het kapitalisme naar het socialisme – dat wil zeggen, van het kapitalisme naar de barbarij.

Daarom staat het socialisme – het idee en de praktijk van de sociale rechtvaardigheid – ondanks alle schijnbaar machtige Sovjet-heimwee niet op de politieke agenda in Rusland. Geen van de officieel geregistreerde en geïnstitutionaliseerde politieke partijen van het land (de echte, de valse, de façade-partijen en de ijdelheidspartijen) noemen de sociale rechtvaardigheid in hun programma. Ze hebben het alleen over het ʻwelzijnʼ van de burgers, zonder rekening te houden met hun klassenstatus, sociale afkomst of regionale affiliatie. Met andere woorden: de huidige sociaal-politieke structuur van Rusland – het neoliberalisme, in zijn corrupte staatskapitalistische vorm – wordt niet in twijfel getrokken.

Dit arrangement wordt gepresenteerd als iets natuurlijks, als een soort (tweede) natuur die louter een paar aanpassingen en verbeteringen vergt, maar meer niet. Hetzelfde standpunt wordt uitgedragen door de meest actieve en invloedrijke segmenten van de oppositie, van de beroepsliberalen in Moskou tot de populist Alexei Navalny. Het neoliberalisme en het staatskapitalisme moeten worden gereguleerd en ontdaan van corruptie (vooral van de vermeende belangrijkste bron ervan: Poetin en zijn entourage), maar verder intact worden gelaten. Dit is het onuitgesproken maar daadwerkelijke politieke programma dat de Russische oppositie vandaag de dag verenigt. En op dit punt is de oppositie het eens met haar belangrijkste vijand, het regime waar zij tegen strijdt.

Het belangrijkste punt op de Russische agenda is dus onvermijdelijk noch sociaal, noch sociaal-economisch, maar politiek van aard – namelijk de democratie. De Russische autoriteiten zijn antidemocratisch: iets wat zijzelf met tegenzin toegeven, door de ontmanteling van democratische instellingen en procedures (die na de ineenstorting van de USSR nog maar nauwelijks waren ontstaan) te verklaren in termen van de noodzaak om te mobiliseren tegen ʻexterne vijanden,ʼ of (en dit is het interessantere betoog) vanwege een algemene consensus ter ondersteuning van Poetin en zijn systeem. Deze ʻconsensusʼ wordt ook hier weer voorgesteld als iets vanzelfsprekends (een indruk die wordt vergemakkelijkt door de bijna volledige controle van de staat over de stembureaus en de opiniepeilingen), en vooral als iets dat voortkomt uit het volk zelf.

ʻHet volkʼ (narod), als een groep op zich, wordt gepresenteerd als één geheel, zowel organisch als ontologisch – niet onderverdeeld in klassen en sociale groepen –, en op die manier is ʻdemocratieʼ uiteraard de ʻwil van het volk.ʼ De oppositie (het breedste spectrum van ontevredenen) bekritiseert op haar beurt het regime wegens de vernietiging van de democratie en haar procedures en instellingen, in het bijzonder de verkiezingen. De democratie wordt opgevat als een niet-historische toestand, als een universeel systeem dat ʻin het Westenʼ is uitgevonden en dat de basis vormt voor de welvaart van de zogenoemde eerste wereld. Als de democratie eenmaal is gevestigd (of liever gezegd ʻhersteldʼ) zal alles in orde komen – in sociaal en economisch opzicht. De wil van het electoraat (hetzelfde onzichtbare ʻvolkʼ) moet worden uitgedrukt door middel van langdurige procedures; de op deze manier gevestigde macht zal rechtvaardig zijn. Nadat zij aanvankelijk de deur is uitgezet, kruipt de kwestie van de sociale rechtvaardigheid, van het socialisme als basis van de samenleving, weer door het raam naar binnen.

Hoe aantrekkelijk ook, dit standpunt is zwak en onder de huidige omstandigheden gedoemd te mislukken. De hedendaagse democratie maakt een diepe crisis door. Democratische verkiezingen hebben rechtse populisten – dat wil zeggen: vijanden van de echte democratie – aan de macht gebracht in de VS, Polen, Hongarije en het Verenigd Koninkrijk. De technologische vooruitgang via het internet en de sociale media heeft de cynische manipulatie van de publieke opinie mogelijk gemaakt, waardoor de keuzes van burgers bij verkiezingen op fatale wijze zijn beïnvloed. Klassieke (westerse) democratische instellingen hebben hun directe afhankelijkheid aangetoond van politieke en economische elites, die deze afhankelijkheid zelfs niet langer verborgen willen houden.

Ten slotte is het illusoire verband tussen ʻdemocratieʼ en economische welvaart en vooruitgang duidelijk geworden, zoals bijvoorbeeld blijkt uit ondemocratische en zich tegelijkertijd snel ontwikkelende landen als China en Singapore. Met andere woorden: de democratie, waarvoor de Russische oppositie (vooral in Moskou) heeft gestreden, lost geen echte problemen op, verbetert de levensstandaard niet en zorgt niet voor sociale rechtvaardigheid. Integendeel, het is een effectief wapen in handen van de heersende klassen. Er is geen sprake van een ʻdemocratie of barbarijʼ-dilemma. President Donald Trump, die eerder dit jaar opperde dat mensen huishoudchemicaliën moesten innemen tegen het coronavirus, werd gekozen door mensen die in het belangrijkste democratische land ter wereld wonen.

Democratie eerst!

Toch zijn socialisme en democratie (zij het versluierd en getransformeerd) objectief gezien twee van de belangrijkste onderwerpen op de huidige politieke agenda in Rusland.

Laten we beginnen met de democratie. In dit geval was het punt waarop Rusland niet meer terug kon het referendum van afgelopen zomer over grondwetswijzigingen, dat de democratie in Rusland op een puur retorisch, propagandistisch niveau de nekslag heeft gegeven. De onverschilligheid waarmee de procedures voor het uiten van de volkswil werden geschonden, het schaamteloze misbruik van het stemrecht om de grondwet van Rusland te veranderen, teneinde de macht van een handvol miljardairs in stand te houden, en de weigering om een coherente verklaring te geven voor de noodzaak om een referendum te houden temidden van een pandemie (waardoor de gezondheid en het leven van burgers in gevaar werd gebracht) hebben een einde gemaakt aan alle praatjes over de ʻdemocratisering van het systeem.ʼ Het zilveren randje is dat er al een ander gesprek over een ander soort democratie is begonnen – in de straten van Rusland.

De massale demonstraties die in juli in Chabarovsk begonnen, waarbij tienduizenden mensen protesteerden tegen het afzetten en de arrestatie van de door het volk gekozen gouverneur van de regio, hebben veel waarnemers in verwarring gebracht. Het is nauwelijks mogelijk de meeste betogers te omschrijven als ʻaanhangers van de democratie,ʼ zoals de Russische ʻdemocratische oppositieʼ claimt. Gouverneur Sergei Furgal, wiens arrestatie op grond van moordaanklachten tot de protesten heeft geleid, is een vooraanstaand lid geweest van de Russische Liberaal-Democratische Partij, een partij die het Verenigd Rusland van president Poetin doet lijken op een club van goedbedoelende liberalen. Furgal was lid van de Staatsdoema in de negen sleuteljaren van de geschiedenis van het land toen het Kremlin, geholpen en bijgestaan door het parlement, Rusland uiteindelijk heeft getransformeerd tot een autocratie in eigen land en een agressor in het buitenland.

Het lijkt erop dat de activiteiten waarmee Furgal zich vóór zijn verkiezing in Chabarovsk bezighield, niet objectief als ʻzuiverʼ kunnen worden aangemerkt (wat natuurlijk niet automatisch betekent dat hij betrokken was bij de misdaden waarvan het Kremlin hem nu beschuldigt). Met andere woorden: de rol van heldhaftige martelaar van de Russische democratie past hem niet zo goed. Toch zijn de protesten in Chabarovsk puur democratisch van aard geweest – niet vanwege de persoon voor wie de bewoners in actie kwamen, maar vanwege datgene wat hij voor hen vertegenwoordigt. De bevolking van Chabarovsk protesteert in feite tegen het gebrek aan democratie in hun regio.

Chabarovsk, in het Verre Oosten van Rusland, is een van de weinige regioʼs in het land die nog een eigen leider kan kiezen. De overwinning van Furgal was een uiterst zeldzame gebeurtenis: een kandidaat die niet door het Kremlin werd gesteund, won bij verkiezingen waarvan verondersteld werd dat ze gemanipuleerd werden. De inwoners stemden op Furgal, maar deze uitslag werd wreed en zonder waarschuwing belachelijk gemaakt. Dit houdt in dat ze niet beledigd zijn omdat ze ʻniet gehoordʼ werden; ze zijn verontwaardigd omdat de machthebbers gewoonweg niet naar hen willen luisteren. Omdat de mogelijkheid om gehoord te worden is verdwenen, is de theoretische mogelijkheid om kond te geven van het eigen bestaan eveneens in rook opgegaan, en dit was wat de mensen in Chabarovsk het meest vernederd heeft. Hetzelfde gebeurde (op kleinere schaal en om andere redenen) in Jekaterinburg in 2019. Ondanks de lokale verschillen en agendaʼs gaat het in zowel Chabarovsk als Jekaterinenburg om de onmogelijkheid om je mening te uiten, gehoord te worden en te laten zien dat je bestaat. En dat is een echte zaak van democratie.

De lijn tussen democratie en populisme is natuurlijk flinterdun. Trump heeft stemmen gekregen uit het ʻstille Amerika,ʼ van de zogenoemde ʻdeplorabelenʼ (Hillary Clintons term) wier mening door de progressieve stedelijke elites stelselmatig wordt genegeerd. Je kunt ten prooi vallen aan een belachelijk waanidee als je gelooft dat iemand die een MAGA-muts draagt een domkop is, bedrogen door populisten, terwijl een lid van de Black Lives Matter-beweging, die de afschaffing van de politie in zijn stad bepleit, een echte grassroots-democraat is. Vanuit een bepaald politiek perspectief bezien is de eerste persoon slecht en de tweede goed. Als we ze echter vanuit een sociaal-politiek perspectief bekijken zijn ze volkomen identiek. Ze eisen een plaats op in de publieke discussie en in de collectieve (democratische) besluitvorming. De vraag is wie hun eis in praktijk brengt en institutionaliseert, en hoe dat in zijn werk gaat. Op dit punt heeft het populisme een zekere kans om uit te monden in een democratie, zij het geen democratie in de zin van een abstracte, lege vorm en als vertegenwoordiging van een reeks procedures die door de oude heersende klasse (vandaag de dag is dat de neoliberale elite) wordt gevuld met haarzelf, haar geld, haar connecties en haar ideeën, maar een sociaal georiënteerde democratie.

Zo komt de kwestie van het socialisme opnieuw naar voren, te midden van de realiteit van het dagelijks leven en de politieke praktijk. Als we het over Rusland hebben, is wat op het spel staat geen nostalgisch, spookachtig, consumptief socialisme, maar het probleem van echte sociale rechtvaardigheid, of beter gezegd, het ontbreken daarvan.

Al meer dan twintig jaar hebben de heersende klassen en de autoriteiten in Rusland de ʻSovjet-nostalgieʼ misbruikt om deze kwestie te verdoezelen en te mystificeren, en dus is de keerzijde van deze Sovjet-nostalgie de verering van de ʻonzichtbare hand van de marktʼ en de ʻsamenleving van de onbeperkte mogelijkheden.ʼ In Rusland worden alle echte sociale eisen binnen deze twee ideologische gebieden verwerkt. Het praten over de verworvenheden van het Sovjet-socialisme verandert ogenblikkelijk in een betoog tegen de liberalen, terwijl een verhaal over de filmische schoonheid van de ʻAmerikaanse droomʼ wordt opgevat als een verwijt aan degenen die ontevreden zijn over de recente verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd. Samen met andere, in wezen neoliberale autoritaire en semi-autoritaire regimes heeft de Russische regering bewezen dat zij in het verleden een meester is geweest in het elkaar naar de strot laten vliegen van deze twee vijanden-en-bondgenoten-inéén (de ʻliberale westerlingenʼ en de ʻSovjet-patriottenʼ).

En toch heeft Rusland nu meer dan ooit behoefte aan socialisme. Niet het Sovjet-socialisme natuurlijk, noch het socialisme van Scandinavië, waar het ooit het belangrijkste instrument was voor de modernisering van arme samenlevingen en schamele economieën. (Begin twintigste eeuw waren Noorwegen en Finland bijvoorbeeld twee van de armste landen in Europa). Het gaat er niet om de (Sovjet-)verzorgingsstaat te herscheppen, maar om een nieuwe verzorgingsstaat te creëren, en die van onderaf op te bouwen, niet van bovenaf.

Het nieuwe democratische socialisme versus de barbarij

De behoefte aan socialisme kan alleen op lokaal niveau spontaan ontstaan, want daar wordt de behoefte aan sociale rechtvaardigheid – aan het opbouwen en onderhouden van een systeem – het meest acuut gevoeld. Deze behoefte en het specifieke soort sociale rechtvaardigheid dat nodig is, kunnen in diverse regioʼs van Rusland verschillen. Daarom moeten ze lokaal worden gearticuleerd, en wanneer dat gebeurt, moeten ze worden geformuleerd en geformaliseerd in een politieke agenda – eerst regionaal, en dan federaal. Pas in een bepaalde politieke fase van de nieuwe democratie kan het nieuwe socialisme in de openbare discussie worden gebracht, en kan uiteindelijk op zijn minst een gedeeltelijke consensus bereikt worden. Dan zouden ondernemers uit Chabarovsk, werknemers uit Norilsk en programmeurs uit Moskou het eens kunnen worden, hun vooruitzichten op waarde kunnen schatten en elkaar als medeburgers kunnen erkennen. In dit nieuwe Rusland zou een nieuw soort democratie aan een nieuw soort socialisme voorafgaan.

Maar waarom socialisme? Wat is daar zo belangrijk aan? Op dit punt keren we terug naar het ʻsocialisme of barbarijʼ-dilemma. In Rusland zijn er vandaag de dag twee fundamentele reeksen van sociaal-economische problemen. Hoewel ze met elkaar verwant zijn, staan ze nog steeds los van elkaar.

De eerste reeks problemen heeft alleen betrekking op de situatie in Rusland, zoals ik die hierboven heb geschetst. Maar er is ook een tweede, wereldwijde reeks problemen: het land wordt er nu al mee geconfronteerd, maar de belangrijkste uitdagingen liggen nog voor ons en de huidige regering van Rusland is er eenvoudigweg niet op voorbereid, omdat zij er diep van overtuigd is dat de mondiale agenda het land in het geheel niet aangaat. In de eerste plaats gaat het om wat wordt bedoeld met de term ʻklimaatverandering,ʼ met alle gevolgen van dien, en in de tweede plaats om de uitputting van de natuurlijke hulpbronnen. Ten slotte is er, hoewel het nog heel ver weg lijkt (ook al ligt het in feite om de hoek), de automatisering van productie en diensten, waardoor miljoenen mensen hun baan zullen kwijtraken; mensen die gevoed, gekleed, beschermd en vermaakt zullen moeten worden. Het laatstgenoemde probleem zou overigens wel eens het moeilijkste kunnen zijn: mensen die van werk verstoken blijven, kunnen een diepe psychologische crisis doormaken.

Als er geen oplossing komt voor de eerste en tweede reeks problemen, zal het land onvermijdelijk in de barbarij verzanden waarvoor Engels, Kautsky en Luxemburg hebben gewaarschuwd. Alleen zal dit geen ʻmiddeleeuwse barbarijʼ zijn, maar de barbarij van de dystopische post-apocalyptische Hollywoodfilms: een milieucatastrofe plus totale sociale versplintering. Alleen een sterke staat die zich baseert op een werkelijk democratische consensus kan dit voorkomen. Deze consensus moet voortvloeien uit het lokale grassroots-socialisme, geformuleerd in politieke termen en belichaamd in een nieuwe staatsstructuur (democratie). Deze staat moet onvermijdelijk een verzorgingsstaat zijn, dat wil zeggen: een staat waarin het behoud van een minimale sociale rechtvaardigheid prioriteit moet genieten.

George Orwell, een van de meest subtiele critici van de ʻbarbarij van het socialismeʼ (de Sovjet-versie), was een fervent voorstander van het democratisch socialisme, dat hij als het tegendeel van het totalitarisme beschouwde. Hij koesterde geen illusies over het Britse proletariaat of de Britse linkse intelligentsia. Toch was Orwell er zeker van dat democratisch socialisme mogelijk was. Voor hem was het geen illusie, maar de meest urgente, praktische noodzaak in een wereld die door de Tweede Wereldoorlog, de naoorlogse verwoesting en de Koude Oorlog was vertrapt. Dit was de belangrijkste boodschap van Orwell: het democratisch socialisme is de enige manier om barbarij te voorkomen. Nadat Rusland honderd jaar geleden zijn democratische revolutie met een socialistische revolutie heeft verwoest, heeft het land nu de kans om beide revoluties in één keer over te doen.

Uit het Russisch in het Engels vertaald door Thomas Campbell, en uit het Engels in het Nederlands door Menno Grootveld

Categorieën
Filosofie Politiek

Onverschilligheid als de banaliteit van het kwaad

Oorspronkelijke tekst (Engels): The New Yorker, 15 december 2020

fotografie: Tanya Sazansky

door Masha Gessen

Masha Gessen (13 januari 1967) is een Russisch-Amerikaanse journalist, auteur, vertaler en activist, en een uitgesproken criticus van de president van Rusland, Vladimir Poetin, en de president van de Verenigde Staten, Donald Trump.

De beelden van de eerste mensen die het COVID-19-vaccin toegediend krijgen duiden op het einde van deze nachtmerrie. Maar totdat pandemie daadwerkelijk voorbij is zullen er in de Verenigde Staten vermoedelijk nog honderdduizenden mensen sterven. Het zou wel eens onnodig lang kunnen duren voordat er sprake is van een terugkeer naar een leven zonder social distancing en zelf-isolatie, en voordat er een einde komt aan onze eenzaamheid, omdat de regering-Trump niet zoveel doses van het vaccin heeft besteld als zij had kunnen doen. We zijn eraan gewend geraakt dat deze president de Amerikanen op catastrofale wijze in de steek laat, en we zijn eraan gewend geraakt om deze mislukkingen te wijten aan twee eigenschappen van zijn regering: wreedheid en militante incompetentie. Maar er is nog een derde eigenschap, die kenmerkend is voor vele, zo niet alle, autocratieën ter wereld, te weten: onverschilligheid.

Vorige week meldde de New York Times dat de Amerikaanse regering, voordat Pfizer de proeven met zijn vaccin had beëindigd, herhaalde aanbiedingen had afgewezen om honderden miljoenen doses extra te kunnen krijgen. In het verhaal stond geen verklaring voor deze beslissing, behalve een anoniem citaat dat Pfizer ʻgeen geld van de regering mocht krijgenʼ voordat er afdoende bewijs was geleverd voor de effectiviteit van het vaccin. Naast het feit dat het citaat op een humeurige geest duidde, sloeg het de plank ook volledig mis: Pfizer had helemaal geen federaal geld voor onderzoek en ontwikkeling geaccepteerd van het vaccinprogramma van de overheid, Operation Warp Speed, en de Amerikaanse overheid had niets hoeven betalen als het Pfizer-vaccin niet door de klinische proeven was gekomen. Nadat het verhaal was gepubliceerd, ondervroeg de maker van de podcast ʻThe Dailyʼ van de New York Times, Michael Barbaro, de belangrijkste verslaggever voor het verhaal, Sharon LaFraniere, over de kwestie wie het besluit had genomen om af te zien van het bestellen van die extra doses, en waarom. Er lijkt geen duidelijk antwoord te zijn: iemand, of een paar mensen, deed of deden dat gewoon.

Een van de bekendste en zinnigste begrippen uit de 20e-eeuwse politieke theorie is Hannah Arendts ʻbanaliteit van het kwaad,ʼ voortgekomen uit haar pogingen om de beweegredenen van Adolf Eichmann, een architect van de Holocaust, te begrijpen. Het begrip is zo geïnterpreteerd dat Eichmann, ondanks zijn hoge positie, slechts een radertje in een mechaniek was dat met of zonder hem ook wel zou hebben gefunctioneerd, en dat hij volkomen normaal was voor zijn tijd – een vormeloze man die zich aan ieder tijdperk zou hebben geconformeerd. Dit alles klopt. Maar wat Arendt misschien het meest opviel toen ze voor The New Yorker verslag deed van het Eichmann-proces, was Eichmanns onverschilligheid. Ze merkte op dat hij zich een aantal van zijn meest ingrijpende, moorddadige activiteiten niet leek te herinneren, niet omdat hij een slecht geheugen had – en ook niet, naar zij veronderstelde, omdat hij een slecht geheugen voorwendde –, maar omdat het hem allemaal niets kon schelen en het hem destijds ook niets kon schelen. Eichmann herinnerde zich twee dingen wél heel goed: vermeende onrechtvaardigheden jegens hem – tijdens zijn proces in Jeruzalem toonde hij zich een eersteklas zeurpiet – en gebeurtenissen die zijn eigen carrière vooruit hadden geholpen, zoals toen belangrijke mensen hem hadden opgemerkt en hem bijvoorbeeld hadden meegenomen om te bowlen.

De parallellen liggen voor de hand. Op basis van wat we over Donald Trump weten, zal hij zich 2020 herinneren als een jaar waarin hij onrechtvaardig werd behandeld door de kiezers, de rechtbanken en de media, en ook als een jaar waarin hij golfde. In dit jaar van het coronavirus heeft Trump zich heen en weer bewogen tussen het houden van briefings en het doen alsof de pandemie voorbij was, terwijl hij bleekmiddel als remedie aanbeval en opschepte over zijn eigen geweldige herstel. Maar wat hij consequent heeft laten zien, terwijl in dit land driehonderdduizend mensen zijn overleden en miljoenen mensen ziek zijn geworden door het virus, is dat het hem allemaal niets kon schelen. Memorabele nieuwsverhalen hebben de aandacht gevestigd op de wrede en egoïstische manieren waarop deze regering de pandemie heeft aangepakt, zoals toen de schoonzoon van de president, Jared Kushner, het naar verluidt als politiek voordelig beschouwde dat het virus staten met een democratische regering onevenredig hard trof, of toen Trump middelen achterhield voor staten waarvan de gouverneurs hem hadden bekritiseerd. Trump wilde klaarblijkelijk de beperkingen die de verspreiding van COVID-19 moesten tegengaan opheffen, omdat hij een economische impuls op korte termijn wilde die zijn herverkiezingskansen had kunnen helpen. Maar hij wilde ook hartstochtelijk en zelfs wanhopig graag een vaccin, en hij wilde daar de eer voor opstrijken. Zijn regering stak geld in Operation Warp Speed. En vervolgens deed ze niets meer, zonder enige reden – althans, voorzover we nu kunnen overzien, maar waarschijnlijk omdat er geen echte reden wás. Iemand heeft misschien gedacht dat het zijn taak niet was. Iemand wilde Pfizer misschien een loer draaien wegens het weigeren van het zo genereus door Trump ter beschikking gestelde geld. Iemand heeft misschien in een overmoedige bui gedacht dat Pfizer altijd later nog wel gedwongen zou kunnen worden om extra doses te produceren. Trump zelf was waarschijnlijk aan het golfen.

Ik heb veel artikelen en verschillende boeken geschreven over de transformatie van Rusland onder Vladimir Poetin, maar de ervaring die ik altijd het moeilijkst te beschrijven heb gevonden was die van het gevoel alsof alle creativiteit en verbeelding uit de maatschappij werden gezogen nadat hij aan de macht was gekomen. De reden daarvoor is niet zozeer censuur of zelfs maar intimidatie, maar onverschilligheid. Toen de staat bijvoorbeeld de televisie overnam, werd het nieuws niet alleen gecensureerd: de nieuwe bazen gaven gewoonweg niets om de kwaliteit van het beeldmateriaal of het geschrevene. Hetzelfde gebeurde in andere media, in de architectuur, en in de filmindustrie. Het leven in een autocratie is onder meer heel saai.

Niets doet me zozeer denken aan Rusland als de laattijdige poging van de regering-Trump om de Amerikanen aan te moedigen zich te laten inenten. Daarbij zal worden voortgebouwd op een eerdere poging om de ʻwanhoopʼ als gevolg van de pandemie te ʻoverwinnen,ʼ waarbij ruim een kwart miljard dollar werd verspild of gewoonweg niet werd uitgegeven, omdat de betrokken ambtenaren probeerden om tweehondervierenzeventig beroemdheden, die al dan niet gevraagd waren om aan de promotiecampagne deel te nemen, ideologisch door te lichten. Velen leken, volgens documenten die door de Commissie voor Toezicht en Hervorming van het Huis werden vrijgegeven, te zijn gediskwalificeerd omdat ze zich kritisch hadden uitgelaten over Trump. Diverse beroemdheden weigerden mee te werken, en slechts een handvol, waaronder Dennis Quaid, stemde met het verzoek in; Quaid trok zich vervolgens echter weer terug, en de campagne stierf een zachte dood. Was het allemaal oplichterij geweest? Of een bijzonder domme versie van een heksenjacht in Hollywood? Waarschijnlijk niet. Het was vermoedelijk een verhaal over een president en een regering die zich bekommeren om onbenulligheden, maar niet om mensen.

Vertaling: Menno Grootveld

Categorieën
Economie Politiek

Bidens keuze als minister van landbouw stuit op weerstand

Oorspronkelijke tekst (Engels): The Guardian, 21 december 2020

fotografie: People’s Action

door George Goehl

George Goehl is directeur van People’s Action

Tom Vilsack is een jaknikker uit het bedrijfsleven en een voormalig lobbyist met een trieste staat van dienst uit de tijd van zijn vorige ministerschap

Het is onwaarschijnlijk dat Joe Biden heeft zien aankomen dat, van al zijn kabinetsbenoemingen, zijn keuze als minister van landbouw de grootste reuring zou veroorzaken. Toch is dat precies wat er is gebeurd.

De vroegere én (als het aan Biden ligt, aanstaande) minister Tom Vilsack, een soort draaideur-crimineel, verenigt in zijn persoon zo ongeveer alles wat zo velen frustreert als het over de Democratische partij gaat. Zijn eerdere ministerschap was bezaaid met mislukkingen, die zich uitstrekten van het vervalsen van data over zwarte boeren en discriminatie tot het buigen voor grote bedrijfsconglomeraten.

De benoeming van Vilsack werd ronduit afgewezen door een deel van de mensen die Biden hebben geholpen Trump te verslaan: organisaties die zwarte mensen vertegenwoordigen, progressieve plattelandsorganisaties, boeren met een familiebedrijf en milieu-activisten. Als het Biden-team op zoek was naar manieren om de multiraciale arbeidersklasse onder één noemer te verenigen, dan is het daarin geslaagd – in de vorm van gezamenlijk verzet tegen deze keuze.

We herinneren ons nog dat Vilsack agrarische gemeenschappen bezocht, en dat hij verwoestende getuigenissen hoorde over de misdadige behandeling van de contractlandbouwers door de grote agrarische bedrijven. Hij gaf uiting aan zijn bezorgdheid, maar er gebeurde niets: het ministerie van Justitie en het ministerie van Landbouw (USDA) lieten hun oren hangen naar lobbyïsten van de agrarische industrie en vertegenwoordigers van grote bedrijven, waardoor ze een gouden kans lieten liggen om de vleesverwerkende monopolies aan banden te leggen.

We herinneren ons nog dat Vilsacks USDA zwarte boeren dwarsboomde die klachten hadden geuit over rassendiscriminatie, en dat het ministerie de eigen staat van dienst op het gebied van de burgerrechten mooier deed voorkomen dan die in werkelijkheid was. Dat kwam bovenop het aan de dijk zetten van Shirley Sherrod, een zwarte, vrouwelijke USDA-ambtenaar, nadat extreemrechtse media een vals artikel hadden gepubliceerd, waardoor zij zich gedwongen zag haar ontslag in te dienen.

We herinneren ons nog dat Vilsack zijn baan bij de USDA een week te vroeg vaarwel zei om lobbyist te worden, als directeur van de US Dairy Export Council. Hij kreeg een miljoenensalaris om hetzelfde mislukte beleid als dat van zijn ministerschap uit te voeren en de wensen van de zuivelmonopolies in te willigen. Ondanks het feit dat hij nu weer genomineerd is om leiding te geven aan de USDA, wordt hij nog steeds betaald als lobbyist.

De nieuwe president had deze misstanden moeten rechtzetten door een gedurfde nieuwe koers uit te stippelen voor de plattelandsgemeenschappen en boeren in Amerika. In plaats daarvan duidde de nominatie van Vilsack op méér van hetzelfde.

ʻDe Democraten moeten iets groots doen als ze willen dat de mensen op het platteland hen weer gaan steunen,ʼ zei Francis Thicke, een boer met een familieboerderij in Fairfield, Iowa, onlangs tegen ons. ʻDe status quo werkt niet meer, en dat is een van de redenen dat Vilsack de verkeerde keuze is.ʼ

Na de overwinning van Trump in 2016 begon de organisatie waar ik leiding aan geef, Peopleʼs Action, met een grootschalig luisterproject. We doorkruisten het platteland van Amerika – van familiebedrijven in Iowa en de Driftless-regio van Wisconsin, tot de Thumb of Michigan en de heuvels van Appalachia. We voerden tienduizend gesprekken met Amerikanen op het platteland. Toen we de mensen die we ontmoetten vroegen wat voor hun gemeenschap de grootste hinderpaal was om te krijgen wat nodig was, luidde het voornaamste antwoord (81 procent) dat de overheid in de zak zat van het bedrijfsleven. De keuze voor Vilsack doet niets om deze zorgen weg te nemen.

Zoals Michael Stovall, de oprichter van Independent Black Farmers, tegen Politico zei: ʻVilsack is niet goed voor de landbouwsector, punt uit. Als het gaat om burgerrechten, de rechten van mensen, is hij niet de juiste figuur.ʼ

Mike Callicrate, een veeboer uit Colorado Springs, was al even openhartig. ʻVilsack heeft de grote monopolies van de agro-industrie geholpen het platteland van Amerika uit te zuigen,ʼ zei hij tegen ons, ʻwaardoor de kansen voor jongeren om terug te keren en op onze boerderijen en ranches te gaan werken sterk zijn afgenomen. Zijn beleid heeft tot een catastrofale achteruitgang van het platteland geleid, gevolgd door zelfmoordcijfers die sinds de landbouwcrisis van de jaren tachtig niet meer zijn voorgekomen.ʼ

Biden had een kans om eindelijk wat misstanden recht te zetten. Jammer genoeg heeft hij op dit punt de plank volledig misgeslagen.

Vertaling: Menno Grootveld