Categorieën
Filosofie Politiek

Onverschilligheid als de banaliteit van het kwaad

Oorspronkelijke tekst (Engels): The New Yorker, 15 december 2020

fotografie: Tanya Sazansky

door Masha Gessen

Masha Gessen (13 januari 1967) is een Russisch-Amerikaanse journalist, auteur, vertaler en activist, en een uitgesproken criticus van de president van Rusland, Vladimir Poetin, en de president van de Verenigde Staten, Donald Trump.

De beelden van de eerste mensen die het COVID-19-vaccin toegediend krijgen duiden op het einde van deze nachtmerrie. Maar totdat pandemie daadwerkelijk voorbij is zullen er in de Verenigde Staten vermoedelijk nog honderdduizenden mensen sterven. Het zou wel eens onnodig lang kunnen duren voordat er sprake is van een terugkeer naar een leven zonder social distancing en zelf-isolatie, en voordat er een einde komt aan onze eenzaamheid, omdat de regering-Trump niet zoveel doses van het vaccin heeft besteld als zij had kunnen doen. We zijn eraan gewend geraakt dat deze president de Amerikanen op catastrofale wijze in de steek laat, en we zijn eraan gewend geraakt om deze mislukkingen te wijten aan twee eigenschappen van zijn regering: wreedheid en militante incompetentie. Maar er is nog een derde eigenschap, die kenmerkend is voor vele, zo niet alle, autocratieën ter wereld, te weten: onverschilligheid.

Vorige week meldde de New York Times dat de Amerikaanse regering, voordat Pfizer de proeven met zijn vaccin had beëindigd, herhaalde aanbiedingen had afgewezen om honderden miljoenen doses extra te kunnen krijgen. In het verhaal stond geen verklaring voor deze beslissing, behalve een anoniem citaat dat Pfizer ʻgeen geld van de regering mocht krijgenʼ voordat er afdoende bewijs was geleverd voor de effectiviteit van het vaccin. Naast het feit dat het citaat op een humeurige geest duidde, sloeg het de plank ook volledig mis: Pfizer had helemaal geen federaal geld voor onderzoek en ontwikkeling geaccepteerd van het vaccinprogramma van de overheid, Operation Warp Speed, en de Amerikaanse overheid had niets hoeven betalen als het Pfizer-vaccin niet door de klinische proeven was gekomen. Nadat het verhaal was gepubliceerd, ondervroeg de maker van de podcast ʻThe Dailyʼ van de New York Times, Michael Barbaro, de belangrijkste verslaggever voor het verhaal, Sharon LaFraniere, over de kwestie wie het besluit had genomen om af te zien van het bestellen van die extra doses, en waarom. Er lijkt geen duidelijk antwoord te zijn: iemand, of een paar mensen, deed of deden dat gewoon.

Een van de bekendste en zinnigste begrippen uit de 20e-eeuwse politieke theorie is Hannah Arendts ʻbanaliteit van het kwaad,ʼ voortgekomen uit haar pogingen om de beweegredenen van Adolf Eichmann, een architect van de Holocaust, te begrijpen. Het begrip is zo geïnterpreteerd dat Eichmann, ondanks zijn hoge positie, slechts een radertje in een mechaniek was dat met of zonder hem ook wel zou hebben gefunctioneerd, en dat hij volkomen normaal was voor zijn tijd – een vormeloze man die zich aan ieder tijdperk zou hebben geconformeerd. Dit alles klopt. Maar wat Arendt misschien het meest opviel toen ze voor The New Yorker verslag deed van het Eichmann-proces, was Eichmanns onverschilligheid. Ze merkte op dat hij zich een aantal van zijn meest ingrijpende, moorddadige activiteiten niet leek te herinneren, niet omdat hij een slecht geheugen had – en ook niet, naar zij veronderstelde, omdat hij een slecht geheugen voorwendde –, maar omdat het hem allemaal niets kon schelen en het hem destijds ook niets kon schelen. Eichmann herinnerde zich twee dingen wél heel goed: vermeende onrechtvaardigheden jegens hem – tijdens zijn proces in Jeruzalem toonde hij zich een eersteklas zeurpiet – en gebeurtenissen die zijn eigen carrière vooruit hadden geholpen, zoals toen belangrijke mensen hem hadden opgemerkt en hem bijvoorbeeld hadden meegenomen om te bowlen.

De parallellen liggen voor de hand. Op basis van wat we over Donald Trump weten, zal hij zich 2020 herinneren als een jaar waarin hij onrechtvaardig werd behandeld door de kiezers, de rechtbanken en de media, en ook als een jaar waarin hij golfde. In dit jaar van het coronavirus heeft Trump zich heen en weer bewogen tussen het houden van briefings en het doen alsof de pandemie voorbij was, terwijl hij bleekmiddel als remedie aanbeval en opschepte over zijn eigen geweldige herstel. Maar wat hij consequent heeft laten zien, terwijl in dit land driehonderdduizend mensen zijn overleden en miljoenen mensen ziek zijn geworden door het virus, is dat het hem allemaal niets kon schelen. Memorabele nieuwsverhalen hebben de aandacht gevestigd op de wrede en egoïstische manieren waarop deze regering de pandemie heeft aangepakt, zoals toen de schoonzoon van de president, Jared Kushner, het naar verluidt als politiek voordelig beschouwde dat het virus staten met een democratische regering onevenredig hard trof, of toen Trump middelen achterhield voor staten waarvan de gouverneurs hem hadden bekritiseerd. Trump wilde klaarblijkelijk de beperkingen die de verspreiding van COVID-19 moesten tegengaan opheffen, omdat hij een economische impuls op korte termijn wilde die zijn herverkiezingskansen had kunnen helpen. Maar hij wilde ook hartstochtelijk en zelfs wanhopig graag een vaccin, en hij wilde daar de eer voor opstrijken. Zijn regering stak geld in Operation Warp Speed. En vervolgens deed ze niets meer, zonder enige reden – althans, voorzover we nu kunnen overzien, maar waarschijnlijk omdat er geen echte reden wás. Iemand heeft misschien gedacht dat het zijn taak niet was. Iemand wilde Pfizer misschien een loer draaien wegens het weigeren van het zo genereus door Trump ter beschikking gestelde geld. Iemand heeft misschien in een overmoedige bui gedacht dat Pfizer altijd later nog wel gedwongen zou kunnen worden om extra doses te produceren. Trump zelf was waarschijnlijk aan het golfen.

Ik heb veel artikelen en verschillende boeken geschreven over de transformatie van Rusland onder Vladimir Poetin, maar de ervaring die ik altijd het moeilijkst te beschrijven heb gevonden was die van het gevoel alsof alle creativiteit en verbeelding uit de maatschappij werden gezogen nadat hij aan de macht was gekomen. De reden daarvoor is niet zozeer censuur of zelfs maar intimidatie, maar onverschilligheid. Toen de staat bijvoorbeeld de televisie overnam, werd het nieuws niet alleen gecensureerd: de nieuwe bazen gaven gewoonweg niets om de kwaliteit van het beeldmateriaal of het geschrevene. Hetzelfde gebeurde in andere media, in de architectuur, en in de filmindustrie. Het leven in een autocratie is onder meer heel saai.

Niets doet me zozeer denken aan Rusland als de laattijdige poging van de regering-Trump om de Amerikanen aan te moedigen zich te laten inenten. Daarbij zal worden voortgebouwd op een eerdere poging om de ʻwanhoopʼ als gevolg van de pandemie te ʻoverwinnen,ʼ waarbij ruim een kwart miljard dollar werd verspild of gewoonweg niet werd uitgegeven, omdat de betrokken ambtenaren probeerden om tweehondervierenzeventig beroemdheden, die al dan niet gevraagd waren om aan de promotiecampagne deel te nemen, ideologisch door te lichten. Velen leken, volgens documenten die door de Commissie voor Toezicht en Hervorming van het Huis werden vrijgegeven, te zijn gediskwalificeerd omdat ze zich kritisch hadden uitgelaten over Trump. Diverse beroemdheden weigerden mee te werken, en slechts een handvol, waaronder Dennis Quaid, stemde met het verzoek in; Quaid trok zich vervolgens echter weer terug, en de campagne stierf een zachte dood. Was het allemaal oplichterij geweest? Of een bijzonder domme versie van een heksenjacht in Hollywood? Waarschijnlijk niet. Het was vermoedelijk een verhaal over een president en een regering die zich bekommeren om onbenulligheden, maar niet om mensen.

Vertaling: Menno Grootveld